Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naarde katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naarde katechisatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE HEILSORDE.

De inwendige roeping en de wedergeboorte (3)

We hebben in onze vorige les besproken, dat in orde de roeping voorafgaat aan de wedergeboorte en dat Kuyper Sr. destijds zijn standpunt stelde, dat de wedergeboorte aan de roeping voorafgaat, omdat een dode zondaar niet kan horen. Deze moet eerst het vermogen krijgen om te horen en dat dit vermogen dan wordt gegeven in de wedergeboorte, namelijk in ENGERE zin, als een kiem of een zaad, gelegd in het hart door een verborgen werking van de Heilige Geest. Die kiem kan jaren sluimeren en dan tot ontwikkeling komen. Dit is dan de wedergeboorte in de RUIMERE zin. Zo kan volgens K. ook een heiden reeds die kiem hebben ZONDER het Woord. En wanneer dan het Evangelie wordt gebracht en toegepast, dan wordt hij wedergeboren en bekeerd. (Zie zijn „Evoto). Dit werd dan genoemd: de ONMIDDELLIJKE wedergeboorte.

Nu spraken onze vaderen ook van een onmiddellijke wedergeboorte. Maar daarmede bedoelden zij toch wat anders dan Kuyper stelde. Zij bedoelden namelijk, dat de wedergeboorte geschiedt zonder enig TOEDOEN van ’s mensen kant. In de Dordtse leerregels staat hfd. III/IV Nr. 12 „zonder ons”. Maar dit beteekent niet: zonder het Woord, maar zonder enige medewerking van de mens. Dus wél: door het Woord!

Duidelijk spreken de Dordtse leerregels of de vijf artikelen tegen de remonstranten van de wedergeboorte, welke de Heilige Geest werkt „door het gebruik des Evangelies”. Zie hfd. III/IV nr. 17.

Wat betreft die gedachte, dat een dode zondaar niet horen kan en daarom eerst het vermogen daartoe moet ontvangen, zo leert ons de Heilige Schrift wel terdege, wanneer Gods Geest de zondaar krachtdadig inwendig roept, dat direct het wonder der levendmaking plaats vindt. We lezen in Joh. 5: 25: „de doden zullen horen de stem des Zoons Gods en die ze gehoord hebben, zullen leven.” En in Efeze 5: 14: „Daarom zegt Hij: Ontwaak gij die slaapt en sta op uit de dooden, en Christus zal over u lichten.” Rom. 10: 17: „Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods.”

Maar hoe kwam nu wijlen Dr. Kuyper Sr. aan dit standpunt van „onmiddellijke” wedergeboorte, zonder het Woord en zijn volgorde in de heilsorde wedergeboorte - roeping? Zij was vrucht van Kuyper’s speculatief denken.

Hij stelde TWEEËRLEI THEOLOGIE: de theologie als WETENSCHAP en de theologie als KENNIS GODS.

De theologie als WETENSCHAP het hij behoren tot de éne organische wetenschap, welke opkomt uit de algemene genade. In dit éne grote organisme der wetenschap kreeg plaats de „theologie” (z.g.n. als onderdeel). Vandaar ook zijn onderscheiding tussen „universiteit” en „theologische school”.

Wat nu is (volgens K.) de taak van de theologie als WETENSCHAP? De theologie als wetenschap moet op de leerstukken dieper ingaan en doordringen tot de „gewijzigde voorstelling” der zaken en de „geheimzinnige achtergrond”, welke ligt in de Heilige Schrift en in de belijdenisgeschriften. In die „geheimzinnige achtergrond” in de Bijbel is dan begrepen een verborgen, geheimzinnige werking van de Heilige Geest.

Maar, zo merkte Kuyper op, die taak van de theologie als WETENSCHAP geldt alleen voor de studeerkamer en niet voor het eenvoudige kerkpubliek. Voor de kansel geldt: de theologie als KENNIS GODS, nodig voor het hart.

Helaas (mogelijk niet doorzien door Kuyper) heeft dit zijn speculatief denken en standpunt toch de meest ernstige gevolgen gekregen in het leven der Gereformeerde kerken en daarbuiten en wel in de consequenties van „veronderstelde” wedergeboorte, „veronderstelde” bekering en „veronderstelde” uitverkiezing bij de doop. Ook bij de beschouwing van de gemeente, van leden en doopleden, bij wie die kiem of het vermogen om te horen als verondersteld dient te worden, waarvan men moet uitgaan, dat zij die bezitten... totdat het „tegendeel” ervan blijkt, namelijk bij hen, die dan breken met de kerk enz.

Uit Kuyper’s standpunt over het „dieper ingaan en doordringen tot die gewijzigde voorstelling der zaken” vloeide ook voort, dat Kuyper zijn UITGANGSPUNT voor het theologisch denken stelde in de EEUWIGE VERKIEZING Gods. (o.a. zijn leer over de rechtvaardigmaking van eeuwigheid, zie vorige les.)

Maar moeten we dan niet vasthouden aan de verkiezing? Zij is toch „het hart” van de Kerk, zoals Calvijn schreef? Met de eeuwige verkiezing staat of valt toch de Kerk? Ongetwijfeld. Maar wij mogen niet tot onze behoudenis BEGINNEN bij de verkiezing. We bedoelen dit. Wanneer we belang krijgen bij ’t eeuwig behoud onzer ziel mogen we niet gaan redeneren: nu moet ik eerst weten of ik verkoren bij om bekeerd te worden. Want wat zegt de Heere door Mozes? „De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet.” Deut. 29: 29.

En wanneer de Heere een zondaar bekeert, laat Hij hem niet eerst zien, dat hij verkoren is, maar dat hij... verloren ligt!

Wel ligt de zaligheid van Gods kinderen vast in de eeuwige vrijmachtige verkiezing Gods, maar dit leert Gods Geest inleven bij het opwassen in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus. Dan leidt de Heere Zijn volk wel eens zalig terug en wordt de verkiezende liefde Gods een allerrijkste bron van troost en zekerheid. Ps. 139: „Eer iets van mij begon te leven, was alles in Uw Boek geschreven.”

Zie ook de gedachtegang van de apostel in Efeze 2. Hij begint bij de doodstaat (vs. 1) Dan spreekt hij van de levendmaking en van de weldaden van Christus om dan in vers 8 uit te roepen: „want uit genade zijt gij zalig geworden.” Wel schrijft hij dit reeds in vers 5. Daar staat het tussen haakjes (uit genade zijt gij zalig geworden) en wel bij de levendmaking. De apostel wil hier reeds aantonen de onuitsprekelijke weldaad van de levendmakende genade. In vers 8 vat hij alle weldaden samen, alle als vrucht van de vrijmachtige genade Gods in Christus, als stof tot roemen.

Deze lijn van Gods Woord moet gevolgd worden in prediking en onderwijs.

Nu we slechts enkele bescheiden grepen hebben gedaan uit Kuyper’s zienswijze over zijn standpunt en theologisch denken inzake zijn beschouwing over de theologie als WETENSCHAP, (het doordringen tot de geheimzinnige achtergrond in de Bijbel en in de belijdenisgeschriften) zult U mogelijk opmerken: wat heeft het voor zin om dit alles op te halen en te verhandelen. Wie spreekt nu nog over Kuyper?

Toch achten we een en ander hierover van groot belang. En waarom? Wel, we vragen ons af: zou de MODERNE THEOLOGIE met haar beschouwingen om gedeelten van de Bijbel als „tijdgebonden” te zien, het tornen aan of ontkennen van de historiciteit van bepaalde feiten zoals het bestaan van Adam enz. ook niet een gevolg zijn van Kuyper’s theologie als WETENSCHAP, het doordringen tot die geheimzinnige achtergrond welke ligt in de Bijbel?

Want de moderne theologie zoekt toch de eigenlijke bedoeling van de Schrift hierin te zien, dat het niet gaat om de feiten der geschiedenis als zodanig, maar om het „kerugma”, het getuigenis, de geestelijke kern van de Schrift. Vanzelf zou hier veel meer over te zeggen zijn, maar dit is ons doel niet. Over deze materie kan men vakkundiger lectuur bekomen. Is er metterdaad verband te zien tusschen Kuyper’s denksysteem en de moderne theologie, dan blij kt, welke ernstige gevolgen zich openbaren, wanneer de filosofie heerst over de theologie. Hoe ernstig en „angstig” blijken deze gevolgen.

We komen nu tot de leer van de WEDERGEBOORTE. Nooit kan duidelijker omschrijving gegeven worden van deze allernoodzakelijkste weldaad dan die, welke onze vijf artikelen geeft in hfd. III/IV nr. 11. U moet dit artikel maar eens nauwkeurig lezen en geven de Heere ons hier kennis aan.

Over de praktische beleving ervan kunnen we verwijzen naar het duidelijke overzicht, dat Ds. v. d. Ent geeft in het vorig nr. van ons blad. We behoeven dan niet te herhalen. Mogelijk zal hij D.V. ook wel over de bekering schrijven. Dan kunnen we dit stuk ook laten rusten.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1971

Bewaar het pand | 1 Pagina's

Naarde katechisatie

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1971

Bewaar het pand | 1 Pagina's