Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De orde des heils 2.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De orde des heils 2.

De roeping

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar zijt gij?

De eerste vrucht van Gods verkiezende genade is de roeping!

Die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen.

Wij zien dat reeds in het leven van Adam. Adam had gezondigd!

Adam vluchtte van God weg!

Adam verborg zich voor het aangezicht des Heeren in het midden van het geboomte des hofs.

Maar de Heere riep Adam en zeide tot hem: „Waar zijt gij?”

Hoe schoon spreekt onze belijdenis daarvan in art. 17 N.G.B.: „Wij geloven dat onze goede God, door Zijn wonderlijke wijsheid en goedheid ziende, dat zich de mens alzo in de lichamelijke en geestelijke dood geworpen en geheel ellendig gemaakt had, Zichzelven begeven heeft om hem te zoeken, toen hij al bevende voor Hem vlood”.

Achter deze roeping van Adam stelt onze belijdenis dus: Gods zoekende liefde.

God zoekt de verloren mens!

God zoekt, de aan de lichamelijke en geestelijke dood onderworpen mens!

Wij zien dat licht van Gods zoekende liefde uitstralen tegen de donkere achtergrond van oordeel en gericht.

Adam werd voor God gedagvaard!

Zijn zonde, werd hem duidelijk voor ogen gesteld, ’ t oordeel werd afgekondigd. Maar te midden van deze donkerheid van oordeel en gericht ontstak de Heere zelf het licht van het Evangelie. In onze belijdenis lezen wij: „En heeft nem getroost, belovende hem Zijn Zoon te geven, die worden zou uit een vrouw om de kop der slang te vermorzelen, om hem gelukzalig te maken”.

Zo wil de Heere dat tot op de dag van vandaag. Het Evangelie zal verkondigd worden tegen de donkere achtergronden van zonde en schuld, oordeel en gericht. En dan laat het Evangelie tot allen die het beluisteren deze roepstem horen: Waar zijt gij? Bekeert u en gelooft het Evangelie!

Kunnen dode zondaren horen?

De opmerking is gemaakt, dat de roeping van geen betekenis moet worden geacht, omdat dode zondaren toch niet kunnen horen. Bekende theologen hebben daarom de wedergeboorte voor de roeping gesteld. Een kiem van nieuw leven zou éérst in het hart worden gelegd en daardoor zou dan de mogelijkheid zijn geschapen om de roeping Gods te kunnen horen. Op deze lijn ligt de leer van de sluimerende en veronderstelde wedergeboorte.

De schrift leert ons duidelijk, dat de roeping Gods komt tot geestelijk dode zondaren! Zo leren wij in Efeze 2 : „En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden”. In onze belijdenis wordt als vrucht van de roeping genoemd „de opwekking uit de doden”. Zoëven hebben wij gezien dat God Adam riep, die zich aan de lichamelijke en geestelijke dood had onderworpen.

Heeft deze roeping dan geen effect?

Is deze roeping dan zonder betekenis?

Uitwendige en inwendige roeping.

Tot het recht verstaan van de roeping in haar effect en betekenis is nodig dat wij letten op de onderscheiding: uitwendige en inwendige roeping!

Uitwendig worden allen geroepen, die onder het Evangalie komen.

Voor allen geldt het woord van Gods opzoekende liefde: Waar zijt gij?

Zo waarachtig als de Heere leeft, de Heere heeft geen lust aan uw dood, maar aan uw leven! Bekeert u, bekeert u, waarom zoudt gij sterven?

Deze roeping is welmenend!

Onze belijdenis zegt: „Zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen, want God betoont ernstiglijk en waarachtig in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is, n.l. dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven”.

Toch is deze roeping niet zaligmakend.

De oorzaak daarvan moeten wij zoeken in de geestelijke doodstaat van de mens!

Wij lezen in Ezech. 37 dat de profeet moest profeteren in een dal vol dorre doodsbeenderen.

Wat was het effect daarvan?

Daar kwam beroering! „En de beenderen naderden, elk been tot zijn been”.

„Er werden zenuwen op dezelven, en er kwam vlees op en een huid werd over dezelven getrokken, maar .... er was geen geest in hen”!

’ t Bleven dode lichamen!

Zo kan de uitwendige roeping wel een uiterlijke verandering brengen, een „onder het beslag komen van de waarheid”, maar geen innerlijke vernieuwing!

Daartoe is nodig de inwendige roeping! De inwendige roeping, gepaard gaande met het onwederstandelijke, krachtdadige werk van God, de Heilige Geest!

Ezechiël moest daarna dan ook profeteren tot de Geest!

„Gij Geest, kom aan van de vier winden en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden”!

„Toen kwam de Geest in hen, en zij werden levend en stonden op hunne voeten, een gans zeer groot heir”.

Zo zegt de schrift ook, dat de doden zullen horen, de stem van de Zone Gods, en die deze stem horen, zullen leven!

Zo hoorde een dode Lazarus, liggende in het graf, de stem van de Zone Gods, en hij stond op ten leven.

Deze inwendige roeping door Woord en Geest is levendmakend!

Hier beslist geen enkele wilsdaad van de mens, maar hier beslist alleen de wilsdaad, van de verkiezende liefde Gods! (D.L.R. 3.4.10).

Hier effectueert niet de „uiterlijke” prediking des Woords, gepaard gaande met de algemene werking des Geestes, maar hier effectueert alleen de prediking des Woords, epaard gaande met de bijzondere werking des Geestes. (D.L.R. 3.4.12).

Deze roeping is vrucht van de verkiezing!

Geroepen maar niet gewild.

Kan het zaligmakend effect van de roeping dus alleen verklaard worden uit het hart van de uitverkorenen, toch blijft de roeping voor ieder van grote betekenis en stelt de mens ook verantwoordelijk!

Ondanks zijn diepe val is de mens geen „stok en blok” geworden. (D.L.R. 3.4.16). Hij kan uiterlijk noren! Hij heeft denkvermogen, wilsvermogen, gevoelsvermogen. Hij heeft een conscientie. En daarom stelt God de mens ook verantwoordelijk voor wat hij doet met de roepstem Gods!

Onze onmacht, onze onwil, onze geestelijke doodstaat is onze schuld voor God! Schuilen achter deze schuld betekent onze schuld nog groter maken!

De Heere vraagt erkenning van deze schuld om dan biddend te leren luisteren, onder inroeping van het werk des Geestes, naar de welmenende roeping Gods.

Waar zijt gij? zo zegt de Heere! en dan moet de mens zijn schuilplaats uit. Zondaar worden voor God! Adam werd ook gedaagd voor het gericht!

Maar te midden van dat gericht sprak de Heere over de belofte van het Evangelie.

Deze belofte van het Evangelie laat de Heere nog doorklinken in de roeping. Deze belofte heeft de Heere zelfs betekend en verzegeld! Zou de Heere het dan zeggen en niet doen? Spreken en niet bestendig maken?

„Welgelukzalig, zegt de Heere, is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijne poorten, waarnemende de posten Mijner deur. Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van de Heere. Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan, allen die Mij haten hebben de dood lief”. (Spr. 8 : 34-36).

Ja er staat in Spr. 1: „Dewijl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd nebt, Mijn hand uitgestrekt heb en er niemand was die opmerkte .... Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen. Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden, zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De orde des heils 2.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's