Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Facteur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Facteur

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb weer enkele brieven te beantwoorden. Uit Soest ontoing ik een brief van een vader wiens zoon in Amersfoort ligt. (Kamp Waterloo). Deze vader heeft bezwaren dat zijn zoons op Zondag reizen. Hij heeft 2 zoons in militaire dienst. De ene zoon in Schoonhoven mag des Maandags niet terugkeren en de andere uit Kamp Waterloo kreeg 36 uur verlof vanwege de Roomse carnavalfeesten. Die vader vindt dat indroevig. Vanwaar, schrijft hij, dit meten met 2 maten? Daar kan ik werkelijk die vader niet op antwoorden. Als dat werkelijk waar is dat extra verlof is gegeven voor de carnavalfeesten dan is dit inderdaad droevig. Ik mag die vader adviseren zich met een brief te wenden tot de Minister van Oorlog. Die zal dit geval zeker niet bekend zijn. Dat uw zoon die in Schoonhoven ligt geen vergunning krijgt om 's Maandags terug te keren ligt geheel ter beoordeing van zijn commandant. Verscheidene commandanten nemen een soepele houding aan en verlenen lx per 14 dagen toestemming om 's Maandags terug te keren. Velen doen dit echter niet. Volgens de voorschriften heeft uw jongen er geen recht op. Daar is door verscheidene instanties al voor gewerkt om een betere verlofregeling te krijgen maar tot heden zonder resultaat. Het ware te wensen dat vele ouders zich hierover eens gingen wenden tot de Minister van Oorlog.

Krachtens art. 8 van de Grondwet heeft iedere Nederlander het recht zich met een schriftelijk verzoek te wenden tot de Minister.

Die vader vraagt om een verklaring van de consulent van de gemeente Z. waartoe de afdeling Soest behoort. Ik weet niet of de consulent hieraan voldaan heeft maar zo niet, dan kunt u zich ook wenden tot de kerkeraad van de gemeente Z. Ook die is bevoegd een dergelijke verklaring af te geven. Toch is in dit geval zo'n verklaring niet nodig hoor. Ge kunt zelf een brief schrijven naar die commandant waarin u uw bezwaren uiteenzet. Ik hoop van harte dat u succes mag hebben. Hoor ik hier dan nog eens wat over? Die jongen uit VenJo, Legerno. 35.04.27.429 moge in dit antwoord aan die vader ook zijn antwoord vinden.

Ik heb van een soldaat een brief ontvangen die zover beneden peil van fatsoen blijft dat ik hierop niet wens te antwoorden.

Critiek is altijd geoorloofd en zo het opbouwende critiek is zeer nuttig maar men moet altijd fatsoenlijk blijven, anders bereikt men juist het tegenovergestelde van hetgeen wij met onze critiek bedoelen.

Een poosje geleden ontving ik een brief uit Dordrecht, waarvan ik niet wist of deze geschreven was door een vrouw of door een man. Nu is me dat wel bekend want ik ontving een tweede brief van het zelfde adres en zie daar het is een moeder. Ik wil die moeder gaarne hierop antwoorden. Nu is het misschien niet mooi van me en misschien ook niet helemaal juist, maar ik ontvang liever een brief van een moeder dan van een vader. Weet je waarom? Een moeder schrijft meer uit haar hart en een vader meer met z'n verstand. Nu weet ik wel dat het hart een raar ding is en vele mensen kennen hun eigen hart nog niet maar anderzijds is het ook waar dat uit het hart de gangen des levens zijn. Gelukkig is hij die een nieuw hart heeft ontvangen. Maar terzake, ik wil die moeder antwoorden. Ik heb uit uw brief gelezen dat u weer geheel hersteld mag zijn. U schrijft: „Ik ben maar een eenvoudige vrouw." Die zijn er niet veel en nooit geweest ook. Maar de eenvoudigen wil God gadeslaan. Heeft u dat zo bedoelt, dan is er hope. Dat is toch het voornaamste voor een mens in dit leven. Daar komen nog al eens jongens bij u thuis hè. Dat is een goede zaak. Dat kan onze jongens voor veel zondige uitspattingen bewaren. Bij mij thuis heb ik er ook al verscheidene gehad. Wat ben je toch gauw eigen aan elkaar hè. Het is soms net alsof we elkaar al jaren kennen. U heeft uw offertje voor het vaderland toch ook wel gebracht. Twee van u drie zoons in militaire dienst is geen kleinigheid. Ons volk heeft te dien opzichte zware offers te brengen. Wat is het dan nog een voorrecht dat er mensen zijn die hun deur open zetten voor onze jongens. Wat u over mijn stukjes schrijft ga ik maar voorbij. Een mens heeft niet veel nodig of hij zit boven in de boom.

Intussen zeg ik u hartelijk dank voor uw brief en ik krijg er nog wel eens een van u hè. Ik ben nu begonnen en u moet niet eindigen.

Ook ontving ik een zeer hartelijke brief uit Boskoop. Als ik uw brief goed heb gelezen dan was de diensttijd voor u niet uw slechtste tijd. Inderdaad vriend, hadden wij in 1914 tot en met 1918 niet de voorrechten die onze jongens 1111 hebben. Daar ontbrak nog al veel aan. Het eten, de kleding, de soldij en niet te vergeten de legering stond verre te achter met wat onze jongens nu hebben. Ik gun ze dat van harte en ben er zeer over verblijd maar weet je wat zo jammer is, dat er nog zovele jongens zijn die nog niet tevreden zijn. Dat een dienstplichtige over het algemeen genomen, blij'is als zijn diensttijd er op zit is logisch, zeer goed te verklaren en te begrijpen. Zijn toekomst ligt niet in de militaire maatschappij maar in de burgermaatschappij. Dat hij dus verlangend uitziet naar de dag dat hij zal afzwaaien, wie zal hem dit kwalijk kunnen nemen? Maar anderzijds is het toch ook waar. dat men toch wel tevreden mag zijn voor de vele onverdiende weldaden die men nog mag genieten. Een ontevreden mens is nooit te prijzen tenzij de ontevredenheid voortspruit uit het aanschouwen dat de mens zo ver komt af te wijken van Gods geboden en inzettingen. Maar daar gaat meestal de ontevredenheid niet over. Meestal zijn we ontevreden omdat het ons naar den vleze niet gaat zoals wij het graag zouden willen. Daarom was ik blij met uw brief anders denk je op den duur dat je er alleen maar zo over denkt. Ik zeg u van harte dank voor de goede wensen in uw brief en wens u dit alles wederkerig toe. Vervolgens heb ik een brief ontvangen uit Teuge. Die man is het niet eens met mijn zienswijze inzake het liften. Ik heb om commentaar gevraagd en aangezien deze brief wel fatsoenlijk is zal ik hierop antwoorden.

Volgens u is het 's Zondags niet rustig in de kazerne. Nu mijn vriend, het is

nooit rustiger in een kazerne dan Zondags. U bent ook in militaire dienst geweest, wanneer weet ik niet. Wel weet ik dat 's Zondags het minste aantal militairen aanwezig is. Nu weet ik wel dat de rust niet in de eerste plaats afhangt van het aantal maar men moet het ook niet zo voorstellen dat de jongens die 's Zondags in de kazerne zijn zulke geweldige rustverstoorders zijn. Ik ben het dan ook helemaal niet met u eens dat de meeste jongens die Zondags in de kazerne zijn „dronkaards" zijn. Dat is weer zo'n schromelijke overdrijving die misschien bij een burger indruk kan maken maar absoluut geweldig overdreven is. Ik gevoel mij verplicht hiertegen krachtig op te komen als zouden deze jongens alleen maar in de kazerne blijven om dan dronken binnen te komen. Nogmaals, ik ben dit lang niet met u eens en ik weet zeker van velen met Ik heb nooit beweerd dat ik het met de tegenwoordige verlofregeling eens ben. Ik heb altijd geijverd dat onze jongens lx per 14 dagen naar huis kunnen. Zaterdag weg en s Maandags terug. Lees dit nog maar eens goed na. Uw brief volgende schrijft u dat er nog wel velen waren die om finantieële moeilijkheden 's Zondags moesten blijven. Nu snap ik er werkelijk niets meer van. Dat waren dus de jongens die Zondags in de kazerne waren. Maar u schrijft dat de meeste jongens die Zondags in de kazerne zijn „dronkaards" zijn. Zeg mijn vriend, waar waren die jongens dan toch dronken van. Want u schrijft dat ze geen geld hebben en daarom niet met verlof gaan. Verder schrijft u dat dienstplichtige militairen geen geld kunnen overhouden, althans het zal wel bitter weinig zijn. Maar als ze nu dat geld wat ze volgens u besteden aan drank eens uitgaven voor reisgeld, wat zou u daarvan denken. Neen mijn vriend, u overdrijft, en overdrijving schaadt.

Die wat overhouden schrijft u behoren tot een buitengewoon soort mensen. Nu dan ken ik er van dat soort nog wel een paar. Dat zijn heus niet de jongens die op de zak van een ander leven. Ik hoop het op te nemen voor deze jongens. Dat zijn jongens die de tering naar de nering zetten maar dat zijn geen gierigaards of klaplopers. Wat u zelf misschien eens één keer in uw diensttijd hebt meegemaakt mag u niet toepassen op alle jongens die door zuinig te leven kans zien hun ouders niet om geld behoeven te vragen. Ik prijs zo'n jongen. Voor deze week weer genoeg.

Hartelijke groeten,

KRIJGSMAN

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1955

Daniel | 8 Pagina's

De Facteur

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1955

Daniel | 8 Pagina's