Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Oorlog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

55.

Op de vraag door wie en hoe de smeekbede gebracht zou worden aan het hof van El-Schaddai, volgde een grondige bespreking. In geen geval mocht de Koning in Zijn eer gekrenkt worden, want de burgers wisten heel goed dat het bij Hem in alles ging om de eer van Zijn naam.

Ten laatste werden zij het eens, dat majoor Geloof dat zou doen. Inderdaad, een goede keus, want deze man had verstand met Goddelijk licht bestraald om de eer van de grote Koning te bedoelen. Ja, het zal zijn om Zijns naams wil als Hij opnieuw in ontferming op ons zou willen nederzien.

Niet zonder hoop begaf Majoor Geloof zich op reis om de geestelijke en eeuwige belangen van Mensziel te behartigen. Gekomen aan 't hof van El-Schaddai, waar Vorst Immanuël zich bevond, was de poort voor hem gesloten en met een sterke wacht bezet. Zodat de bode genoodzaakt was een wijle buiten te staan.

Daarna verzocht de majoor, dat er iemand tot de Prins zou gaan en Hem bekend maken wie er aan de poort stond en wat hij daar deed. Waarop ook iemand aan El-Schaddai en Zijn Zoon Immanuël zeide, dat de majoor der stad Mensziel buiten aan des Konings hof stond. Verzoekende toegelaten te worden in de tegenwoordigheid van de Prins, des Konings Zoon. Hij zei ook wat de majoor voor boodschap had zowel aan de Koning als aan diens Zoon Immanuël.

Maar de Vorst wilde niet afkomen noch ook toelaten, dat hem de poort geopend werd. Doch liet hem een antwoord toekomen van deze inhoud: „Zij hebben Mij de rug toegekeerd en niet het aangezicht; maar nu in deze tijd van hun benauwdheid zeggen zij tot Mij: Sta op en behoud ons. Maar kunnen zij niet gaan tot hun Vleselijke Gerustheid, tot wien zij heengingen toen zij Mij verlieten? Kunnen zij hem nu zij in deze benauwdheid zijn niet kiezen tot hun leider, hun heer en beschermer? Waarom komen zij Mij nu in hun angst zoeken, terwijl zij zich in voorspoed van Mij hebben afgekeerd?”

Dit antwoord bracht teweeg, dat de heer Majoor van kleur veranderde. Het beroerde, het bedroefde, het verscheurde hem zeer.

Nog nooit had hij zulk een antwoord ontvangen om dat over te brengen aan de stad, die met spanning zat te wachten op het antwoord van het hoogste gerechtshof. En toch had hij vanuit de opdracht die hem verstrekt werd door Mensziel al verschillende reizen gemaakt om voor haar te pleiten. En dat menigmaal tot troost en sterkte van de stad.

Met steeds meer ernst zag de majoor het nu in wat het betekende gemeenzaam te worden met een Diabolist als Vleselijke Gerustheid. En ziende, dat er vooralsnog aan 't hof weinig hulp te wachten was, zo min voor hem als voor de vrienden in Mensziel, sloeg hij op zijn borst en ging wenende terug, de ganse weg langs de beklagelijke staat van de stad beschreiende.

Gekomen in de nabijheid van zijn stad, zag hij hoe de oudsten en voornaamsten van het volk uit de poorten hem tegemoet kwamen. En dat om hem te begroeten en te vernemen hoe hij aan 't hof gevaren was. Maar hij antwoordde op zulk een klagelijke toon, dat zij allen schreeuwden, treurden en weenden. Zij wierpen ook as op hun hoofden, bonden een zak om hun lenden en gingen al krijtende door de stad Mensziel. Zodat ook de overige burgers weenden en rouwklaagden. Dit was de burgers een dag van bestraffing, van ontsteltenis, benauwdheid en angst.

Een weinig bedaard geworden kwamen zij weder bij elkander om te overleggen wat hun te doen stond om uit deze banden verlost te mogen worden. Gelukkig was hierin eensgezindheid, zodat niemand er aan dacht terug te keren naar het genot van vleselijke gerustheid.

Maar desniettemin liep de weg door de diepte. Het was een geweldige terugslag waarvan men weleens gehoord had, maar niet één van de burgers had 't ooit zo meegemaakt. Men was ten einde raad, tot nabij de radeloosheid.

Opnieuw kwam men zich om raad te wenden tot Vreze Gods. En dat niet alleen daar het kennen van de Heere bij hem in een ruime mate gevonden werd, maar ook vanwege zijn vastigheid in het uitleven van 't beginsel. De burgers hadden, en terecht, in zijn raad vertrouwen, want het was bij deze edele man altijd een wijken van het kwade en een kinderlijk doen van het goede. Opnieuw gaf hij en met nog meer ernst de raad nogmaals te doen wat zij reeds gedaan hadden, want beter middel was er niet. En dat niet zonder hope, want hoever men ook was afgeweken onder Israël, de Heere zeide vanuit Zijn ontfermende liefde: „Keer nochtans weder tot Mij en Ik zal uw afkeringen genezen.” Kom dan met dit antwoord tot Hem: „Zie hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God.”

Vreze Gods wilde niet, dat ze ontmoedigd zouden worden door hetgeen de Majoor aan het hof ondervonden had. Ja, al zouden er verscheidene requesten niet anders dan met stilzwijgen of bestraffingen beantwoord worden, dan nog moesten zij moed houden, zeide hij. En te meer daar het El-Schaddai's gewone wijze van doen is, biddende en zuchtende lieden in hun verwachting te oefenen vanuit Zijn toezeggingen.

Al wordt het u van alle kanten toegeroepen: „Gij hebt geen heil bij God,” dan nog moet u dat des te meer aansporen tot het smeken om ontferming. Als er voor u geen heil was bij de Heere, geen genade om de kloof die geslagen werd door de zonde te helen, zou de vijand 't niet bestrijden.

Daarop grepen zij moed en zonden er weder en ten derde male heen. Want daar ging nu geen dag, ja geen uur voor de stad Mensziel voorbij of men ontmoette binnen haar gebied de één of andere bode, blazende de bazuin voor het hoi van Koning El-Schaddai en voorzien van een request van Mensziel om de Vorst terug te doen komen.

't Was nu, zag ik, rondom de stad vol boodschappers, gaande en wederkerende, die elkander ontmoetten. Sommigen kwamen van het hof, anderen van Mensziel en dit duurde de ganse scherpe, koude en verdrietige winter door.

Maar door al de stormen heen bleef het volk van Mensziel volhouden in 't gebed. Gedreven door de nood en getrokken door de liefde bleef het volk smeken om ontferming.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's