Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heidelbergse Catechismus (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heidelbergse Catechismus (4)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

Andere invloeden op de Heidelbergse Catechismus

In het vorige artikel hebben we stilgestaan bij de invloed van Calvijn op het leerboek van Heidelberg. Het mooie van onze Catechismus is echter dat er niet alleen invloeden van Calvijn in te vinden zijn, maar ook invloeden van andere belangrijke theologen in de tijd van de Hervorming. Wat dat betreft is de Catechismus een rijpe vrucht van het gedachtengoed van de Reformatie. In dit artikel willen we eens kijken op welke manier H. BuUinger te Zurich invloed heeft uitgeoefend op de pen van Ursinus.

Invloed van BuUinger

Heinrich BuUinger (1504 - 1575) is de opvolger van Zwingü geweest in Zwitserland. Vanaf 1531 was hij predikant in Zurich en hij is dat gebleven tot zijn dood toe. Op allerlei wijze heeft BuUinger een bijdrage geleverd aan de verbreiding van de Reformatie in Zwitserland en daarbuiten. Hij heeft veel geschriften nagelaten, bijvoorbeeld het Huysboec dat ook in ons land in de zestiende eeuw veel werd gelezen. Ook is de totstandkoming van de Tweede Zwitserse Confessie, de Confessio Helvetica Posterior (1566) het werk van BuUinger geweest.

BuUinger was voluit gereformeerd, maar legt toch weer andere accenten dan Calvijn. Dat is ook te merken in dit Heidelbergse Catechismus. Ursinus was namehjk ook een leerUng van BuUinger. Hij heeft goed naar zijn leermeester geluisterd en enkele belangrijke gedachten in zijn leerboek verwerkt. BuUinger zal dat na de totstandkoming van de Catechismus ook wel gemerkt hebben. Hij zegt er van: 'Ik houd hem voor de beste Catechismus die ooft verschenen is; Code zij lof; Hij krone hem met zijn zegen.' Nu heeft men weleens gezegd dat de Heidelbergse Catechismus een ander kümaat kent dan dat van Calvijn. Dat komt dan door BuUinger Calvijn zou veel leersteUiger zijn dan BuUinger en dat zou te merken zijn aan de Heidelberger. PersoonUjk vind ik deze opvatting te ver gaan. Er is geen echte tegenstelling tussen Calvijn en BuUinger. Het gaat veel meer om het leggen van eigen accenten. En dat is nu juist zo boeiend. Het was niet aUemaal koekkoek één zang in de Reformatie.

De uitverkiezing

Zo'n eigen accent van BuUinger treffen we bijvoorbeeld aan in zijn visie op de uitverkiezing. Daar gaat BuUinger heel pastoraal mee om. In zijn Huysboec spreekt hij er zo over dat hij er voor waakt dat mensen er een verkeerde kant mee op gaan en bijvoorbeeld gaan twijfelen of ze wel uitverkoren zijn. Zo schrijft hij bijvoorbeeld op blz. 182 van het Huysboec: 'Laet ons vaste en in onse herten ghedruct houden/dat God ons in Christo vercoren heeft/ en om Christi wille tot het leven ghepredestineert heeft/ ende dat hij daerom het geloove in Christum gheeft ende vermeerdert denghenen die het begheeren.'

Christus is de Spiegel der verkiezing. Wie in Christus gelooft mag er op vertrouwen uitverkoren te zijn. Zo wordt de uitverkiezing met Christus verbonden. Ik vind dat een heel goede Ujn. Wehiu, diezelfde Ujn vinden we ook in de Heidelbergse Catechismus. De belangrijkste plaats waar de verkiezing aan de orde komt is in de zondag over de kerk. De verkiezing komt dus niet apart aan de orde, los van de kerk, maar verbonden met de kerk. Vraag en antwoord 54 luiden: 'Wat gelooft gij aangaande de heilige katholieke kerkFAntw. Dat de Zoon van God van het begin der wereld tot aan het einde Zich uit de gehele mensheid een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren, door zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof vergadert, beschermt en in stand houdt en dat ik daarvan een levend lid ben en eeuwig zal blij- ven.' (tekst: uitgave Boekencentrum 1998)

De verkiezing komt hier dus voor als een bijvoeging bij de gemeente die door Christus bijeen vergaderd wordt. Het kind dat deze catechismusvraag leert zegt er dan bij dat het gelooft dat het van de gemeente een levend lidmaat is en het ttwm% zal blijven. We zien hier dus dat de verkiezing verbonden wordt met de (zichtbare) gemeente, die Christus vergadert. Het kind beüjdt (in het door de Geest verwekte geloof) dat het vanwege die verkiezing eeuwig bij de kerk zal behoren. Dat is echt in de lijn van Bullinger Hij heeft het zelf in de hierboven genoemde Confessio Helvetica zo geformuleerd: 'God heeft van eeuwigheid af aan, zonder enig aanzien van mensen vrij en uit louter genade, de heiligen, die Hij in Christus zalig wil maken, voorbestemd of uitverkoren naar dat Woord van de apostelen: 'God heeft ons in Hem uitverkoren van de grondlegging der wereld.' (hoofdstuk 10)

Ursinus schreef vlak vóór de Heidelbergse Catechismus zijn Kleine Catechismus. Daarin wordt ook zo positief en pastoraal over de verkiezing gesproken.

Vraag en antwoord 52 luiden: 'Maar wordt ge niet verzocht tot twijfelen aangaande uw zaligheid, als gij verneemt dat geen anderen dan de uitverkorenen door God zalig gemaakt worden? Antw. Helemaal niet, integendeel heb ik daarentegen in alle verzoekingen eindelijk een gegronde troost, want indien ik met een ernstig voornemen des harten begeer in God te geloven en Hem te gehoorzamen, dan moet ik daardoor als door een sterk bewijs vaststellen, dat ik onder het getal van diegenen ben die tot het eeuwige leven uitverkoren zijn.'

Het verbond

Je zou BuUinger met goed recht een verbondstheoloog kunnen noemen. De gedachte van het genadeverbond is de dragende grond van zijn theologie en van zijn kerkehjk werk. Het is vooral tegen de Wederdopers, voor wie het verbond geen enkele rol speelde, dat hij in 1533 schreef: Van het enige en eeuwige Testament of Ver-bond van God. Welnu, deze gedachte van het verbond, zo kenmerkend voor BuUinger vinden we ook terug bij Ursinus. In 1562 schreef Ursinus zijn Grote Catechismus. Deze Catechismus begint met de troost te verbinden met het verbond. 'Vraag 1: Welke vaste troost hebt gij in leven en sterven? Antw. Dat ik door God naar zijn beeld en tot het eeuwige leven geschapen ben; en dat God, nadat ik dit moedwillig in Adam verloren had, uit onmetelijke en onverplichte barmhartigheid mij in zijn genadeverbond heeft opgenomen. (...)'

Als we nu kijken hoe Ursinus met deze gedachte van het verbond in de Heidelbergse Catechismus is omgegaan, dan hjkt het op het eerste gezicht zo te zijn dat het verbond niet of nauwe- Ujks aan de orde komt. Maar daar moeten we ons niet op verkijken. Het verbond wordt dan wel niet met zoveel woorden expHciet genoemd, maar de gedachte van het verbond is de dragende grond van heel de Catechismus.

Bij het verbond gaat het er namehjk om dat God ons zonder dat we er recht op hebben, uit louter genade, belooft te redden van onze verlorenheid en schuld. En dat is nu een gouden lijn die heel het leerboek doortrekt. Als in vraag 22 gevraagd wordt wat een christen nodig is te geloven, dan luidt het antwoord: 'Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetgeen de artikelen van ons algemeen en ontwijfelbaar christelijk geloof ons in een samenvatting leren.'

Het heil van God wordt ons in de gestalte van de belofte aangeboden en daarom mogen we het ons toeëigenen en dat gebeurt al lerende. Ursinus beschrijft niet alleen het positieve van het verbond. Het is niet zo dat hij wil zeggen: je behoort bij het verbond, dus je neemt maar automatisch aan dat het geesteHjk wel goed komt met je. Nee, in vraag en antwoord 82 spreekt hij in verband met een onwaarachtige avondmaalsgang over het ontheihgen van het verbond van God. Een versmaden van de belofte van zijn heil. Dat is heel erg. Dan roep je de toorn van God over de gehele gemeente op. Het komt er dus ook op aan dat we het verbond in geloof en bekering leren beantwoorden. Heel exphciet komt de notie van het verbond ter sprake bij de behandeling van de kinderdoop. Terwijl de Dopers de kinderdoop afwezen, is Ursinus een vurig voorstander van de doop van de kleine kinderen van de gemeente. En dan is zijn argument dat kleine kinderen even als hun (gelovige) ouders ook tot het verbond behoren. Vraag en antwoord 74 luiden: 'Moet men ook kleine kinderen dopen? Ja. Zij behoren evengoed als de volwassenen tot het verbondvan Goden tot Zijn gemeente en aan hen worden, niet minder dan aan de volwassenen, de verlossing van de zonden door het bloed van Christus en de Heilige Geest, die het gelooft werkt, beloofd.'

Hier is Ursinus dus weer heel positief over het verbond. Het is de vaste grond van ons eeuwig behoud.

Nu zouden we kunnen denken dat verbond en verkiezing met elkaar op gespannen voet staan. Maar dat is nu juist bij BuUinger en in de Heidelbergse Catechismus niet het geval. Het verbond is de bedding van de verkiezing. Wie in de Heere Jezus Christus gelooft deelt in de weldaden van het verbond en die mag geloven dat het verbond rust op de eeuwige verkiezende hefde van God.

Wat wordt de verkiezing en ook het verbond op deze wijze een troost. Wat hebben we hierin een goede leidraad voor prediking en geloof, ook in onze tijd. Dit is de gezonde leer van de Heidelbergse Catechismus.

(wordt vervolgd)

Waddinxveen,

W. Verboom

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1998

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

De Heidelbergse Catechismus (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1998

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's