Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalmberijmingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalmberijmingen

Een creatieve workshop over het analyseren en zingen van diverse psalmberijmingen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om iets te kunnen zeggen over de berijmingen beginnen we bij de bron van de psalmen in de Joodse Bijbel, de Tenach, die ongeveer gelijk is aan het Oude Testament. Daarna kijken we naar de verschillende vertalingen en dan naar de berijmingen. De Tenach bestaat uit de Thora (eerste 5 boeken van Mozes), de Neviim (profeten) en de Chetoevim (geschriften). In deze 'geschriften' staan de 'mizmoor' (spreekgezangen met snaarbegeleiding). Het woord 'psalm' is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord 'mizmoor'. In de Griekse versie van het Oude Testament, de Septuagint, is dit met het woord i|JaA|ioq (psalmos) vertaalt. Het Boek der Psalmen is zo vertaald, dat het niet berijmd is. Dat waren de psalmen oorspronkelijk ook niet, omdat het Hebreeuws geen rijm kende. Men spreekt dan ook wel van de onberijmde psalmen. Psalm is een oude Griekse term voor 'slaan' of 'plukken'. Septuagint of Septuaginta (Latijn voor zeventig, afgekort met het Romeinse cijfer LXX), is de naam voor de Griekse vertaling van de Tenach, die tussen circa 250-100 voor Christus werd gemaakt

De Vulgaat is de Bijbelvertaling in het Latijn. De eerste editie is ontstaan in het eerste deel van de vijfde eeuw na Christus. In opdracht van paus Damasus vertaalde Hieronymus het Hebreeuwse Oude Testament en het Griekse Nieuwe Testament naar het Latijn. Zijn arbeid werd uitgevoerd in de periode 390 - 405 na Christus. De Vulgaat werd bewust geschreven in alledaags Latijn, zodat een meer accurate en eenvoudiger te begrijpen Bijbelvertaling zou ontstaan dan voorgaande deelvertalingen. De Vulgaat bleef vele eeuwen de enige christelijke vertaling van het Hebreeuwse Oude Testament. Voorgaande vertalingen in het Latijn kwamen tot stand door de Septuagint als grondtekst te gebruiken.

Er is een verschil in de nummering van de psalmen ontstaan doordat Hieronymus (ca. 347-419) de nummering voor de Latijnse Bijbel (Vulgata) overnam van de Griekse vertaling (Septuagint). De protestanten zijn teruggegaan naar de Hebreeuwse nummering.

Hebreeuws Septuagint (Grieks) & Vulgata (Latijn)
psalm 1-8 psalm 1-8
psalm 9 en 10 psalm 9
psalm 11-113 psalm 1-112
psalm 114 en 115 psalm 113
psalm 116 psalm 114 en 115
psalm 117-146 psalm 116-145
psalm 147 psalm 146 en 147
psalm 148-150 psalm 148-150

De psalmen zijn onderverdeeld in vijf boeken die eindigen met; Amen, ja amen of Amen halleluja.
1. psalm 1-41
2. psalm 42-72
3. psalm 73-89
4. psalm 90-106
5. psalm 107-150

Aanleiding
Ambrosius (340-397), de latere bisschop van Milaan, wordt ook wel de vader van het kerklied genoemd. Hij schreef zijn liederen vierregelig in een jambisch metrum (lang-kort), snel en eenvoudig te leren en onthouden door het gewone volk. Het boek van de psalmen is bij het gewone volk het meest bekend en geliefd geworden in de geschiedenis. Een citaat van Ambrosius: 'Sommigen beweren dat ik de mensen heb verlokt door de melodieën van mijn hymnen. Ik ontken het niet.' Gregoriaans is de oudste muziek van West-Europa, maar ze kwam niet uit het niets tevoorschijn. De kerkzang van de christenen heeft haar wortels in de Joodse, Griekse en Latijnse liturgische muziek. De kerk van Christus werd in 391 staatskerk van Rome; geschoolde zangers zorgden voor een snelle verspreiding van de liturgische melodieën over de jonge kerk. Het is paus Gregorius I de Grote, paus van 590 tot 604, die over het hele rijk eenheid brengt in de gezongen teksten. Naar de melodieën zelf heeft hij geen vinger uitgestoken, hoewel zijn naam voor eeuwig met de gregoriaanse muziek verbonden zal blijven. Liturgie is het natuurlijke kader waarin gregoriaanse muziek thuishoort. Het is het geheel van lezingen, gebeden en handelingen die samen de christelijke eredienst uitmaken. Die hele eredienst is georganiseerd in een aantal dagelijkse riten. Hoogtepunt van die dagelijkse liturgie is de mis, ook wel de eucharistieviering genoemd.
Deze viering is bedoeld voor alle gelovigen en bestaat in wezen uit een symbolische maaltijd waarbij het kruisoffer van Christus hernieuwd wordt in de gedaante van brood en wijn. Het officie is het dagelijkse koorgebed, verdeeld over dag en nacht, waarmee monniken en priesters God loven. Mis en officie zijn ingebed in het kerkelijk jaar, dat enerzijds is opgebouwd rond de drie hoogfeesten van Kerst, Pasen en Pinksteren, anderzijds rond de heiligenkalender.

In 1229 concludeerde het concilie van Toulouse dat leken geen Oude Testament mogen hebben, behalve het boek der psalmen. De psalmen waren ook buiten de kloosters en kerken bekend als gezongen gebeden. Er waren al vertalingen, bijvoorbeeld Die Duytsche Souter (1480, Delft). Rond 1500 verschijnen in Frankrijk kleine boekjes met een paar boetepsalmen die op rijm gezet waren. Toen de kerk van Geneve in 1536 met de Reformatie meeging werd de viering van de mis afgeschaft, dus ook het zingen door de priesters en het koor (gregoriaans, motetten e.d.). Ook geen orgelmuziek meer: in de kerkdienst werd het Woord gelezen en uitgelegd en er werd gebeden. De gemeente luisterde alleen naar het gesproken woord. Als Calvijn een paar maanden later in Geneve komt bemerkt hij dat dit nooit de bedoeling van een eredienst kan zijn. De Bijbel staat vol liederen. In tegenstelling tot Zwingli vragen Calvijn en de andere predikanten aan de Raad van Geneve om psalmen te mogen zingen. Het psalmgezang in de eredienst moet de passieve luisterhouding doorbreken en de gemeente moet Gods naam prijzen, aanroepen en verkondigen. Dat moet de gemeente ontroeren en in vuur en vlam te zetten. Het werkt troostend en verkondigend. Calvijn schaart het kerklied onder de publieke gebeden. Er zijn gesproken en gezongen gebeden in een eredienst. Dit was in lijn met de Bijbel (de psalmen zijn Israels gebeden - tehiliem of lofprijzingen) en met de traditie van de kloostergebruiken. Juist God legt ons door middel van de psalmen een loflied op de lippen ('Heere, open mijn lippen zo zal mijn mond uw lof verkondigen' - ps. 51:17). Voor Calvijn was het niet de antwoordende gemeente op het woord van de voorganger. Het betekende voor hem dat alle onderdelen van de dienst door het Woord van God bepaald werden en het Woord van God waren of behoorden te zijn. Deze visie heeft Calvijn ertoe gebracht om de Tien Geboden te laten zingen. De berijming van de Tien Geboden is één van de zes berijmingen van het eerste psalmboekje van de reformatie Aulcuns Pseaulmes et cantiques mys en chant (Straatsburg 1539). Later komen deze gezongen Tien Geboden vooraan in de liturgie te staan in de berijming van Marot op de melodie van psalm 140 (Léve de coeur).

Duitsland
In Duitsland werden aan het einde van de vijftiende eeuw al liederen verzameld en gedrukt in de volkstaal, meestal op losse blaadjes. In de kloosters en kerken zong men naast het gregoriaans ook hymnen. Naast volksliederen (Leisen) zong men buiten de kerk ook liederen over Maria en kerstliederen. Thomas Münzer vertaalde al Latijnse hymnen in het Duits. Nikolaus Decius vertaalde liturgische muziek in strofisch Duits en componeerde er een goed zingbare melodie bij. Het 'Gloria' werd Allein Gott in der Höh sei ehr en het 'Agnus Dei': O Lamm gottes unschuldig. Luther was niet de uitvinder van het christelijke lied in de volkstaal maar heeft ze samen met Martin Bucer wel tot een onderdeel van de liturgie gemaakt. Luther bewerkte liederen, schreef en componeerde nieuwe liederen vanaf 1523. In Straatsburg, waar de Reformatie onder leiding van Martin Bucer tot bloei komt, verschijnt in 1524 Teutsch kirchen Ampt, een kerkboek met liturgische aanwijzingen en liederen en psalmen. Het eerste kerkboek van Luther verschijnt in 1529, waarin zowel de professionele als ook de gemeentezang een plaats had.

In 1538 verscheen in Straatsburg het Psalter mit aller Kirchenübung met daarin alle psalmen berijmd. Bucer had twee uitstekende musici die ook tot de Reformatie overgingen, de cantor Matthias Greiter (1494-1550) en de organist Wolfgang Dachstein (1487-1553). Greiter componeerde onder andere de melodie voor psalm 119: Es sind doch alle selig, door Calvijn gebruikt voor psalm 36. Dachstein schreef drie psalmmelodieën. Zijn beroemdste is ongetwijfeld psalm 137: An Wasserflüssen Babylon, dat m het Geneefse psalter bij de lofzang van Zacharias is terechtgekomen en in de Duitse liedboeken vooral bekend is door 'Ein Lammlein geht und tragt die Schuld' van Paul Gerhardt; later duikt het in de hervormde kerken weer op als melodie bij de Lofzang van Zacharias.

Frankrijk
In Frankrijk werd Calvijn rond 1532 gewonnen voor de Reformatie. In het najaar van 1533 verscheen een berijming van psalm 6 (boetepsalmen waren erg geliefd) van Clément Marot (1496-1544) de hofdichter van Marquérite de Navarre. Marot berijmt er in totaal 49. Marot heeft zijn eigen werk voortdurend verbeterd en bijgeschaafd. In 1538 werd Calvijn geraakt door de Duitse zang in Straatsburg (toen een Duitse stad). In 1539 verscheen een bundel met negentien psalmberijmingen van Marot en Calvijn met nieuwe melodieën en gedeeltelijk met Duitse gezangmelodieën ontleend aan het Teutsch kirchen Ampt uit 1524.
Vanaf 1541 verschenen bundels met psalmberijmingen van Marot aangevuld met werk van anderen. Deze bundel die goedkeuring verkreeg van het hof van de koning, werd zeer populair bij hofdames en componisten. De rooms-katholieke kerk zette deze bundels echter op de lijst met verboden boeken. In 1542 verscheen een Straatsburgse en een Geneefse versie van 36 psalmen maar de Geneefse versie heeft minder Duitse melodieën. Guillaume Frank, de cantor van Geneve, moet de melodieën hebben gewijzigd en nieuwe gemaakt. In 1543 verschenen 49 psalmen en de Lofzang van Simeon van Marot, gesteund door Calvijn, maar met een berijming van het Credo, Gebed des Heeren en La salutation Angélique (Ave Maria), een Bedezang voor en na het eten en een Dekaloog (Tien Geboden). Calvijn ruilt zijn tekstbijdragen in voor betere van Marot. Als Marot in 1543 overlijdt, gaat Theodore de Beza (1519-1605) in 1547 verder met de berijming van de overgebleven 101 psalmen. Bij de teksten van Marot maakte Guillaume Franc nieuwe melodieën. Hij gebruikte drie verschillende notenwaarden. Hij leerde, in opdracht van Calvijn, de kinderen de melodieën aan opdat de ouderen het in de eredienst van de kinderen zouden leren. Louis Bourgeois voorzag de meeste berijmingen van De Beza van nieuwe melodieën en hij vereenvoudigde de melodieën van Guillaume Franc tot twee verschillende notenwaarden (1551). Zijn opvolger Maistre Pierre (Pierre Davantès?) verzorgde de uiteindelijke editie en componeerde de overgebleven 40 melodieën.

Engeland
De afscheiding van de paus van Rome door Hendrik VIII betekende de stichting van de Anglicaanse kerk in 1534. De liturgie werd in de landstaal in plaats van in het Latijn uitgevoerd. De psalmen worden vaak onberijmd gezongen en in veel gevallen meerstemmig. Doordat er geen berijming of strofevorming in een metrisch stelsel nodig was, bleef de tekst heel dicht bij de grondtaal. In Engeland werd omstreeks 1535 een liedboek met 41 liederen, waarvan 15 psalmen, gepubliceerd. In 1549 kwamen alle 150 psalmen uit in het Engels. Jan Utenhove werd in Gent geboren. Hij verbleef drie jaren (najaar 1545 - zomer 1548) in Straatsburg. Deze jaren hebben een onuitwisbare indruk op hem gemaakt. Hij verkeerde er met de kopstukken van de Elzasser Reformatie: Martinus Bucer, Petrus Martyr en Paulus Fagius, met wie hij ook nog lang na zijn vertrek uit de stad in contact bleef. Ten behoeve van een Londense vluchtelingengemeente gaf Jan Utenhove in 1551 zijn eerste metrische psalmberijming in het Nederlands uit, een taak die hij trouwens zijn hele verdere leven zeer ter harte zou nemen. Maar al in 1553 moest hij weer vluchten voor koningin Mary Tudor. In 1559 was hij terug in Londen. Veel energie stak Utenhove intussen in de Nederlandse bewerking van de Franse psalmvertalingen van onder andere Clément Marot en Theodore de Bèze. Zijn psalmuitgave, verschenen in 1566, was ook nu weer geen succes, omdat ze spoedig verdrongen werd door de editie van een andere uitgeweken Vlaming, Pieter Datheen, die in hetzelfde jaar verscheen.

De Nederlanden
In 1540 kwam de eerste editie uit van de Souterliedekens (Psouter/Psalter). De berijmer was waarschijnlijk Willem van Zuylen uit Utrecht. De melodieën waren liedjes van de straat en uit de cafés. Drinkliederen, liefdesliederen, smartlappen en ballades: een rijke verzameling die ook voorkomt in het Antwerps liedboek (1544). Deze Souterliedekens werden in korte tijd enorm bekend en populair. Tot het begin van de zeventiende eeuw beleefde het boek 30 herdrukken. Serieuze componisten namen teksten en melodieën over om er meerstemmige bewerkingen van te maken onder andere Clemens non Papa en Tielman Susato. Deze Souterliedekens waren zogenaamde contrafacten (een nieuwe tekst op een bestaande melodie, vaak een geestelijke tekst op een wereldse melodie), bedoeld voor de jeugd, goede liedkeuze, aansprekende taal, bij de tekst passende muziek, strofische rijmende gedichten en bekende melodieën. Deze liedekens moet met niet verwarren met de psalmen van Marot en de Beza. De huidige psalmmelodieën zijn niet afkomstig van volksliedjes, maar zijn gecomponeerd bij de Franse teksten in modi, die ook wel kerktoonsoorten worden genoemd. Jan van Utenhoven's psalmberijmingen werden veelvuldig gezongen in de Nederlanden vóórdat de psalmen van Petrus Datheen gezongen werden. Het is heel goed mogelijk dat men in 1566 tijdens de Beeldenstorm ook psalmen van Utenhove zong. Ze kregen de bijnaam Engelse psalmen.

Petrus Datheen (1531-1588) uit Vlaanderen brak op ongeveer achttienjarige leeftijd met het kloosterleven en sloot zich aan bij de Reformatie. Na zijn vlucht naar Londen werd hij in 1555 als predikant beroepen te Frankfurt bij een vluchtelingengemeente. Na problemen met de Lutherse predikant gaat hij naar Frankenthal en vertaalt daar de Heidelbergse Catechismus in het Nederlands in 1563. In 1566 voltooide hij de uit het Frans vertaalde psalmberijmingen van Marot en Beza in het Nederlands op de melodieën van Giullaume Franc en Louis Bourgeois. Zijn bcrijmingen werden zeer populair doordat hij de gewone taal van het volk gebruikte. Al bij het Convent van Wezel in 1568, waarvan Datheen voorzitter was, werd zijn berijming met name genoemd. Dat gebeurde ook op de nationale synode van Dordrecht in 1578. Ook daar was Datheen preses. In het eerste jaar al verschenen er zes drukken. Opmerkelijk is ook dat er als laatste van de 'Enige gezangen' een Bijbellied over David was opgenomen op de melodie van psalm 19. Toch kwam er meer en meer kritiek op deze berijmingen, maar het duurde ruim 200 jaar voordat deze officieel op 1 januari 1775 werd vervangen door de Statenberijming van 1773. Het invoeren van een nieuwe berijming gaf op veel plaatsen veel beroering.

Philips van Marnix (heer van St. Aldegonde 1540-1598) was schrijver, politicus, geleerde en assistent van Willem van Oranje en waarschijnlijk de schrijver van het Wilhelmus. Hij had opgemerkt dat de berijming van Datheen goed bij het dagelijks taalgebruik aansloot, maar onvoldoende bij de originele Hebreeuwse tekst. Hij berijmde vanuit het Hebreeuws, maar in ouderwetsere taal. In plaats van 'gij' en 'u' gebruikte hij 'du' en 'dij'. Zoals hij in 1580 in een voorwoord schreef heeft hij de berijmingen in de gevangenis onder de handen van zijn vijanden gemaakt. Er is in de tweede helft van de zestiende eeuw veel te doen geweest over de vraag welke psalmberijming er nu gebruikt moest worden. De Franse melodieën hadden de voorkeur, maar door de letterlijke vertaling uit het Frans heeft Datheen het verband tussen woord en toon helemaal genegeerd. Calvijn wilde juist een sterke band tussen woord en toon, zoals hij had beschreven in 1543 in 'La forme des prières et chants ecclésiastiques'. De accenten van de tekst gingen verloren, de zeggingskracht van de melodie werd aangetast en de iso-ritmische manier van zingen van de psalmen van Datheen op Franse melodieën was een noodzakelijk compromis. Marnix verbaasde zich erover dat men de juiste Nederlandse taal voor vreemd en onbekend versleet. De taal was dus door bastaardwoorden bedorven. Daarnaast was er een ware lobby van boekverkopers die kerkenraden en synoden beïnvloedden om het maar bij Datheen te houden: ze hadden nog grote voorraden van deze bundels. Ook de uitgever van Mamix' berijming probeerde de synode overigens voor zijn karretje te spannen. Tenslotte was Marnix niet geheel onomstreden, omdat hij als burgemeester van Antwerpen de stad moest overgeven aan de vijand.

Bewerkingen
De componist Claude Goudimel (1500-1575) is de belangrijkste bewerker geweest van de Geneefse psalmmelodieën. Hij maakte eenvoudige meerstemmige zettingen en motetten. De psalmteksten zijn voor zeer veel componisten inspiratiebron geweest en in het bijzonder de psalmmelodieën die we nu aanduiden met de Geneefse melodieën.

Tenslotte een citaat
'Hoe weende ik bij uw lofliederen en gezangen, heftig geroerd door de lieflijk klinkende stemmen van uw Kerk! Die stemmen stroomden mijn oren binnen en de waarheid druppelde helder in mijn hart en vrome aandoeningen welden daaruit op, en mijn tranen stroomden en dat deed mij goed.' (Augustinus, Belijdenissen, Boek 9, hoofdstuk 6)

Bronnen
Bosch, Roel A., En nooit meer oude Psalmen zingen: zingend geloven in een nieuwe tijd 1760-1810, Zoetermeer 1996. Bruijn & W. Heijting, J. de., Psalmzingen in de Nederlanden van de zestiende eeuw tot heden. Kok-Kampen, 1991.
Luth, J.R., Daer wert om 't seerste uytgekreten..., Kampen, 1986. (2 dln) (dissertatie).
Smelik, J., 'Gods lof op de lippen' Aspecten van de liturgie en kerkmuziek, Boekencentrum Zoetermeer 2005.
Smelik, J. O Sangerige Keeltjes!: De liedcultuur en het muziekleven in de Noordelijke Nederlanden tussen 1550 en 1650, Leiden 1993.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 september 2008

Driestar bundels | 146 Pagina's

Psalmberijmingen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 september 2008

Driestar bundels | 146 Pagina's