Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bereid tot verantwoording

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bereid tot verantwoording

Dr. M.J. Kater: „Ik ben bang dat we apologetiek vandaag allereerst binnenshuis nodig hebben”

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Buiten de kerk is de Bijbel een duister boek geworden, binnen de kerk groeit de twijfel over het gezag van de Schrift. Met beide groepen voor ogen schreef ds. M.J. Kater Geloof je dat nu echt? „Er zou al heel veel gewonnen zijn wanneer mensen elke dag vijf minuten serieus nadachten over de dingen waar het echt om gaat.

Vrije tijd had hij in het achterliggende jaar niet veel. Naast zijn werk als docent aan de heologische Universiteit Apeldoorn en het parttime predikantschap in Sint Jansklooster was er de dissertatie die af moest. En dan lag er nog de belofte een praktisch boekje over apologetiek te schrijven. Uiteindelijk is het allemaal gelukt. Op 29 maart promoveerde ds. M.J. Kater op het proefschrift Kom en zie. De pre-existentie van de Zoon belicht vanuit de existentie van Jezus de Christus. Eerdaags verschijnt Geloof je dat nu echt? Antwoorden op kritische vragen over het christelijk geloof.
Zelf werd de christelijke gereformeerde predikant niet echt belaagd door criticasters van het christendom. „Ik ben opgegroeid op Goeree-Overlakkee, een behoudende streek, en zat op een orthodox christelijke school.”
Ook innerlijk was er nooit de existentiële twijfel aan de waarheid van Gods openbaring. „Gelukkig niet. Al kan de vraag of de Bijbel geen fabel is, je op een slechte dag allemaal in de greep krijgen. Een predikant schreef eens over de ontmoeting met een oude, godvrezende man, die snikkend in zijn stoel zat. Hij geloofde er niets meer van. Laten we niet denken dat we van dit soort aanvechtingen voor ons hele leven verlost zijn, wanneer we de dingen redelijk op een rijtje hebben. Met redelijke argumenten houd je jezelf uiteindelijk niet staande.”

Wat prikkelde u om een praktisch apologetisch boekje te schrijven?
„De samenleving is steeds minder aanspreekbaar op de Bijbel, het onbegrip over het christelijk geloof neemt toe. Aan de andere kant ontmoet je de houding: de Bijbelse boodschap is een zaak van geloof. Punt. Daar had en heb ik zelf vooral mee te maken: als godsdienstdocent en in het catecheselokaal. Ik ben bang dat we apologetiek vandaag allereerst binnenshuis nodig hebben. Bijna in elke klas en catechisatiegroep zitten jongeren die innerlijk al afscheid hebben genomen van het christelijk geloof. Als ze kritische vragen stellen, moeten we die niet afdoen met een dooddoener. Ik weet uit ervaring hoe ze juist daar op afknappen. Neem de vragen van jongeren over bijvoorbeeld het Godsbestuur serieus, en stuur hen niet met een kluitje in het riet.”

Is er in de gereformeerde gezindte voldoende oog voor de betekenis van apologetiek?
„Mijns inziens niet. Dat heeft deels met onze historie te maken. Lange tijd was er in christelijk Nederland vrijwel niemand die je vroeg verantwoording af te leggen van je christelijke opvattingen. Toch is dat niet het enige. Aan de universiteit van Princeton waren ze wel met apologetiek bezig, terwijl je niet kunt zeggen dat het Amerika van de negentiende eeuw zo seculier was. Daar zag men blijkbaar meer de noodzaak van uitleg van het christelijk geloof aan buitenstaanders. Vanuit het besef dat we ons verstand niet voor niets hebben gekregen. In de gereformeerde gezindte leeft sterk de gedachte: Het gaat om kennis van het hart, anders zit het een voet te hoog. Ik ontken niet dat het christelijk belijden een zaak van het hart is, maar er zijn ook redenen om te geloven. Een Engelse puritein vatte het verband tussen hoofd en hart kernachtig samen met de uitdrukking: ‘To inform the head and to move the heart’. Opmerkelijk is de bekering van C.S. Lewis, die via verstandelijke overwegingen tot geloof kwam. De Heilige Geest heeft die willen gebruiken. De overtuiging door de Heilige Geest betreft in de eerste plaats ons verstand. Denk aan de gelijkenis van de verloren zoon. Het keerpunt in zijn leven kwam toen hij over de dingen ging nadenken.”

Blijft niet het probleem dat het natuurlijk verstand door de zonde is verduisterd?
„Daar zit een dilemma waar ik nog wel een poosje over na zal blijven denken. We kunnen met ons eigen verstand geen zinnig woord over God zeggen. Aan de andere kant zijn we door de zondeval geen redeloze dieren of pionnen op een schaakbord geworden. In Zijn algemene genade heeft de Heere ons de mogelijkheid gelaten om de wezenlijke vragen van het leven te doordenken. Veelzeggend is het dubbelgebod van de liefde. We moeten God dienen met het hart én het verstand. Dat betekent tegelijk dat ik geen pleidooi voer voor een apologetiek die alleen een beroep doet op redelijke argumenten. ‘Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent’, zei Pascal. Ook dat moet ter sprake komen in een apologetisch gesprek, door een beroep op het geweten van mensen. Stel dat de Bijbel waar is, zou je die wíllen geloven?”

We hebben getuigen nodig, geen apologeten, zei Anne van der Bijl van Open Doors onlangs.
„Die twee staan voor mij niet tegenover elkaar, maar vullen elkaar aan. Als iemand die mishandeld wordt, bidt voor zijn beul, kan dat zeer veel indruk maken. In zulke omstandigheden ligt het niet voor de hand om het christelijk geloof met redelijke argumenten te verdedigen. Maar er zijn ook momenten dat dat wel heel nuttig kan zijn. Apologetiek en getuigenis moet je dicht bij elkaar houden, zonder het onderscheid uit het oog te verliezen. Het eigene van een apologetisch gesprek is dat je misverstanden over het christelijk geloof uit de weg probeert te ruimen. Waarbij je moet waken voor krampachtigheid, alsof door jouw scherpzinnigheid de gesprekspartner tot andere gedachten moet worden gebracht. Dat is gelukkig het werk van de Heilige Geest.”

Hoe verklaart u de toenemende belangstelling voor apologetiek in de gereformeerde gezindte?
„De tijd dat jongeren vanzelfsprekend de opvattingen van hun ouders overnamen, is voorbij. Dat duid ik niet uitsluitend negatief. Als je geloof niet meer is dan een papegaaigeloof, de dingen napraten omdat je ze altijd zo gehoord hebt, mis je ook de boot. Dat gevaar lag in het verleden op de loer. Alles ging zo z’n gangetje. Dat is in onze geseculariseerde maatschappij niet meer het geval. Onze jongeren hebben het daardoor niet gemakkelijk. Naar twee kanten. Ik heb catechisanten die, door alles wat op hen af komt, allerlei vragen bij de Bijbel krijgen. Sommigen zeggen: ‘Ik wou dat ik mijn gedachten stil kon zetten.’ Aan de andere kant zijn er jongelui die weinig last hebben van rationele redeneringen, maar die op de bouwplek geconfronteerd worden met alles wat God verbiedt. En dan niet veel meer weten te doen dan hun schouders ophalen. Dat zijn twee heel verschillende terreinen, wat het schrijven van dit boekje lastig maakte. Heel snel richt je je uitsluitend op de denkers, terwijl ook de doeners gereedschap nodig hebben.”

Hoe effectief zijn apologetische argumenten in een tijd waarin het gevoel bepalend is?
„Ik denk dat je vandaag een langere aanloop nodig hebt. Zorg eerst dat je een goede relatie met iemand krijgt. Dan is er een basis voor de vraag: ‘Heb je wel eens nagedacht over het doel van je leven, of laat je je maar wat meedrijven op je gevoel? Zo ga je toch ook niet om met je gezin en je werk?’ Op die manier kun je mensen duidelijk maken dat er veel mis gaat als je je laat leiden door de emoties van het moment. Dan zwabber je door het leven heen. Tegelijk moeten we eerlijk zeggen dat ten tijde van het modernisme het verstánd gruwelijk werd overschat. Dat gevaar bedreigde ook de apologeten. Je kreeg soms de indruk dat apologetiek een zaak van modelbouw is. Alles kunnen we kloppend maken. Het is niet verkeerd dat we daarvan verlost zijn.”

Volgens de gereformeerde theologie heeft elk mens een aangeboren godsbesef, waarop hij aanspreekbaar is. Geldt dat ook in onze postchristelijke samenleving, of waren onze oudvaders op dit punt te optimistisch?
„Ik vrees soms van wel. Ten diepste sta ik nog steeds achter het gereformeerde standpunt, maar God kan mensen overgeven aan verharding, omdat ze zichzelf verharden. Onze samenleving is door het christendom heen gezakt, het hier en nu staat centraal. Door de welvaart en de amusementscultuur zijn we zo afgestompt, dat we aan bezinning niet toekomen. Er zou al heel veel gewonnen zijn, wanneer mensen elke dag vijf minuten serieus nadachten over de dingen waar het echt om gaat. Dat laat zien dat godsbesef en nadenken met elkaar te maken hebben.”

„Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is”, schreef Petrus. Wat zijn de praktische consequenties van die tekst?
„Petrus dacht in de eerste plaats aan mensen die letterlijk voor gezagsdragers moesten verschijnen, in de rechtszaal. Ook vandaag krijgen we in toenemende mate te maken met een overheid die ons bevraagt. Denk aan de discussie rond de vrijheid van onderwijs. Het is belangrijk dat we dan gefundeerd aan kunnen tonen dat allerlei opgeplakte etiketten niet kloppen.”

Betekent de tekst van Petrus dat apologetiek in principe passief van aard is: rekenschap moet pas worden afgelegd wanneer die wordt afgeëist?
„Als het goed is, roept ons leven bij niet-christenen vragen op. Het zegt dus iets over ons christendom wanneer we nooit vragen krijgen. We moeten de opmerking van Petrus niet misbruiken voor het goedpraten van een lakse houding. Wat is het voor een marktkoopman die alleen maar afwacht tot er klanten komen? Als hij overtuigd is van zijn koopwaar, prijst hij die aan. Kijk je naar de geschiedenis, dan zie je dat de apologetische werken aanvankelijk inderdaad verdedigingsgeschriften zijn. Geleidelijk krijgen ze een meer offensief karakter: contra dit, contra dat. Vanuit de gedachte: er leven allerlei gedachten over ons die niet kloppen, laten we op een positieve manier uitleggen waar we voor staan. Vandaar dat ik wat aarzel bij het woord offensief. Je bent als apologeet niet uit op een veldslag, je wilt mensen uitnodigen om kennis te nemen van het christelijk geloof.”

Uit Paulus’ toespraak op de Areopagus blijkt dat hij omgekeerd kennis had genomen van het heidense gedachtegoed. Wat betekent dit voor vandaag?
„Ik zeg niet dat elke christen de moderne literatuur en alle opvattingen van de moderne wetenschap moet bijhouden, maar het is belangrijk dat er op elk terrein mensen zijn die zich de moeite getroosten om dat wel te doen. Graag grondig. Als je gehoord wilt worden, moet je met kennis van zaken spreken.”

Waar moeten we beginnen als iemand oprechte belangstelling toont voor het christelijk geloof?
„Met duidelijk te maken dat er een God is Die wij een keer zullen ontmoeten, omdat Hij hemel en aarde geschapen heeft. Je kunt wel beginnen met de Heere Jezus, maar wat moet iemand met deze Man als niet duidelijk is waarvoor Hij moest komen. Het spreken over Jezus kan niet landen als je het niet plaatst in het Bijbelse wereldbeeld. Daar moet het gesprek dus eerst over gaan. Zitten we hier in een gesloten doos, of is het deksel open? Is er iemand die de zaken bestuurt, en wie is dat dan? Ik kan niet inzien hoe je zinnig kunt spreken over het unieke van het christelijk geloof – verlossing door een Ander – zonder dat je eerst de kaders hebt geschetst. Dat is ook steeds de lijn bij Paulus. Hij begint met de God Die hemel en aarde gemaakt heeft.”

En stelt al heel snel het komende oordeel aan de orde: op de Areopagus, bij Felix…
„Waarom ontkennen mensen het bestaan van God? Niet omdat het lastig is om Iemand te hebben die je heeft gemaakt en je kan helpen. Het is al lastiger dat Hij boven je staat, en alles over je te zeggen heeft. Het lastigst is dat die God je een keer gaat vragen: Wat heb je gedaan? Het laatste vloeit vanzelfsprekend voort uit het eerste. Iemand die ons heeft geschapen, mag rekenschap van ons afeisen. Paulus leert ons dat we dit punt in het apologetisch gesprek niet mogen verdoezelen.”

We dienen ons volgens u te oefenen in het verwoorden van de Bijbelse boodschap in de taal van vandaag. Waar?
„In het gezin, op school en in de kerk. Op de reformatorische scholen wordt er al veel meer aandacht aan besteed dan tien jaar geleden. Ook in de catechese mag het apologetisch element niet ontbreken. Dat kun je op een vanzelfsprekende manier verbinden aan de overdracht van de geloofsleer. Wanneer het over zonde gaat, kun je catechisanten vragen: ‘Wat zou je zeggen als een buitenkerkelijk iemand je vraagt wat zonde is?’ Daarmee is er tegelijk de apologetiek in eigen huis. Heb je voor jezelf helder wat zonde is?”

U eindigt uw boek met een uitspraak van een apologeet uit de vroege kerk: ‘Wij spreken geen grote dingen, wij leven ze.’ Waarom?
„Omdat je aan het eind van zo’n boekje over de betekenis van apologetische argumenten de dingen weer moet relativeren, om ze op de goede plek te krijgen. Ik doe niets af aan de betekenis van het gebruik van het verstand. Maar als ons leven niet in overeenstemming is met onze woorden, kunnen we beter zwijgen. Dat waarschuwingssignaal hebben we ook vandaag nodig.”

N.a.v. ‘Geloof je dat nu echt. Antwoorden op kritische vragen over het christelijk geloof’, door ds. M.J. Kater; uitg. De Banier, Apeldoorn; 187 blz., € 9,95. Ook verkrijgbaar via www.erdeeshop.nl
 


WeerWoord
Met Geloof je dat nu echt? Antwoorden op kritische vragen over het christelijk geloof opent uitgeverij De Banier de nieuwe serie Weer- Woord. De reeks biedt christenen argumenten voor het gesprek met andersdenkenden. Het eerste deel is van de hand van dr. M.J. Kater, docent apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). In een toegankelijke stijl stelt hij zes thema’s uit het veld van de apologetiek aan de orde: Geloof en rede, In de huid van de ander, Geloven ter discussie, God ter discussie, De Bijbel ter discussie en Jezus ter discussie.
De volgende delen zoomen in op speciieke onderwerpen. Onder redactie van RMU-directeur P. Schalk wordt een deeltje voorbereid met actuele thema’s als zondagsrust, euthanasie en onderwijsvrijheid. De christelijke gereformeerde predikant drs. A. Huijgen, eveneens docent aan de TUA, werkt aan een boekje over de invloed van het postmodernisme in de kerk. Ds. W. Silfhout, predikant in de Gereformeerde Gemeenten, bereidt een publicatie voor over de plaats van de kerk in de samenleving.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 2011

Terdege | 92 Pagina's

Bereid tot verantwoording

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 2011

Terdege | 92 Pagina's