Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het leven in de Bijbelse landen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het leven in de Bijbelse landen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(30)

De kleding

Ik raad u dat gij van Mij koopt.... en witte klederen opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde. Openb. 3 : 18.

In het Paradijs waren onze eerste ouders gekleed in onschuld. Die bedekking viel weg met hun misdaad. Meteen werd de behoefte aan kleding gevoeld en zij maakten schorten van vijgebladeren. Niet afdoende en niet duurzaam. De Heere gaf hun dierenvellen en trok hun die aan. Een teken van bedekking op grond van vergoten bloed. Een prediking!

Reeds in Genesis 31 lezen we van schapen scheren. Kennelijk werd toen reeds wol gebruikt om kleren van te maken.

Het verschil tussen mannen-en vrouwenkleding was in Israël niet zo groot als bij ons. Toch was er een in het oog lopend verschil. Het was verboden dat mannen vrouwenkleding droegen en andersom. Deze bepaling diende om te voorkomen dat de door God gestelde ordeningen en onderscheidingen doorbroken werden. Iets dat ook nu onze aandacht beslist verdient. Bovendien waren er verkleedpartijen in het kader van de heidense eredienst. Daar moest het volk afstand van nemen. ... , .

Het maken van kleding behoorde tot de taak van de vrouwen. Ook aanzienlijke vrouwen deden dit werk (Spr. 31).

Reeds spoedig bleef de funktie van kleding niet meer beperkt tot het bedekken van de naaktheid. In de tijd van de aartsvaders werd ze reeds gebruikt als status-symbool. Denk aan de veelkleurige rok die Jakob aan Jozef gaf

In Egypte droeg men linnen kleding, geweven van vlas. Daar was de kunst van spinnen, weven en borduurwerk tot hoge ontwikkeling gekomen. De Israëlieten hebben die kunst daar ook aangeleerd (1 Kron. 4:21). Daar kon men gebruik van maken bij het vervaardigen van priesterkleding en de kleden voor de tabernakel.

Aanvankelijk bleef de kleding van de gewone man eenvoudig. Pas onder de Koningen nam de weelde toe (2 Sam. 1 : 24). Dat bleef zo tot in de apostolische tijd (Jak. 5 : 2).

De eenvoudige kleding van de Israëliet bestond uit een lijfrok, die men aantrok en een opperkleed dat men omsloeg. De lijfrok leek op een hemd. Het was van wol of katoen gemaakt en blauw of wit van kleur. Men droeg het gewoonlijk op het blote lijf Had men niet méér aan, dan heette men "naakt" te zijn. De jongeling die bij de gevangenne­ ming van de Heere Jezus wegvluchtte was alleen nog gekleed in zijn onderkleed. Zo was Petrus gekleed toen hij druk was met het binnenhalen van de vis (Joh. 21). Omdat hij het niet gepast vond om zo de Heere Jezus te ontmoeten deed hij zijn opperkleed aan. Het komt er dus wel op aan hoe we in Gods huis gekleed zijn! De lijfrok sloot nauw en reikte tot aan de knie. Het werd met een gordel bijeen gehouden. De gordel was van leer of van linnen, twee handen breed en van gespen voorzien. Wie aan het werk ging of op reis moest, nam de plooien van zijn bovenkleed bijeen en stopte die vast in de gordel, zodat hij onder het lopen er niet door werd gehinderd. Dan waren de lendenen omgord. Er ontstond dan een soort zak. Men bewaarde daar wel geld in en waardevolle papieren (Matth. 10 : 9). De herder droeg daarin wel een lam ("in zijn schoot", Jes. 40 : II). Aan de gordel hing men schrijfgereedschap of een zwaard. Hij gaf de maatschappelijke welstand van de drager aan. Bij feestelijke gelegenheden diende hij ook als sieraad. Hij kon met gouddraad doorwerkt zijn en met edelgesteente bezet.

Het opperkleed of overkleed was een soort mantel, afkomstig van geitevellen. Dikwijls was het een groot vierkant stuk linnen dat als een mantel over de schouders geworpen werd. 's Nachts werd die als dekkleed gebruikt om in te slapen. Omdat men het dan niet kon missen moest een pandnemer het 's avonds teruggeven (Ex. 22 : 26, 27). Aan de vier hoeken of boorden moest men kwasten maken met hemelsblauwe snoertjes om het volk te herinneren aan Gods geboden (Num. 15 : 38, 39).

We lezen vaak van wisselklederen. Kwam iemand bestoven en bezweet bij zijn gastheer aan dan werd hem een fris kleed aangeboden, soms om te behouden. Zo'n wijd, los omgeworpen kleed paste altijd wel. De fout van de man zonder bruiloftskleed was dat hij geen kleed in ontvangst had willen nemen. Het was hem aangeboden.

Het rouwkleed voor mannen en vrouwen werd een zak genoemd. Het bestond in een zwart of donkerbruin kleed van grove wol of kemelshaar. Het was nauw en alleen van armsgaten voorzien.

Voor schoeisel gebruikte men leren zolen of sandalen die met riemen werden vastgebonden. In de tijd van Ezechiël waren schoenen van dassevellen zeer modern. Men deed ze uit als men een kamer of een heilige plaats betrad. Zo sprak de Heere tot Mozes bij het brandende braambos: "Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat is heilig land". Kent u die ervaring al?

Voorname mensen lieten zich deze sandalen door slaven aandoen, vastbinden, losmaken en achterna dragen. Daarop doelt David in Psalm 60 : 10: Op Edom zal ik mijn schoen werpen". Johannes de Doper vond het een te grote eer voor zichzelf om dit voor Christus te mogen doen (Matth. 3 : 11). Armen en rouwdragenden gingen op blote voeten.

De sandaal was ook het symbool van de voet die over het eigendom liep. Bij overdracht van onroerend goed werd als symbool een schoen overhandigd (Ruth 4:8).

In verband met de brandende zon moest men buiten wel een hoofddeksel dragen. Het bestond uit een muts of tulband. In diepe rouw ging men blootshoofds.

Bij vrouwen was het onderkleed in de regel wijder, langer en fijner van stof. De gordel, doorgaans van fijn linnen, werd lager op de heupen en los gedragen. Het opperkleed was wijd en lang, dikwijls scharlakenrood, van kostbare stof, veelkleurig geborduurd. Men kende verschillende soorten sluiers.

In zijn brieven gebruikt de apostel Paulus de uitdrukking "Christus aandoen". Hij wijst daarmee op de noodzaak om bekleed te zijn met de gerechtigheid van Christus. Alleen dit is wezenlijke bedekking van onze naaktheid; dat is de bescherming en het sieraad die we nodig hebben.

Scherpenzeel,

Iz. den Dekker.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

Het leven in de Bijbelse landen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1990

De Saambinder | 12 Pagina's