Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

31.

Onderwijzend heeft Stoutmoedig de pelgrims, die aan zijn zorgen waren toebetrouwd, geleid door de vallei van de schaduw des doods. Vanuit de Schrift kwam hij de bevinding der heiligen te belichten. Bemoedigend en versterkend was het, dat daar de sporen der rechtvaardigen nog te vinden waren. Vanuit de voetstappen van Christus, die door het geloof gedrukt werden, bekwam het hart de vettigheid van Zijn genade.

Nu zag onzfe zeer gewaardeerde schrijver, dat zij een heuvel bestegen, die een weinig terzijde van de weg was opgeworpen, opdat de pelgrims hiervan het uitzicht konden genieten. Dit was de plaats waar de Pelgrim het eerst broeder Getrouw had ontmoet. Hier zetten zij zich nu neder om wat uit te rusten. Ook aten en dronken zij en werden vrolijk, omdat zij van zulk een gevaarlijke vijand verlost waren. Toen zij daar zaten en zich verkwikten, vroeg Christinne haar gids of hij in de strijd geen letsel had bekomen. „Neen”, zei Stoutmoedig, „alleen het vlees heeft wat geleden, maar dat berokkent mij geen nadeel, want het is voor het tegenwoordige een teken van mijn liefde voor mijn Meester en voor u, en door Zijn genade zal het mij eenmaal mijn Heere ten goede komen”.

„Maar waart gij niet bevreesd, toen gij hem met zijn knots op u af zaagt komen?”

„Ik heb geleerd”, was het antwoord van Stoutmoedig, „mijn eigen kracht te wantrouwen, om mij uitsluitend te verlaten op Hem, Die sterker is dan ik ben”.

Christinne: „Maar hoe was het u wel te moede, toen hij u met de eerste slag op de grond wierp?”

Stoutmoedig: „Wel, ik dacht er aan. dat mijn Meester hetzelfde ondervond, en Hij tenslotte toch overwon”.

Mattheüs: „Wat gij allen moogt denken, ik gevoel, dat God bovenmate goedgunstig voor ons is geweest, én door ons uit deze vallei te leiden, én door ons uit het geweld van de vijand te bevrijden. Wat mij betreft, ik zie niet in, waarom wij ooit God zouden wantrouwen nu Hij ons op deze plaats zulk een heerlijk bewijs van Zijn liefde heeft geschonken”.

Een verstandige opmerking, die nooit genoeg ter harte genomen kan worden. De Heere laat het hart altijd delen in de blijken van Zijn liefde en trouw, opdat het steeds inniger op Hem zal vertrouwen. Niets is dan ook meer tot verheerlijking van Zijn Naam, dan dat kinderlijk vertrouwen op Zijn vaderlijke zorg. O, was ons hart geheel gezuiverd van de verdenkingen van het ongeloof. Het is zo erg de Heere te verdenken in Zijn liefde, trouw en macht.

Na een wijle gesproken te hebben vanuit Gods vaderlijke trouw, stonden zij op en gingen voorwaarts. Zij waren nog niet ver gegaan toen zij onder een oude eik een bejaarde pelgrim zagen liggen, in diepe slaap verzonken. Dat hij een pelgrim was, zagen zij aan zijn kleding, aan zijn staf en aan zijn gordel. Stoutmoedig ging naar de man toe en maakte hem wakker, en toen de grijsaard verschrikt de ogen open deed, riep hij uit: „Wat is er te doen? Wie zijt gij? Wat moet gij van mij?” Stoutmoedig: „Wel, mijn vriend, wees bedaard, gij ziet hier slechts vrienden voor u staan”. Maar de oude kwam overeind, en tegen de boom leunende, drong hij er op aan te weten wie zij waren. Nu maakte onze gids zich bekend als de heer Stoutmoedig, de leidsman, die de pelgrims voerde op de weg naar de Hemelstad.

„Ik vraag u vergiffenis”, zei nu de oude man, wiens naam Eerlijk was, „ik dacht eerst, dat gij behoorde bij de bende, die enige tijd geleden Kleingeloof van zijn geld beroofd hebben. Nu zie ik mijn vergissing in en ik bemerk, dat gij betere lieden zijt!”

Stoutmoedig: „Wat zoudt gij wel gedaan hebben, indien wij inderdaad van die bende deel uitmaakten?”

Eerlijk: „Wat ik gedaan zou hebben? Wel, ik zou gevochten hebben zolang er adem in mij was, en ik durf u de verzekering geven, dat ik het er goed zou hebben afgebracht, want een christen wordt niet overwonnen, zolang hij zichzelf niet overgeeft”.

Een spreuk, die deze oude pelgrim gevonden heeft in het spreukenboek van de bevinding der heiligen en hem menigmaal tot sterkte is geweest op zijn pelgrimstocht.

Stoutmoedig: „Goed gesproken, want nu weet ik, dat gij een pelgrim zijt van de echte stempel, omdat gij de waarheid spreekt”.

Eerlijk: „En nu ben ik evenzeer overtuigd, dat gij weet wat onder de geest van pelgrimschap verstaan wordt, want wie die niet kennen, denken dat wij een gemakkelijke prooi zijn”. Een prooi, die zich gedwee laat overheersen! Terwijl er geen volk op aarde is, dat in de loop der eeuwen onuitputtelijk is bevonden in zijn volhardingsvermogen als de echte pelgrims, want zij zijn door wederbarende genade de Goddelijke natuur deelachtig geworden. En dat leven deinst niet terug voor de dood. Het wil liever sterven dan zondigen. Liever strijden tot den bloede toe dan heulen met de vijand. Stoutmoedig: „Nu wij elkander zo gelukkig ontmoet hebben, zou ik gaarne uw naam weten en de naam van de plaats waar gij vandaan komt”.

Eerlijk: „Waartoe moet gij mijn naam weten? De plaats vanwaar ik kom, heet Stompzinnigheid; zij ligt enige uren verder dan de stad verderf”.

Stoutmoedig: „O, zijt gij van daar afkomstig? Dan begrijp ik reeds wie gij zijt. Dan zijt gij de oude Eerlijkheid, nietwaar? Dan meen ik u wel te kennen”.

De oude man bloosde op het horen van deze woorden. „Neen, Eerlijkheid is mijn naam niet, maar Eerlijk, en ik hoop zeer, dat ik steeds moge beantwoorden aan hetgeen mijn naam uitdrukt. Maar”, ging de oude man voort, „hoe kunt gij mijn naam raden, daar ik van zulk een plaats kom als die ik daareven noemde?”

Stoutmoedig: „Ik had vroeger reeds van u horen spreken door mijn Meester, want Hij weet alles wat op de aarde voorvalt. Ik heb mij dikwijls verbaasd, dat er uit die stad nog pelgrims komen, want zij is nog erger dan de stad Verderf’.

Eerlijk: „Ja, wij liggen veel verder van de zon af en zijn dus veel kouder en ongevoeliger. Maar al ware een mens in een ijsberg, als de Zon der gerechtigheid over hem opgaat, dan moet zijn bevroren hart wel smelten, en zo is het mij gegaan”.

Stoutmoedig: „Ik geloof u, vader Eerlijk, want ik weet, dat de zaak, die gij zegt, waar is”.

Nu begroette Eerlijk de overige reisgenoten met een heilige kus en vroeg naar hun namen, en hoe het hun gegaan was sedert zij de pelgrimsreis ondernomen hadden.

Toen zei Christinne: „Ik denk, dat gij mijn naam wel eens gehoord hebt, want de goede Pelgrim was mijn echtgenoot en dit zijn zijn vier kinderen”. Maar gij kunt u de verrassing van de oude man niet voorstellen, toen Christinne hem gezegd had wie zij was. Hij was buiten zichzelf van vreugde, hij lachte van blijdschap en had wel duizend goede wensen voor haar. „Nu”, zeide hij, „ik heb veel van uw echtgenoot gehoord, en zijn reis en zijn wedervaren zijn mij niet onbekend. Het moge u tot bemoediging en troost verstrekken, dat zijn naam overal bekend en geëerd is. Zijn geloof, zijn moed en zijn volharding hebben zijn naam beroemd gemaakt”.

Hoe heerlijk en aantrekkelijk is toch de ontmoeting van deze geestelijke familieleden in de Heere. Van hart tot hart hebben wij hen horen spreken van de wegen des Heeren. Het deed niet ter zake al was Eerlijk in het verre land Stompzinnigheid geboren. Hij heeft een wijs hart van de Heere ontvangen. Is nu niet alleen rechtzinnig in leer en leven, doch door zijn vele geloofsoefeningen heeft hij ook nog een bijzondere scherpzinnigheid verkregen. Hij weet het kostelijke goed van het snode te onderscheiden. Hij hakt er echt niet met een botte bijl op los.

En wat is zijn heilige gemeenschapszin tot ontwikkeling gekomen door de onderhouding van de gemeenschap der heiligen. Hoe krachtig en duidelijk wist Eerlijk te spreken uit het leven van de Pelgrim bij het ontmoeten van zijn vrouw en kinderen. Inderdaad, zegeningen zijn op het hoofd van de rechtvaardigen en uit kracht daarvan is ook zijn gedachtenis tot zegen. Een nalatenschap, die een blote erfenis van goud en zilver ver te boven gaat. Tot op de dag van heden mogen wij nog delen in het erfgoed der vaderen. „De godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens”.

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's