Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

r lr., 1 r, l4> 7ï 'iihrtpl , ....

A. K. te S. schrijft het volgende: n Kon. 18 : 30 lezen we, dat Elia het altaar heelde, dat verbroken was en wel een altaar des Heeren. Jeruzalem was toch de plaats waar de Heere wilde gediend worden? Was dit een altaar uit de tijd dat er nog geen tempel was? Iedereen mocht toch geen altaar bouwen en daarop offeren?

Wat is de oorzaak hiervan?

Antwoord: Ik wil met het laatste beginnen. Natuurlijk mocht niet iedereen een altaar bouwen en daarop offeren. Maar de Heere maakt hier en daar uitzonderingen, juist omdat Hij Wetgever is.

Matth. Henry schrijft: „Elia was geen priester, noch had enige levieten tot zijn bijstand. Karmel had geen tabernakel of tempel, maar was verre gelegen van de ark der getuigenis, van de plaats door God tot Zijn dienst uitgekozen, en van het altaar, dat cle gave heiligde en nochtans had nooit een offerande een doorluchtiger blijk van goedkeuring ontvangen clan deze.

Van de Levietische instellingen werd zo dikwijls ontslag verleend, zowel in cle dagen der Richteren als later, dat men schier denken zou, dat zij verordend waren, meer om voorbeelden te zijn, die in cle Evangelische tegenbeelden zouden worden vervuld, clan wel om als wetten stipt en nauwkeurig onderhouden te worden. De verderving derzelve door het gebruik, gelijk de Apostel op die wijze daarvan spreekt (Col. 2 : 22) gaf ingewikkelder wijze daarvan te kennen, dat ze eindelijk ten enenmale zouden worden afgeschaft."

Wat het eerste betreft zij opgemerkt, dat Elia geen gebruik wilde maken van het altaar, dat verontreinigd was door cle gebeden aan Baal. Hij vond echter een altaar, dat voormaals gebruikt was in de dienst des Heeren. Dit heeft hij hersteld om daarmee aan te tonen, dat hij geen nieuwe godsdienst ging invoeren, maar het geloof en de aanbidding van de God hunner vaderen wilde doen herleven. Hij wilde hen terug brengen tot hun eerste liefde en hun eerste werken. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet hun persoonlijke liefde en persoonlijke werken, hoewel er altijd nog 7000 waren, die de knie voor Baal niet gebogen hadden, maar tot cle eerste liefde en werken van hun vaderen.

Elia kon hen niet naar het altaar te Jeruzalem brengen, tenzij hij de twee Rijken weer kon verenigen, daarom bouwt hij door zijn gezag als profeet een altaar op cle berg Karmel en erkent dus dat, hetwelk daar vroeger gebouwd was. Straks neemt hij twaalf stenen ten eerste ter vernieuwing van het verbond tussen God en al cle stammen. Ten tweede, om te tonen, dat hij bad en werkzaam was in cle naam en in dienst van de God van cle aartsvaders en van al de stammen Israëls en ten derde, om het volk te leren, dat het, ofschoon verdeeld in de burgerlijke regering, nochtans verenigd moest zijn in het dienen en aanbidden van dezelfde God en slechts één altaar moest hebben voor het hele land. Nu nog één opmerking. In Dachsel heb ik gelezen, dat dit altaar niet „altaar des Heeren" wordt genoemd, omdat cle Heere dit altaar op die plaats had gewild of besteld, maar dewijl cle Heere en niet Baal daarop was gediend en verheerlijkt.

Hengstenberg is van gevoelen, dat het opgericht is door vereerders des Heeren uit de tien stammen. Anderen vermoeden, dat het dagtekent uit cle tijd voor cle tempelbouw.

C. K. te W. vraagt wat de verklaring is van: Maar cle rechtvaardige zal door zijn geloof leven." (Hab. 2 : 4 b). Hij had die vraag niet gedaan, wanneer er gestaan had: Maar cle rechtvaardige zal uit het geloof leven."

Antwoord: et gaat hier dus over de woordjes door en uit en zijn en het. De Statenvertalers omschrijven het aldus: Door" of „uit" zijn geloof, n.1. zover hij door het geloof zich toepast cle beloften Gods aangaande de gerechtigheid van Christus". Ze verwijzen clan naar: oh. 3 : 36, Rom. 1 : 17, Gal. 3 : 11 en Hebr. 10 : 38.

Het blijkt hieruit, dat de Statenvertalers cle woorden „uit' en „door" synoniem zien, n.1. van dezelfde betekenis.

Maar nu het bezittelijk voornaamwoord „zijn". Moet dat nu niet vervangen worden door het lidwoord „het" temeer omdat het geloof een gave Gods is?

Neen, juist omdat het geloof een gave Gods is, daarom wordt het ook bij cle inplanting van het nieuwe leven, een persoonlijk bezit. Wat God geeft aan Zijn volk, geeft Hij als een persoonlijk bezit. Hij geeft Zichzelf, Hij geeft Zijn Zoon, Ilij geeft cle Trooster, Hij geeft al Zijn weldaden in Christus door de Heilige Geest, n.1. liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, enz.

Daarom zegt David: De Ileere is mijn Herder" en Thomas zegt: Mijn Heere en mijn God". De bruid in het Hooglied roept uit: Mijn liefste is blank en rood." In Matth. 9 : 29 zegt cle Heere Jezus: U geschiede naar uw geloof. De apostel Paulus schrijft aan cle gemeente van Corinthe: Niet, dat wij heerschappij voeren over uw geloof." In de brief aan de Colossensen lezen we: Alzo wij van uw geloof gehoord hebben" en „van cle vastigheid van uw geloof."

Zo spreekt Paulus: „te volmaken hetgeen aan uw geloof ontbreekt".

Eindelijk roept Petrus het uit: Voegt bij uw geloof deugd" en Judas: Bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof". U ziet dus wel, als Habakuk schrijft: De rechtvaardige zal door zijn geloof leven", dat dit hetzelfde is, wat Paulus noemt in Rom. 1 : 17: Maar cle rechtvaardige zal uit het geloof leven".

Het enige woord, waarin ons alles is gegeven, wat tot zaligheid van node is, treedt ons hier in zijn volle betekenis tegemoet. Het is het geloof, de leidende ster in het leven van cle grote Heidenapostel.

Ik heb eens gelezen, dat een leven zonder zaligmakend geloof is als een raadsel zonder sleutel, als een heide zonder bloemen, een plant zonder verkwikkende zon.

Daarom is het zo nodig, dat cle Heere ons verlost uit de banden van het ongeloof en dat Hij cle bede in ons hart werke: „Heere, geef ook mij dat geloof".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1955

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1955

Daniel | 8 Pagina's