Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een zeldzaam voorrecht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een zeldzaam voorrecht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Word ik wakker, zo ben ik nog bij U. Psdm 139 : 18b

Hun gezicht wordt al maar korter en steeds meer moeten zij beleven, dat God het verstand der verstandigen teniet komt te maken. Wij moeten er maar buiten vallen. Ons licht en gezicht moet maar uitgedoofd worden, opdat Gods werk maar helder en klaar zal blinken en schitteren. Toch is het als 'n grote weldaad te achten wanneer de wond maar open blijft totdat God Zelf de breuk komt te helen. En ook dat er een gedurige bekommering en verlangen mag zijn naar de dadelijke gemeenschap Gods. Niet alleen in het leven van Gods bekommerde volk, maar ook bij Gods meer geoefende volk is het vaak zo lusteloos. Wat is het een treurige toestand wanneer wij onze bekommering kwijt raken en wij ons op de been houden met zo veel, waar het leven uit is en wat ons steeds verder van God afvoert. Onze dwaasheid komt in alles maar openbaar. Wij zijn wel rustzoekers en grondzoekers, maar geen Godzoekers. Om dat laatste te mogen beoefenen, moeten wij steeds door Gods Geest aan ons gemis ontdekt worden, maar ook dat het gemis ondragelijk wordt en dat wij schreeuwen naar God als een hert naar de waterstromen.

In de zaligmakende kennis van de enige waarachtige God en Jezus Christus, door Hem gezonden, is het eeuwige leven. Onder de dierbare Middelaarsvleugelen van Christus is genezing voor een zieke ziel en onder de schaduw van die gezegende Appelboom is het goed en zoet. Maar ook in de gemeenschap met God ligt een genot, dat de gehele wereld niet geven kan. 'Het leven Gods is alleen maar in zijn element waimeer de ziel bij God mag zijn. Het onrustige hart vindt alleen maar rust in God, maar ook verge- Boeging in God en blijdschap in God. Dan alleen kunnen zij hun hart ophalen. Daar wordt een vrede gesmaakt, die alle verstand te boven gaat. Tevoren was het maar gedurig onvrede. Hun ziel is wat menigmaal als doorstoken met de pijlen des satans. Het was altijd maar een bewegelijk Koninkrijk, doch nu is dat zo geheel anders. De beekjes der rivier verblijden de stad Gods, het heiligdom, de woningen des Allerhoogsten. God is in het midden van hen. En dat betekent ook, dat de wereld er onder ligt en satan hen niet kan beroeren, zolang zij in die dadelijke gemeenschap mogen verkeren. En de zonde kan hen niet pijnigen. „Word ik wakker, zo ben ik nog bij U". David mocht zich zalig verliezen in die allesomvattende oneindige gedaöhten Gods. Zij waren kostelijk, dierbaar en begeerlijk voor hem. O, het is daarmede zo geheel anders gesteld dan met de dingen der wereld. Een mens kan het wel achteraan lopen. Och ja, hij heeft ook niet anders dan dat van nature. Maar vervulling is er nooit in te vinden. Het laat de arme mens zo leeg en hoe spoedig verliest het zijn glans. Doch dat is zo geheel anders met de dingen der eeuwigheid. Het eindige kan het oneindige nooit bevatten, maar zodra onze ziel verwaardigd wordt om door openbaring iets van God te lersn kennen, dan is dat zo geheel anders. Dat volk, dat in aanraking met dat lieve Wezen mag komen, kan er nooit genoeg van krijgen. Hoe meer openbaringen van de hemel, hoe groter hun gemis wordt, maar ook hoe sterker hun heimwee en verlangen. Wij zien het bij Mozes, die na de vele openbaringen van de God des verbonds smeekte: , , Toon mij Uw heerlijkheid". En Paulus, die zo veel in Zijn leven van die gezegende Christus had leren kennen, schrijft in Fihpp. 3 : 10: „Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens. Zijn dood gelijkvormig wordende. Of ik enigszins komen moge tot de wederopstanding der doden".

Het is voor Gods volk een kennen en een vervolgen te kennen; het zal doorgaan tot in aller eeuwen eeuwigheid. Er zal nooit een eind aan komen. O, wat zijn het zalige tijden, wanneer de gedachten Gods en de heerlijkheid Gods in Christus Jezus ons hart mogen vervullen bij dagen en bij nachten. Wanneer vdj er mede naar bed mogen gaan, er mee in mogen slapen, gelijk wij van Jeremia lezen, dat de slaap hem zoet was. Doch niet minder als wij met David mogen zeggen: „Word ik wakker, zo ben ik nog bij U". David kende in Zijn leven meer zulke heilige en verkwikkende dagen en nachten. Denk maar aan het getuigenis, dat hij gaf in Psalm 16 : 7: „Ik zal de Heere loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren". En in Psalm 63 : 7: „Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, peins ik aan U in de nachtwaken". Slapende en wakende zo dicht en nabij die grote en heerlijke God in Christus te mogen wezen. Met andere woorden, dat God zó goed voor ons is, dat er niets tussen kan komen. Dat de duivel niet toegelaten wordt om de vrede Gods in onze harten te-verstoren en dat wij bewaard worden voor de verwoestingen der zonde. O, dat zijn die ogenblikken, waimeer de Heere in Zijn bijzondere gunst aan Zijn volk gedenkt. Dan legt de Heere overal beslag op en dan is het alsof de Heere tot Zijn volk zegt: „Mijn kind, nu moogt

gij eens uitrusten". Christus sprak ook eens tot Zijn discipelen: „Rust een weinig". Dan mogen zij ook zalig onder God buigen en is aUe opstand en tegenstand gebroken. Dan is alles goed wat God doet. Dan wordt het wel doorleefd: „Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen". In de armen van de Heere Jezus te mogen rusten en in de morgen te mogen ontwaken in dezelfde toestand. Werkelijk, het is een bijzondere zaak. Het is in ons levsn vaak zo anders. Hoe geballast gaan wij menigmaal over de wereld. Wat een stormen en orkanen zijn er gedurig op de levenszee. En het is terecht gelijk één van onze godzalige Engelse oudvaders schreef: „Waar satan ons op de dag niet mee krijgen kan, daar verzoekt hij ons soms mee in de nacht". Wat kan hij onder de toelating de ziel van Gods kind kwellen en beroeren, dat de slaap van onze ogen geweerd wordt. Die er kennis aan heeft, weet het wel welke scherpe pijlen hij op onze ziel kan

afschieten. Het kan wel gebeuren, dat wij het op ons bed niet kunnen uithouden. O, soms kunnen wij in zulke diepe afgronden terecht komen, dat wij met Petrus moeten uitroepen: „Heere, behoud mij, want ik verga". En het kan ook wel zijn, dat wij van dat wapen ook geen gebruik kunnen maken. Het kan alles zo gesloten en 2M donker zijn, dat wij nergens terecht kunnen. Soms is er zo veel in hart en huis en omgeving, in de kerk, dat ons bezig houdt en onze ziel beroert, dat wij ons om en om wenden op ons leger en er maar niet van onder kunnen komen. Dan weer onverenigd en vijandig tegen de wegen en handelingen Gods. O, er is zulk een groot verschil in ons leven tussen vechten en worstelen. De onderwerping alleen geeft maar rust. Maar ook dan moet die grote Silo, die Rustaanbrenger, er aan te pas komen en in Zijn Koninklijke majesteit en kracht Zich openbaren tot overwinning en tot invraining.

Gr.R. Ds. W. C. LAMAIN

Gr.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1958

De Banier | 8 Pagina's

Een zeldzaam voorrecht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1958

De Banier | 8 Pagina's