Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is behouden worden eens en voor altijd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is behouden worden eens en voor altijd?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen theoretische vraag

Er is vanuit de gereformeerde belijdenis een keurig antwoord te geven op deze vraag. In de Dordtse Leerregels is een heel hoofdstuk (5) gewijd aan ‘de volharding der heiligen’. Dat had als achtergrond het conflict met de Remonstranten.

Die beschouwden het geloof niet als een gave van God en een werk van de Heilige Geest, maar als de keus die mensen zelf maken voor God. En als het geloof afhankelijk is van onze eigen wil, dan kunnen we ook, door in zonde te vallen en met ons hart en onze wil de andere kant op te gaan, dat geloof dus weer kwijt raken. De huidige Remonstranten zijn met zulke ‘arminiaanse’ vragen doorgaans niet meer zo bezig, maar in de wereld van evangelische christenen is dit denken heel gebruikelijk. Daar kun je de gedachte tegenkomen dat iemand ook voor een tweede keer wedergeboren en bekeerd kan worden.
In de Dordtse Leerregels wordt dit tegengesproken. Daar wordt gezegd, dat het geloof te danken is aan Gods genade, en daarom door de Here God zelf wordt bevestigd. Met kracht bewaart Hij die genade tot het einde toe (DL 5, art 3)!

Dat is dus ‘logisch’. Zo logisch als de arminiaanse redenering is, zo logisch lijkt dan ook de gereformeerde belijdenis. Een mooi houvast voor ons verstand! Maak je geen zorgen: als iemand eenmaal werkelijk tot geloof is gekomen, dan zal dat ook blijven. Daar staat God Zelf in zijn trouw voor in. Genade kun je niet verliezen!
Het is niet verkeerd deze beide gedachtegangen voor ogen te houden, maar laten we dan wel de beperktheid zien van dat soort redeneren. Er zijn namelijk nog andere factoren die hier een rol spelen dan die van de logica!

Het kan er om spannen

Er is veel te bedenken dat het houvast van christenen onder spanning zet, zowel door aanvechtingen over hun eigen hart als bij zorgen over geliefden: kinderen, kleinkinderen, vrienden. Er zijn voorbeelden genoeg in ieders eigen familie- of vriendenkring. Zijn er niet die met enthousiasme het geloof in Jezus Christus hebben beleden en het soms weer snel, of juist heel geleidelijk, hebben laten wegglippen uit hun leven? Zijn ze dan een oprecht geloof dat er ooit was, kwijtgeraakt? Of is er alleen maar een religieus gevoel geweest, en geen werkelijk geloof dat door Gods Geest werd gewerkt, zodat ze niet het geloof in de Here Jezus zijn kwijtgeraakt, maar alleen iets wat er op leek? En wat moet je denken als je iemand op leeftijd die levenslang naar de kerk is gegaan tamelijk nuchter, met een schouderophalen zelfs, hoort zeggen: ‘Hoe ouder hoe kouder’? Was het nooit wat, of is het wel echt geloof geweest, maar is dat gewoonweg verdwenen?

Ouders die blij waren toen hun kind belijdenis deed, en moeten aanzien dat het allemaal slap is geworden, en dat er maar weinig van het dienen van de Here blijkt in het leven, ze voelen pijn in hun hart! Je kunt er ook niet altijd over praten. Er moet geen kloof ontstaan… En ja, ze weten het zo goed! Zo kan er een moment komen dat je niet meer met je eigen kind over de Here kunt spreken, maar alleen met de Here over je kind.
Het kan er inderdaad om spannen. Predikanten, ouderlingen, en anderen die actief zijn in de gemeente komen dat tegen. De vraag: raken wij als gemeente een jongen of meisje, een man of vrouw, of een heel gezin, kwijt aan een leven van ‘niks’? Of nog dieper: Raakt de Here ze kwijt? En dat terwijl Hij ze eerst wel heel nabij geweest is, toen ze baden in een ziekte of na een ongeluk, en ze erkend hadden, dat het anders moest…

Ook in de Bijbel kom je mensen tegen die zo goed begonnen zijn, en bij wie aan het einde van hun leven van dat goede begin zo weinig over is. Er is ooit een boekje geschreven over zulke mensen, van wie de uitkomst in nevelen blijft, onder de titel Dubieuze posten. Want hoe is het afgelopen met Lot? Eerst volgt hij zo trouw zijn oom Abraham, maar later woont hij in Sodom, en wordt ook nog door incestueuze zwangerschappen van zijn dochters de stamvader van de Ammonieten en de Moabieten, kwelgeesten van Gods volk. Hij heeft wel in Sodom zijn rechtvaardige ziel gekweld (2 Petr. 2:8)... En hoe vaak heeft het volk Israël, zoals in de tijd van Jozua, plechtig verzekerd: Wij zullen de HERE dienen (Joz. 23:24)? En dan komt de treurige periode van de richters… En koning Salomo, hoe schitterend is zijn voorbeeld van godsvrucht als hij koning wordt van Gods volk! Wat ging er veel van hem uit! (1 Kon. 8:56 e.v.). Maar wat was er - zijn vele heidense vrouwen en hun afgoden verder - van over? En koning Asa – hij was voorbeeldig als godvruchtig koning op de troon van David (2 Kron. 14-15)! Maar een hoofdstuk verder is het weg! Hij stopt Gods profeet in het gevang! En dat is ook zowat het donkere levenseinde (2 Kron. 16:10-14). Hoe dubieus kan het zijn!

Strijdt om in te gaan!

En hoe zat het met sommige christenen in het Nieuwe Testament? Paulus schrijft aan Timoteüs over mensen wier geloof schipbreuk geleden heeft (1 Tim. 1:19). Hij noemt er twee bij name, Hymeneüs en Alexander, die hij ‘aan de satan heeft overgeleverd’, waarmee hij de kerkelijke tucht aanduidt, en dat tóch met het oog op hun behoud! Want hun moet het lasteren worden afgeleerd (1 Tim. 1:20). Paulus weet uit zijn eigen leven hoe diep het dan kan gaan! Maar bij dit alles past geen logische redenering! Het zijn getuigenissen op het scherp van de snede! Net als bij de waarschuwingen in de brief aan de Hebreeën. ‘Ziet toe, broeders, dat bij niemand van u een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God..’. En dan volgt nog een scherp woord tegen het verharden van onze harten. (Hebr. 3:12-14). In hoofdstuk 6 volgt verder de ontzaglijke vermaning, dat wie deel gekregen hebben aan de Heilige Geest en het goede woord van God en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn, niet opnieuw tot bekering kunnen komen (Hebr. 6:4- 6). Misschien moet het ons opvallen dat daarbij niet gesproken wordt van een geloof in de Here Jezus Christus dat vervolgens weer weggeworpen is. Het gaat wel over het ontvangen van veel zegeningen, die vervolgens zijn verguisd, maar toch niet over echt geloof. Maar laten we vooral de diepe ernst van de vermaning opmerken! Hoe erg is het slordig om te gaan met het evangelie dat we ontvangen hebben! We zijn dan immers bezig met de concrete relatie tussen de Here God en ons!

Zo komen we ook in de buurt van het woord van Jezus in antwoord op iemand die Hem vroeg of het er maar weinig zijn die gered worden. Een typisch theoretische vraag! Hoe zit het met de percentages, met de statistiek? Jezus gaf er geen antwoord op, maar zei tot alle omstanders: ‘Strijdt om binnen te gaan door de nauwe poort, want velen, zeg Ik u, zullen proberen binnen te gaan en het niet kunnen…’ (Luk. 13:23-24). Dat wijst ook de weg naar het omgaan met de vraag in de titel van dit artikel: Strijden! En dat misschien het meest tegen je eigen hart! En wel voor Gods aangezicht.

Tussenbalans

Tot dusver heb ik vooral kritiek geuit op het stellen van de vraag: Kun je van het geloof afvallen? Of, van de andere kant benaderd: Ben je in handen van de Heiland, als je gelovig tot Hem de toevlucht genomen hebt, wel echt en voorgoed veilig? We kwamen immers het woord ‘afvallen’, en ‘afvallig worden’ wel tegen in de Bijbel (1 Timoteüs 1:20; 4:1 en Hebr. 6:4-6). Denk ook aan een uitdrukking als ‘zonde tot de dood’ (1 Joh. 5:16), en aan woorden over het verloochenen van Christus (Mat. 10:33; 2 Tim. 2:12). Als wij Hem verloochenen voor de mensen, zal Hij ook ons verloochenen voor de Vader die in de hemelen is….
Maar dan lijkt er in wat onze belijdenis zegt, met name in wat ik aanhaalde uit de Dordtse Leerregels, maar weinig werkelijk houvast… Die gedachte geeft aanleiding om nog een paar dingen te zeggen.

Behouden worden of vrucht dragen?

De vraag naar het behouden zijn of niet heeft natuurlijk ontzaglijk gewicht. Het gaat om een eeuwige toekomst, om behouden zijn of verloren gaan onder de toorn van God. Toch is dat niet de enige vraag van belang! Een andere is die naar het vrucht dragen. Gods verkiezende liefde is ook dáár op gericht (zie Joh. 15:16)! De Vader wordt verheerlijkt wanneer Jezus’ discipelen veel vrucht dragen, klinkt het na de gelijkenis van de ware wijnstok (Joh. 15:8). Bij de gelijkenis van de zaaier bereikt het zaad dat in goede aarde valt zijn doel door de veelvoudige vrucht (Mat. 13:8, 23). En waar het zaad zonder vrucht blijft, met name waar het tussen de dorens valt, wordt niet zozeer iets gezegd over verloren gaan, als wel over het feit dat het onvruchtbaar is (Mat. 13:7, 22). Je kunt dan ook nog denken aan wat Paulus zegt over behouden worden ‘als door vuur heen’ – omdat er dan niets overblijft dan wat werkelijk is gebouwd op Christus die het enige fundament is (1 Kor. 3:15). Let er op hoe Paulus de gemeente in Filippi aanspreekt op het goede werk dat God in hen begonnen is, en dat Hij zal voltooien op de dag van Jezus Christus (Fil. 1:6). Hij vertrouwt daar helemaal op! Maar hij spitst het dan wel toe op het toenemen van de liefde, en het inzicht, en de fijngevoeligheid om te kunnen onderscheiden wat wezenlijk is, en met dat al op de vrucht van gerechtigheid door Jezus Christus, tot heerlijkheid en lof van God (Fil. 1:9-11). En dat met het oog op de dag van Christus, de dag van het oordeel. Opnieuw dus vrucht dragen!

Misschien gaan we bij ons vragen of we behouden zijn, en of iemand anders behouden is, wat snel voorbij aan de vraag naar vrucht, naar groei, naar de eer van God in ons doen en laten. Dan is het accent bij ons nogal verschillend van wat in het Woord klinkt!

Toch is die vraag er wel terecht!

Om meerdere redenen is de vraag naar de vastheid van gered te zijn toch op zijn plaats. Het is niet vanzelfsprekend om zalig te worden! Vanwege onze ongehoorzaamheid lezen we over de heilige ernst van Gods toorn, ook tegen Gods eigen volk! Gods toorn laait op tegen Israël (zie bijv. Ps. 78:17-22, 32-33). En hoe verdiend is dat… Wonderlijk dat er – zie diezelfde psalm - dan ook weer plaats is voor berouw, en voor barmhartigheid. Maar dat berouw, die bekering, moet er dan wel zijn. Zonder geloof dat werkelijk de HERE Zelf zoekt, zal er geen redding zijn. Hoe klinkt de diepte van dat berouw in een boetpsalm als Psalm 38! Er is van ons niets meer te verwachten, maar als gezegd wordt ‘Op U, HERE, hoop ik’ (Ps 38:16), dan komt het toch goed. Bij ons, bij zondige mensen, is die uitkomst niet te vinden. Wel bij de Vader van Jezus Christus. Bij Hem moeten we het zoeken!
Dat brengt ons bij een laatste, wezenlijk aspect: het gaat om geloof!

Houvast alleen als houvast van geloof

Het gaat om houvast aan Gods trouw. Dat is geen houvast op de manier van een redenering die klopt: ‘Als iemand eenmaal werkelijk gelooft, kan hij dat niet meer verliezen.’ Dat zou een mens hoogmoedig en zorgeloos kunnen maken – het zit immers toch wel goed. Lees hoe DL 5, art 12, dat zeggen. De overtuiging van Gods trouw is ‘een ware wortel van nederigheid, kinderlijke eerbied, ware godsvrucht, volharding in alle strijd…’.

Houvast aan Gods trouw is een houvast van geloof! Er is geen zekerheid dan de zekerheid van het geloof. Die vinden we niet op afstand van de Here God, maar dicht bij Hem.

Op die manier kunnen we - met wijsheid - ook mensen vermanen over wie we bezorgd zijn. We mogen heel groot denken van de trouw en liefde van God in Christus. Maar behouden worden gaat niet buiten een mens om. Houvast is voor ieder een houvast van geloof. En dat bestaat niet zonder gebed, en niet zonder het Woord! Zelfs niet zonder aanvechting. Maar dan is er zelfs plaats voor de ontdekking dat God – voor hen die Hem liefhebben - alle dingen doet meewerken ten goede (Rom. 8:28).

Ontrouw, nalatigheid, het toegeven aan allerlei zonden, kunnen nooit goedgepraat worden. Laat liever de aansporing tot bekering en berouw de weg openen naar een gelovig houvast aan de indrukwekkende trouw van onze God. Wat is het geloof dan een machtig en sterk anker (Hebr. 6:19)!
We zijn dus niet van elkaar af, en niet van de Here af, als de realistische vraag in de titel ons bezighoudt. Want het antwoord erop is ‘ja’, maar het moet wel gegeven en begrepen worden in geloof!

Prof. dr. Maris is emeritus hoogleraar in de systematische theologie aan de TUA.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2017

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

Is behouden worden eens en voor altijd?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2017

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's