Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

47.

Daarop kwamen zij op een plaats waar zij twee mannen. Dwaas en Onverstand, bezig zagen een moorman te wassen, met de bedoeling zijn huid blank te maken, maar hoe hard zij wreven, des te zwarter werd hij. Zij vraagden nu de herders wat dit te beduiden had. „Wel”, zeiden dezen, „gij ziet hier het beeld van een mens die innerlijk slecht is, alle middelen om een zodanige een goede naam te verwerven, kunnen hem nog slechts afschuwelijker maken. Zo was het met de farizeën, zo zal het zijn met alle geveinsden!” Op het Goddelijk vragen: „Zal ook een Moorman zijn huid veranderen, of een luipaard zijn vlekken?” volgt Zijn antwoord: „Zo zult gij ook kunnen goeddoen, die geleerd zijt kwaad te doen”. Een les van grote betekenis. Het ligt in de aard van de mens zich wat op te knappen, te verbeteren, terwijl wij onverbeterlijke zondaren zijn. Door deze heerlijke beloften worden wij gesteld in de totale onmogelijkheid daarvan: „En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u”. Zonder deze hartvernieuwende genade is het niet mogelijk het goede te doen en het kwade te haten.

Barmhartigheid, de vrouw van Mattheüs, zei nu tot Christinne: „Moeder, ik zou de ingang in de zijde des heuvels wel eens willen zien, die gewoonlijk de weg naar de hel wordt genoemd”. Haar moeder maakte de herders met die wens bekend en zij brachten Barmhartigheid bij die opening en daar hoorde zij stemmen uit de diepte. Eén hoorde zij kermen: „Wee mijner, waarom heeft mijn vader mijn voeten afgekeerd van de weg des vredes! “ Een ander kermde: „Ach, waarom ben ik niet gestorven vóór ik, om mijn leven te behouden, mijn ziel heb prijsgegeven! Weer een ander zuchtte: „O, had ik nog een leven, hoe geheel anders zou ik het besteden! ” Het werd de jonge vrouw zo angstig te moede, dat zij bleek en bevend terug snelde om die ontzettende plaats te verlaten.

Wee de mens, die op aarde de verantwoordelijkheid voor het heil van zijn onsterfelijke ziel weigert ter harte te nemen. Daarvoor is geen verontschuldiging, zodat die mens door de wroeging daarvan eeuwig gekweld zal worden in de hel. En dat zal hem treffen in de vijandschap van zijn onwil, want Christus zegt: „Gij hebt niet gewild dat Ik Koning over u zou zijn”. God heeft Hem uitermate verhoogd en een naam gegeven, welke boven alle naam is. Opdat in de naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zal belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkiieid Gods des Vaders”.

Wie door Zijn genade hier op zijn knieën mag komen voor de verheerlijkte Zaligmaker, bidt Hem eeuwig te mogen verheerlijken uit liefde tot Hem. Wordt dat niet onze beleving, dan zullen we in de buitenste duisternis moeten knielen zonder dat te willen, dus in het vuur van vijandschap. Wat is de mens, die voortleeft in zijn onbekeerlijkheid, toch een beklagenswaardig schepsel.

Nadat de herders hun al deze dingen hadden getoond, brachten zij hen weder in het paleis en verkwikten hen met het goede des huizes. Maar nu had Barmhartigheid een voorwerp gezien, dat zij zo gaarne zou bezitten, doch waarom zij niet durfde vragen. Toen zij nu aanzaten, verhaalde zij aan haar moeder, dat zij in één der zalen een spiegel had opgemerkt van gans bijzonder maaksel. In de ene zijde van het glas zag zij haar eigen gelaat, in de andere het beeld van de Heere Jezus Christus Zelf. Dat glas wenste zij wel voor altijd te bezitten, en nu bracht Christinne deze wens aan de herders over, omdat zij grote vertroosting daarvan op de weg verwachtte.

Ervaring, die bij ervaring het gebruik van het glas kende, zeide: „Roep haar terstond, zij mag voorzeker hebben alles wat zij verlangt te bezitten!” Nu werd zij geroepen en men vraagde haar: „Barmhartigheid, wat is er van uw verlangen?” Zij bloosde en zeide: „Zo geheel gaarne zou ik de spiegel hebben, die in gindse kamer is”. Terstond werd het glas gehaald door Oprechtheid, en met blijdschap aan haar gegeven. Dankbaar boog zij het hoofd en zeide: „Nu weet ik, dat ik genade gevonden heb in uw ogen!”

Bij het gebruik van de wonderlijke spiegel kan Barmhartigheid uitroepen met de bruid: „Ik ben zwart, doch liefelijk”. Zwart gelijk de zwerverstenten van Kedar, die buiten het verbond stonden. Liefelijk gelijk de gordijnen van Salomo, gelijk de tent des verbonds waar de ark des verbonds onder stond toen de tempel nog niet gebouwd was. Liefelijk was zij in Gods vergevende liefde door Christus.

Ook de andere vrouwen ontvingen geschenken, die zij zelf b(?geerden, en Christinne ontving een halssnoer en haar dochters evenzeer, en zij deden haar ringen in de oren en gaven haar juwelen voorhoofdsierselen.

En de mannen, kregen die niet wat? Dat was in dit geval niet nodig, zij waren ook gerechtigd daarvan gebruik te maken. Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams, hetwelk is de gemeente.

Hierop werd besloten de reis voort te zetten, en nu lieten de herders hen gaan, maar niet zonder dat zij dezelfde bemoedigingen en vertroostende vergezichten hadden aanschouwd, die ook de Pelgrim en zijn reisgezel getoond waren. Maar de vermaningen, die zij de Pelgrim hadden meegegeven, gaven zij hun niet, omdat zij Stoutmoedig tot gids hadden, die hen tijdig voor dreigende gevaren kon waarschuwen. Dit hadden zij dus op de Pelgrim voor. En nu trokken zij verder, onder het zingen van het lied:


Een rustplaats vindt, juist waar het nodig is,
De Pelgrim. Dan ontvangt hij lafenis
En gul onthaal bij hen, ciie ’t andere leven
Hem roemen als zijn thuis, het doel van al zijn streven.

’t Merkwaardigst dat zij hadden, zagen wij
Dat ons, schoon pelgrims, ’t leven vrolijk zij.
Ook schenken zij ons allerhande zaken.
Die, dat we pelgrims zijn, ons steeds indachtig maken.


Nadat zij de herders hadden verlaten, kwamen zij aan de plaats waar de Pelgrim Afwijkeruit de stad Afval had ontmoet. Stoutmoedig, hun gids, herinnerde hen hieraan, zeggende: „Hier op deze plek kwam de Pelgrim Afwijker tegen, die de aard van zijn afval op zijn rug geschreven droeg. Dit moet ik van deze man zeggen: Hij wilde naar geen raad luisteren, maar eenmaal tot afval gekomen, liet hij zich door geen overreding weerhouden. Toen hij op de plaats kwam, waar het kruis en het graf zijn, kwam hij iemand tegen, die hem de raad gaf daarheen te zien, maar hij knarste de tanden en riep, dat hij besloten was naar zijn eigen stad terug te keren. Eer hij de poort had bereikt, ontmoette hij Evangelist, die de hand op zijn schouder legde om hem te doen omkeren, maar Afwijker rukte zich los en ontkwam over de muur”. En luister nu met ernst wat de Schrift daarvan zegt: „Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft daar geen slachtoffer meer over voor de zonden, maar een schrikkelijke verwachting des oordeels en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft teniet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; hoe veel te zwaarder straf meent gij zal hij waardig geacht worden, die de Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des Testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en de Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?”

Nu gingen de pelgrims weer verder en kwamen op de plaats waar vroeger Kleingeloof geplunderd was. Zijn geloofsleven zou zeker meer tot wasdom gekomen zijn zo hij voor een geruime tijd in het genot der zaligheid niet de grond der zaligheid gezocht had. Hij o was een verzamelaar van aangename toestanden en gemoedelijke genietingen. Waar hij kwam opende hij zijn beurs om zijn muntstukken te laten zien, hoe rijk hij daarmee wel was. Maar zij waren niet geldig op de bank van vrije genade. Lang heeft hij over de beroving van zijn beurs gejammerd. Het was voor hem een harde les om de grond der zaligheid buiten zichzelf te leren zoeken en dat in de Rotssteen,Wiens werk volkomen is.

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's