Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vlak over de grenzen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vlak over de grenzen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vlak over onze ooster-grenzen woont een bevolking, die niet alleen nog altoos onze Hollandsche taal spreekt, maar die ook theologisch en kerkelijk nauw met ons samenleeft, de Graafschap Bentheim. De beweging der Separatie heeft ook daar doorgewerkt en een groep van Kerken doen ontstaan, die geheel onafhankelijk en vrij van de Staatskerk het Gereformeerd beginsel hoog houden. Ze lezen daar bij voorkeur onze kerkelijke bla(Jen. Ze bestudeeren er de boeken onzer theologische voormannen, en beroepen niet zoo zelden predikanten uit onze Kerken. Wie hen bezocht, deze kloeke Graafschappers, voelde zich als te midden van zijn eigen volk, want er was niet alleen eenheid van taal, maar wat meer zegt, ook eenheid van geestesrichting.

We meenen daarom onzen lezers geen ondiênst te bewijzen door hun het navolgende schrijven mede te deelen, dat Ds. M. Uijtenhoudt, predikant te Emlicheim, ons zond, over den toestand bij deze Oosterburen.

Gemeenlijk maakt men zich eene voorstelling omtrent het leven in Duitschland gedurende den bitteren wereldoorlog uit berichten, die den toestand in de groote steden beschrijven. Daar de bevolking van het. land echter voor ongeveer tweederde deel uit landbouwers en veehouders bestaat, die in hunne dorpen en op hunne hofsteden een geheel ander leven leiden dan de stedeling, is het misschien niet zonder belang, ook eens voor een oogenblik eenige aandacht te schenken aan hetgeen in het stille dorpsleven en op de eenzame hoeve doorleefd en doorworsteld wordt. En waar ik gedurende drie jaar lief en leed met mijne stille trouwhartige Nedersaksische gemeentearen op Duitschlands \vestgrens heb medegemaakt, daar geloof ik, eenigen indruk te hebben gekregen van wat er door het grootste deel van het aan Nederland zbo nauw verwante Germaansche volk in deze dagen wordt. doorleefd. Er is is zeer zeker een groot onderscheid tusschen de bevolking, die in haar geheel den naam van Duitscher draagt; een gevluchte Oost-Pruis, die de gastvrije zorgen ondervindt van den eenvoudigen, ernstigen gereformeerden Graafschapper, kan zich maar moeilijk vinden in den streng calvinistischen levenstrant van zijn gastheer; maar éénzelfde leed drukte toch allen, al wordt het dan ook naar gelang der verschillende levensopvatting op zeer onderscheidene wijzen gedragen.

En nu heeft het mij van den aanvang van den oorlog tot heden toe bijzonder getroffen, dat de druk, die op heel het volksleven rust, lang zoo sterk niet is, als men bij het uitbreken van den wereldkrijg wel verwacht zou hebben.

Toen ik 14 jaar geleden in den Boerenoorlog in Zuid-Afrika, nadat er slechts een half jaar gestreden was, met den waarnemenden generaa van Rensburg voor eenige weken van het ge vechtsfront in Natal naar het Noorden van Transvaal reisde, zag ik, dat toen reeds nagenoeg alle weerbare man was opgeroepen; jongens van 16 jaar en grijsaards van 70 waren naar den vijand getrokken, en vrouwen en meisjes hadden zich noodgedwongen in corpsen vereenigd, om de woeste kaffers in bedwang te houden. Met den Ms user gewapend, lagen ze nacht aan nacht in groepen op de wacht, en wee den kaffer, die in. handen van deze verbitterde vrouwen viel. De vrouw geprikkeld tot het uiterste is veel gevaarlijker en wreederdan de man. Iets soortgelijks ligt tot heden, na anderhalf jaar verwoed gevecht, nog geheel buiten den gedachtenkring van onze dorpsbewoners. Toen de oorlog pas uitbrak, meende ik, da het gevreesde Pruisisch militarisme al spoedig in onze kerk des Zondags de mannenbanken ledig zou maken, maar tot heden toe is dit nie geschied. Onze jongelieden, die na een jaar eens voor enkele dagen met verlof naar huis terugkeeren van het oorlogsfront, zeggen, dat men het nu al goed kan merken in de kerk, dat er vele mannen zijn opgeroepen, maar meer ook niet, en dit is te verstaan, wanneer men bedenkt, dat van onze ruim 1000 gemeenteleden tot heden nog niet meer dan 100 zijn opgeroepen. Ook het aantal gesneuvelden of aan ziekte gestorvenen is niet zóó hoog, als men zich allicht zou voorstellen. In onze gemeente ontvielen ons het tiende gedeelte der opgeroepenen, en nu weet ik wel, dat er dorpen . zijn en kleine steden, waar het percentage der gevallenen veel hooger is dan bij ons, en da wij alle reden hebben om den Heere te danken, maar toch valt het niet moeilijk in te zien, dat over geheel Duitschland het aantal dooden niet veel hooger is dan bij., ons.

Economisch hebbeii wij nog niet veel te lijden gehad. Financieel is de boer er niet op achteruitgegaan. Vleeschlooze dagen kent de man, die zelf het vee opfokt, nog niet. Duurte is er, moeite om enkele hoog noodige levensbehoeften te verkrijgen, kent ieder onzer, maar nood maakt vindingrijk. Als wij geca petroleum kunnen krijgen, branden vrij carbidgas, spiritus of benzol, en een kleine schrik nu daargelaten, dien de onhandige carbidgebruiker in den beginne wel eens-kan ondervinden als zijn nieuwsoortige lamp onwillig is en-ontploft, zijn wij er niet op achteruitgegaan. Als wij geen brood hebben, eten wij aardappelen, is rijst bijkans onbetaalbaar, dan helpen wij ons met iets anders. Gebrek heeft nog niemand onzer geleden.

Wordt er dan niet geleden?

Zeker, er is lijden, bitter lijden.

En dat lijden wordt geleidelijk aan al zwaarder. De oorlog duurt zoo lang, zoo droevig lang. Er zijn al zooveel jongelingen en huisvaders, die maanden en maanden aaneen gehoopt hebben, en gebeden, dat God de Heere hen in welstand tot de hunnen mocht terugbrengen. Maar nog altijd blijft de vraag van den psalmdichter hun droeve vraag: de morgen, ach wanneer?

Er is iets diep tragisch in het leed. van den oorlog, omdat het zoo ongelijk treft. Er zijn huisgezinnen, die nog weinig of niets ondervonden hebben, maar er zijn er ook enkele, die'dubbel zwaar zijn getroffen. Anderhalf uur gaans van ons dorp woont eene vrouw op de heide. Haar huisje staat eenzaam tusschen de vale struiken, ver van de huizen der andere menschen. Haar man is heengegaan naar 's vijands land, reeds bij het begin van den oorlog, en zij is achtergebleven met haar zestal kindertjes, en haar vee. Anderhalf jaar tobt ze al voort, bijkans zonder eenige hulp. Niet ver van ons woont eene' vrouw, wier man een half jaar geleden bij een gevecht in Frankrijk is vermist geraakt. Ze heeft overal getracht inhchtingen in te winnen, maar zonder resultaat. En nu wacht ze met haar vaderlooze kleinen, of hij ook nog iets van zich zal laten hooren, of hij ooit terug zal komen, in pijnlijke onzekerheid. Niet ver van haar woont een onzer ouderlingen, een algemeen geliefd man. Drie van z-ijn zonen trokken ten strijde. Een hunner sneuvelde reeds bij den eersten opmarsch in Frankrijk, twee geraakten vermist, sinds een jaar wacht hun vader op eenig levensteeken, en straks wordt wellicht de lïiatste stamhouder, de jongste, nauw achttien jaren oud, opgeroepen voor zijn vaderland. Vlak bij hem woont eene zuster der gemeente, wier gezin geheel is verwoest.

Een jongeling wiens handen en voeten nagenoeg geheel afgezet zijn, hoopt eerstdaags naar huis terug te keeren. Zoo zijn er meer. En straks zullen de jongelingen van achttien jaar moeten heengaan. Ver van huis, naar Rusland, Frankrijk, Servië. Dat is pijnlijk voor het ouderhart, want men weet nu bij ons, wat het is, als de kinderen worden weggerukt uit den stillen, eenvoudigen, gereformeerden levenskring, om ver van huis de negatieve resultaten der cultuur te gaan aanschouwen. Er komen bij ons zulke droeve klachten over het leven 'vk. dé garnizoenen en in het veld. Dat leven is zo ruw en zoo goddeloos, vaak ook zoo diep onzedelijk. Een enkel maal zijn er in dat leven verheffende, aangrijpende oogenblikken — wanneer een der onzen op den Kerstdag zijn manschai)pen rondom zièh verzamelt en hun in allen eenvoud de Kerstgeschiedenis verhaalt, en allen saam, rondom hun kleinen kerstboom, hun liederen zingen, of wanneer een goddeloos spotter uitroept: „Als er een God is, laat Hij m dan den mond snoeren*, en onmiddelijk daarop verbrijzelt een granaat hem de geheele onderkaak — maar meestentijds, zoo verhalen en schrijven onze gemeenteleden bijkans allen, uit allerlei deelen van het land of gevechtsfront, is de stemming, die onder de troepen gevonden wordt, niet van godvruchtigen aard, en wordt er weinig verootmoediging gevonden. Eéne zaak echter is er, die ons sterken troost biedt. God de Heere verlaat kennelijk Zijne kinderen niet.

Eerbied dwingt vaak de wijze at, waarop de diepe smart door de zwaarstgetroffenen Wordt gedragen. Er is stille gelatenheid, zonder eenig murmureeren. Mannen en jongelingen in het veld schrijven hiervan, die getuigen van krachtig vertrouwen op hunnen Heere en Zaligmaker, en niet één onzer viel nog zonder dat zijn woord of geschrift den achtergeblevenen hoop gaf, dat zijne ziel ruste vond bij het kruis onzes Heeren en uit het krijgsgewoel opsteeg naar den eeuwigen Vredevorst.

De oorlog is bitter, maar hij brengt toch Gods kinderen zegen.

Vooral het laatste gedeelte van dit schrijven doet een toon hooren, die het hart goed doet. Er blijkt toch uit, dat de be proeving van dezen wereldoorlog niet geheel tevergeefs aan deze bevolking is voorbij gegaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Vlak over de grenzen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 januari 1916

De Heraut | 4 Pagina's