Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Maria, de moeder des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maria, de moeder des Heeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Lukas 2 : 7a.

De geboorte van een kind gaat door de zonde met veel smart gepaard. Bij de zondeval heeft de Heere al gezegd tot de vrouw: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren " (Gen. 3 : 16a).

Deze smart vindt haar oorsprong niet in de zonde van het kind, maar in de zonde van de ouders en van ons voorgeslacht. Het heeft daarom geen grond om te denken, dat Maria van deze smarten gevrijwaard is. Rome heeft zich ingespannen om in fantasierijke verhalen de geboorte van de Heere Jezus te herschrijven en spreekt over een pijnloze bevalling voor Maria, maar Gods Woord spreekt hier niet over. En dat Maria veel smart heeft ervaren met betrekking tot haar zwangerschap staat wel vast. Wilde de rechtvaardige Jozef haar niet heimelijk verlaten? Wat moet het voor haar geweest zijn niet te kunnen spreken over het wonder in haar schoot, zelfs niet met haar ondertrouwde man! Wat moet hij van haar gedacht hebben? Hij wilde haar niet openlijk te schande maken en heeft dus ongetwijfeld haar in zijn gedachten verontschuldigd, maar toch moet zijn onbegrip voor Maria een zware beproeving zijn geweest. Hoe kon zij evenwel van het onbegrijpelijke wonder gewagen! Wie zou haar geloven? Niemand immers! Hier moest God kennis van geven en daarop heeft zij Wat zal de reis van Nazareth naar Bethlehem ook een smartelijke tocht geweest zijn voor de zwangere maagd! Ze zal hebben uitgezien naar de vervulling van Gods belofte, maar heeft gedacht dat dit toch in haar eigen woning plaats kon vinden. Naar vermogen zou ze alles daarvoor in gereedheid brengen, en toen kwam het onbegrepen bevel van de keizer: Ze moesten naar Bethlehem! Wat heeft de reis veel van haar krachten gevergd en wat zal die onherbergzaamheid in die stad Davids haar tegengevallen zijn! Nergens was plaats voor deze hoogzwangere vrouw. Wist God dan niet van haar moeite en pijn? Was Hij dan Zijn dienstmaagd vergeten? Het leek erop als ze slechts op de omstandigheden zag. Nee, haar smart was niet gering in haar dracht.

In een schamele stal in Bethlehem is het grote wonder gebeurd. "Het Woord is vlees geworden!" (Joh. 1 : 14a). "God is geopenbaard in het vlees" (1 Tim. 3 : 16a). "De volheid der godheid woonde in Hem lichamelijk" (Kol. 2 : 9).

Het zijn alle Bijbelse spreekwijzen die het wonder verwoorden, dat toch geen mens vatten kan. De Zoon van God heeft de menselijke natuur aangenomen, werd de broederen in alles gelijk uitgenomen de zonde (Hebr. 2 : 17, 4 : 15), heeft Zichzelf vernietigd en kwam in de gestalte van een dienstknecht (Filipp. 2 : 7), zo is er van gezegd. Maar wie kan de diepte van deze woorden peilen? De eeuwige God kwam in de tijd, de Koning der koningen werd Knecht, de Almachtige werd als een onmachtige, de Onafhankelijke werd een afhankelijk Kind, de Alwijze werd als een onwetende, de Heilige kwam temidden van zondaren, de Rechtvaardige werd tot zonde gemaakt, de Barmhartige kwam temidden van onbarmhartigen en Hij, Die liefde is, kwam temidden van haat. Wie kan de pijn van deze vernedering meevoelen? Niemand kan het gevoelen zoals Hij het gevoeld heeft. Maar het meest hierbij betrokken was Maria, de moeder des Heeren! Wat moet de tegenstelling, waar ze iets van inleefde, haar smart over haar lage staat hebben vermeerderd, maar ook haar verwondering hebben gewekt. Hij wilde tot haar komen, in haar vlees en bloed om dat tot het Zijne te maken! Zo ooit bij een bevalling pijn en vreugde verenigd zijn - en dit zijn ze! - zo toch hier wel in een bijzondere zin! Hier wordt het wonderteken, dat Jesaja van de Heere aan Achaz bekend moest maken, werkelijkheid: mmanuël: od met ons!

De vraag kan gesteld worden - en ze is al dikwijls gesteld en verkeerd beantwoord - of de Heere Jezus Zijn menselijke natuur niet had kunnen meebrengen uit de hemel. Dat Hij een menselijk lichaam kon aannemen, heeft Hij in het Oude Testament herhaaldelijk getoond. Zo verscheen Hij aan Abraham bij de eikenbossen van Mamre. Hij heeft zelfs een maaltijd bij hem gebruikt! Ook verscheen Hij aan Jakob bij de Jabbok, aan Jozua voor Jericho en later nog vele andere malen, zonder dat Zijn godheid voor het natuurlijke oog te zien was. Waarom nu ook in het Nieuwe Testament niet als een volwassene gekomen om meteen maar Zijn dienstwerk te beginnen? Wel, omdat het dan geen dienstwerk was geweest!

Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen uit de maagd Maria; het wordt gemakkelijk nagezegd, maar wat een rijke troost ligt in dit geheimenis verborgen!

En dat heeft God gewild. Zo is het in het Oude Testament beloofd. Hij zou het Vrouwenzaad zijn. Abrahams Zaad, de Davidszoon, Immanuël. Zo is Hij in de volheid des tijds gekomen. Paulus schrijft: Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden" (Gal. 4 : 4, 5). Dit zouden wij nooit verkrijgen zonder Zijn komst in de moederschoot van Maria.

Het betaamde Hem alle gerechtigheid te vervullen! Daarom ging Hij heel de weg van het menselijk leven op aarde, om ook van heel die weg de zonden te kunnen verzoenen. Zo, en zo alleen, is het mogelijk dat de kleine kinderen die sterven eer ze geboren zijn, toch genade krijgen. Ze worden niet zalig zonder een Zaligmaker! Hij vervulde de wet in een dadelijke gehoorzaamheid ook in zijn prille jeugd. Zo kunnen kinderzonden vergeven worden en kan de gerechtigheid van zijn kinderleven tot troost zijn voor ongehoorzame kinderen, die hun zonden belijden, maar zelf niet kwijt kunnen raken. En vanwaar moet hun gerechtigheid komen, die kinderen een recht geeft op het eeuwige leven? Is het niet ook door de kinderlijke onderdanigheid van de Heere Jezus!

Hij moest de broederen in alles gelijk worden om een barmhartig en getrouw Hogepriester te zijn in de dingen die bij God te doen waren, om de zonde des volks te verzoenen (Hebr. 2 : 17).

Zo is Hij ons dan ook gelijk geworden, uitgenomen de zonde, opdat Hij met onze zonden beladen zou kunnen worden om die weg te dragen. Zijn goddelijke natuur, die in dit alles verscholen was, bleef wezenlijk aanwezig, om Hem te ondersteunen in Zijn borgwerk, maar ook om het die waarde te geven, die ons nodig is: een eeuwige waarde. Ja, Zijn menswording mag wel "bekwaammaking" worden genoemd, en wie in zijn verlorenheid een borg nodig krijgt, zal dit alles niet meer als dorre dogmatiek terzijde werpen! Die zal verwonderd overdenken, hoe God een heilsplan heeft ontvouwd in de menswording van de Zoon van God, dat volkomen zaligheid kan brengen voor de diepst gezonkene hier op aarde.

Maria heeft gezongen van haar nederheid, haar lage staat, haar onwaardigheid. Zij heeft de komst van haar Zaligmaker in haar schoot beleefd als een tegenstelling, waarvan woorden de uitersten niet kunnen vatten. Dat zo'n hoge God, zo'n lage maagd tot Zijn woning wilde maken kon slechts het geloof omhelzen. Door de Heilige Geest bevrucht heeft zij Hem gebaard. Die haar het leven gaf Nog komt Hij door de Heilige Geest daar, waar eigenlijk geen plaats is. Hij maakt Zelf plaats in het hart waar Hij wil wonen en tronen.

Wie durft dan te zeggen hiervoor te diep gezonken te zijn? Hier kan men alleen te hoog voor staan. Wie kan dan zeggen hiervoor te onwaardig te zijn? Hier kan men alleen te waardig voor zijn! Wie meent hiervoor te gering te zijn? Men kan hiervoor slechts te hoogmoedig zijn. Wie daarom zijn diepe val, zijn verlorenheid en onwaardigheid niet wil erkennen: U staat te hoog voor de vernederde Zoon van God. Hij kwam om dwaze, onmachtige zondeslaven, die voor verlossing afhankelijk zijn van vrije genade, tot een algenoegzaam Zaligmaker te zijn. Maar o, hoe wonderlijk geschikt, hoe volmaakt bekwaam is Hij, Die de godheid en mensheid in één Persoon verenigde, en hoe onbegrijpelijk gewillig in de vernedering die Hij onderging om hen te verhogen!

Wie is aan onze God gelijk? Die armen opricht uit het slijk; nooddruftigen, van elk verstoten goedgunstig opheft uit het stof, en hen, verrijkt met eer en lof, naast prinsen plaatst en wereldgroten? . . . . (Psalm 113 : 4)

Rotterdam-Zuid

ds. C.J. Meeuse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

Maria, de moeder des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1991

De Saambinder | 12 Pagina's