Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een spiegel op het zendingsveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een spiegel op het zendingsveld

Leden van jonge kerk zoeken soms heil bij toverdokters of luisteren naar geesten van voorouders

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een Zuid-Afrikaanse krijgt een roeping van vooroudergeesten en komt van de ene op de andere dag niet meer in de kerk. Een gedoopte op Irian blijkt na een aantal jaren een tweede vrouw te willen trouwen. Een ouderling in de jonge gemeente van Malawi benut zijn functie om er zelf beter van te worden. Van welkzendingsveld komen dergelijke berichten niet? Terugval in het heidendom? Drie oud-zendelingen kwamen dat niet vaak tegen. „Er is altijd een bodem heidendom blijven bestaan. Dat kan op sommige momenten ineens sterk naar boven komen."

Voor ds. ir. J. Slagboom liggen Nederland en Zuid-Afrika niet ver uit elkaar. Van 1985 tot 1995 diende hij de Afrikaanse Dopperkerken. Op dit moment is hij predikant van de Christelijke gereformeerde kerk te Soest. „Op het zendingsveld kwam ik in armoedige huisjes. In die omstandigheden mocht ik getuige van de Heere zijn. Daar wilde Christus Zijn handen naar verloren mensen uitstrekken. Dat bracht verootmoediging mee. In Nederland heb ik dat ook nodig: nederig herder zijn, al wonen gemeenteleden hier in prachtige huizen. Je moet afdalen tot waar het hart van een mens is." Vorige maand bezorgde een evangelist uit KwaNdabele, die in Nederland op bezoek was, in Soest een brief van Maria Magkalaka, dochter van een Zuid- Afrikaanse toverdokter, die nu hartelijk meeleeft in de gemeente. Zij was iemand van wie gold: „Ik zet mijn treden in Uw spoor." Ze was heel betrokken bij het kerkelijke leven, maar in 1993 kreeg ze een soort roeping van de voorouders om toverdokter te worden. Wat moet je dan? Dat gaat zo verschrikkelijk diep! Terwijl ik voor een kort verlof in Nederland was, werd ze door dit soort ervaringen besprongen. Toen ik na twee weken terugkwam, was het heel anders met die zuster. Ik wist niet wat ik zag. Ze was neerslachtig, kon niet naar de kerk komen. Dat zijn reële machten. Ik heb haar in die tijd met de evangelisten verschillende keren bezocht. Op een dag heeft ze verteld dat de vooroudergeesten haar verboden hadden naar de kerk te gaan. We waren net begonnen een deel van het kerkje als bijbelschool in te richten. Maria zou daar in de keuken werken. Er stond al een gasstel. Dan zie je hoe ook de duivel zijn programma heeft. Juist toen we bezig waren met die evangelistenopleiding, zette hij een frontale aanval op Maria Magkalaka in. De geesten zeiden tegen haar: „Kom niet bij dat gasstel, want dan val je dood neer." We hebben gelukkig met haar kunnen bidden, hoewel het heel moeilijk was. Meer konden we niet doen. We moesten het aan de Heere overlaten."

Overwinning
„Je denkt wel na, ook over de gemeente en de voortgang van Zijn werk. Wat zullen dan de vijanden zeggen? En toch! Op een dag was ze weer terug in de kerk. Met haar kinderen. We waren ontzettend blij, maar het was nog maar een begin. Schuw in de kerk komen, is nog iets anders dan betrokken raken en van harte de Heere mogen dienen. Ze zat er nog steeds mee dat ze dood neer zou kunnen vallen. We hebben toen samen het gedeelte over Petrus op de golven gelezen. Petrus dreigt onder te gaan, maar dan zegt de Heere: „Kom." Dat zei Hij toen ook tegen die zuster: „Kom! Zie nu maar op Mij!" De grootste moeite voor haar was het aanraken van het gasstel. Uiteindelijk durfde ze het. Ter plaatse hebben we de Heere gedankt dat Hij de overwinning duidelijk wilde maken. Ook dan blijft er nog veel gebed nodig. De duivel laat zulke mensen niet los. Wat zij nodig hebben, is de geregelde bearbeiding vanuit het Woord van de Heere, dat je mensen geestelijke voeding geeft, om staande te blijven in de verzoeking van de satan. Net zoals in Nederland."

Stenen tijdperk
De predikant omschrijft het zendingsveld waar hij kwam, rond KwaNndabele, als „een thuisland waar mensen zich onder armoedige omstandigheden nog volop aan het vestigen waren. Daar was veel gelegenheid om contacten te leggen. De gemeente groeide hard. Heel hard. Als beginnend zendeling doet je dat goed. Na een poosje stuit je erop hoezeer de mensen toch nog in het heidendom geworteld zijn. Dat doortrekt hun hele leven. Daar kom je dan achter, soms met een schok. Degenen die op onze posten kwamen, hadden vaak een kerkelijke achtergrond, maar weinig ondergrond. In de jaren vijftig en zestig waren veel Afrikaners in Transvaal christen geworden. Dat ging ongeveer samen met de overstap naar een nieuw tijdperk: het westerse leven drong door. Als je over heidenen sprak, deed dat zo'n beetje aan het stenen tijdperk denken. Het christen worden gebeurde niet altijd even diepgaand."
Over terugval in het heidendom spreekt ds. Slagboom in situaties waar mensen aanvankelijk hun treden in Gods spoor zetten, maar daarvan later afweken. „Bij een heleboel mensen was het geen terugval. Bij hen zat onder het eerste laagje kennismaking met de dienst aan de Heere nog een brok heidendom, dat gewoon z'n eigen leven bleef leiden. Op sommige momenten komt dat ineens naar voren." Dat gegeven verbaast de oud-zendeling niet. „Hoe veel heidense invloeden waren er niet in Israël? In de tijd van de richters en de profeten zie je dat steeds weer."

Nieuwe familie
De predikant zag ze vertrekken: gemeenteleden die zich aansloten bij een onafhankelijke kerk, waar ze het traditionele leven met het christendom konden combineren. „Het is ook wat, om met het heidendom te breken, als je hele familie daaraan vasthoudt. Dat vraagt dat er een sterke band aan de Heere Jezus komt, want Hij kan ervan bevrijden. In het leven met Hém kan „nee" gezegd worden, want dan komt er iets anders voor in de plaats, dat sterker is en meer geeft. Als mensen verstoten worden, is het belangrijk dat ze een nieuwe, geestelijke familie krijgen, die hen opvangt." Samen met de vrijgemaakt-gereformeerde zendeling ds. A. J. de Visser heeft ds. Slagboom veel nagedacht en gesproken over de telkens terugkerende heidense invloeden. „We worstelden met dezelfde dingen. In 1991/'92 is het een stuk nood geworden: Heere, wilt U toch doorwerken en ons helpen om er vanuit Uw Woord zicht op te krijgen? Toen zijn we duidelijker dan ooit gaan zien dat het gaat om de persoonlijke overgave aan de Heere. Als Zijn genade ons leven doortrekt, gaan er dingen veranderen. Dat vraagt geregeld onderwijs uit het Woord van de Heere en ook geregelde begeleiding, zodat mensen daarin groeien."

Jonge mensen
Het was een bewuste keuze dat de beide zendingspredikanten veel aandacht aan de jonge mensen gaven. Zij waren grotendeels tussen twee werelden opgegroeid. Het traditionele heidendom hadden ze achter zich gelaten, maar tot een bewuste keuze voor het christelijk geloof waren ze niet gekomen. „Die geweldige nood kon de Heere met Zijn rijkdom vervullen. Dat was het enige. Het bracht wel eens conflicten tussen jongeren en ouderen mee. Jonge mensen van wie je mocht geloven dat ze oprecht de Heere gingen dienen, kregen het thuis moeilijk. Toch mogen we terugdenken aan jongeren in wie de Heere werkelijk heeft doorgewerkt."
De predikant heeft het als Gods leiding ervaren dat in 1993 dr. P. J. Buijs naar het zendingsterrein kwam. „Hij zag dat we meer jonge evangelisten met een grondige opleiding nodig hadden. Dat onderwijs aan de jonge broeders werkte door. De Heere heeft het willen gebruiken. Evangelist Nhlongo is in die tijd tot de overtuiging gekomen dat hij de resten van het heidendom, die er al die tijd nog waren, uit zijn leven moest verwijderen. Er kwam een radicaal punt van de doorwerking van de genade van de Heere in zijn leven. Dan zie je dat Hij niet loslaat wat Zijn hand begon. Zendelingen gaan terug naar Nederland, maar de Heere gaat door met Zijn werk."

Irian Jaya
Op het zendingsbureau van de Gereformeerde Gemeenten in Woerden volgt bureausecretaris C. Janse de voortgang van de evangelieverkondiging in vele werelddelen. In 1981 verliet de toenmalige basisschooldirecteur Nederland, om in Irian Jaya les te gaan geven, waar op dat moment bijna twintig jaar zending werd bedreven. Na enige tijd werd hij docent aan de bijbelschool en later aan de theologische opleiding, waar hij de plaats van ds. C. G. Vreugdenhil innam. In 1991 keerde Janse met zijn gezin terug. Niet alleen zijn ervaring in Irian, maar ook zijn huidige functie bepaalde hem bij de enorme kracht van heidense gewoonten. „Terugval in het heidenom kwam ik al tegen voordat ik naar Irian ging", relativeert hij. Wat de situatie op het zendingsveld betreft, noemt hij het onder meer van belang hoe de eerste periode van de jonge kerk door de zendelingen en in Nederland is beoordeeld. „Is er echt sprake van terugval of zijn er zaken onder de oppervlakte gebleven en eigenlijk nooit weggeweest? Dan zou het geen terugval zijn. Religie is het hart van een cultuur. Als daarop ingegrepen wordt, lopen de draden naar alle facetten van het leven. De landbouw heeft ermee te maken, maar ook je visie op gezondheid en ziekte. Het laat niets onberoerd. Er gaan vaak generaties overheen voor het breed doorwerkt. Als een zendeling over de eerste doop bericht, trekken de mensen in Nederland soms de conclusie dat het proces van kerstening al behoorlijk op gang is gekomen en verwachten ze dat het na tien of vijftien jaar voltooid zal zijn. Er is veel meer geduld nodig. Ik denk aan het bijbelse element „lerende hen onderhouden". Dat is een voortgaand proces."

Teleurgesteld
Janse heeft het niet vaak meegemaakt dat leden van de jonge gemeenten de kerk na verloop van tijd helemaal de rug toekeerden. „In Irian heb ik wel gezien dat mensen in de kerkgemeenschap teleurgesteld raakten. Dat heeft met hun verwachtingspatroon te maken. Sommigen zien religie als een soort krachtensysteem. Ze verwachten er veel van als ze van het ene naar het andere systeem overgaan: de varkens worden vetter, mensen worden minder vaak ziek. Blijkt dat in de praktijk niet zo te zijn, dan kunnen ze ontgoocheld raken. In Nigeria zie je vrachtwagens rondrijden met bijbelteksten als "The Lord is my Shepherd". Dat heeft iets magisch, het heeft te maken met het je bevinden in een krachtensysteem. Vaak denken mensen dat het geen kwaad kan als je in bepaalde situaties beide systemen gebruikt. In Irian zag je dat zieken naar de polikliniek gingen, want die had z'n waarde bewezen, maar bij sommige ziekten kwam ook de oude medicijnman eraan te pas. Niet in die functie, want hij was christen geworden, maar men liet hem wel een gebed doen. Dan krijg je een vorm van syncretisme."

Tuchtoefening
Janse herinnert zich de teleurstelling, als een man na een aantal jaren een tweede vrouw nam. „Dat was indertijd heel actueel. Het was duidelijk dat de kerk het niet goed vond. Je zat wel met het probleem dat een groot aantal dopelingen al een tweede vrouw had. Wat doe je met hen? In Irian hebben we gezegd: Ze mogen wel lid van de kerk worden, maar kunnen geen ambten vervullen. Een aspect dat ook meespeelt, is dat zendelingen de mensen in het begin nogal tolerant tegemoettreden. Naarmate het kerkelijke leven meer vorm krijgt, treedt een zekere verstrakking op en komt de tuchtoefening op gang." De tweede fase van het zendingswerk brengt specifieke moeiten mee, heeft Janse ervaren. „In de beginperiode is de invloed van de zendeling vrij sterk. Hij wordt door een aantal getrouwen omringd. Mensen die wat verder weg wonen, onttrekken zich aan zijn waarneming. In de directe nabijheid van de blanke leeft men het duidelijkst zoals hij dat graag ziet. Of dat altijd een keus van het hart is, blijft de vraag. Ik denk dat mensen vaak dingen laten om de zendeling. Na verloop van tijd wordt deze van leider meer begeleider. Dan heeft hij minder grip op het geheel en zie je een aantal oude gewoonten sterker weer naar voren komen. Dat is een louteringsproces voor de kerk. In hoeverre heeft het geloof werkelijk wortel geschoten in het hart? En als dat gebeurd is, is het dan verwonderlijk als iemand van tijd tot tijd in de oude "adat" terugvalt? Ik acht dat zeker niet uitgesloten. Staat dat niet in het kader van de strijd tussen de oude en de nieuwe mens? Het is voor mij geen criterium van echt of niet echt."

Verbrandingen
Verschillende uiterlijke zaken zijn in Irian duidelijk veranderd. Janse wijst erop dat de oorlogvoering verdween en varkensfeesten werden afgeschaft. „Dan praat je over de eerste fase na de doop, als de verbranding van tovervoorwerpen heeft plaatsgehad. Ik denk ook aan de taalkerstening. In het bijbelvertaalwerk kregen verschillende oude begrippen een nieuwe invulling. Mensen gingen ook de christelijke feesten vieren, met name Kerst. Heel uitbundig vaak." Het kerstenen van heidense gewoonten noemt Janse een moeilijk vraagstuk. „We zijn beziggeweest met het maken van liederen in verschillende stamtalen, omdat je merkt dat de Geneefse melodieën de mensen slecht in het gehoor liggen. We hebben gekeken of je oude melodieën een nieuwe lading zou kunnen geven en daarover met de mensen gepraat. Als je liederen uit de danssfeer nam, daar kwamen de meeste vandaan, zeiden ze: 'Nee, dat roept associaties op die we niet willen.' Ze wezen dat zelf af "
Ook over het dansen is in Irian veel nagedacht. „Je had allerlei vormen, zoals de dans bij het openen van een nieuwe kerk of het brengen van een gift aan een andere gemeente. Sommige vormen leidden tot extase, waarbij mensen niet meer wisten wat ze deden. Er kwamen uitspattingen voor. Dan sta je voor een dilemma. Je komt zelf uit een cultuur waarin dansen niet gebruikelijk is, maar zijn er vormen die acceptabel zijn en geen verkeerde associaties oproepen? Je kunt je voorstellen dat mensen in een andere cultuur op een andere wijze uiting geven aan hun emoties." „We hebben jaren met dit probleem geworsteld. Het was typisch een voorbeeld van zaken die meer de kop opsteken als de invloed van de zendeling vermindert. Dat is ook de fase waarin de jonge kerk het zelf op de classis of synode moet gaan bespreken. Ik heb het meegemaakt dat kerkenraadsleden er geen kwaad in zagen om met Kerst te dansen. Predikanten vonden vaak dat het niet kon, terwijl ouderlingen nogal eens een halfslachtige houding aannamen. In 1992 is het toch tot een doorbraak gekomen. Toen heeft de kerk bijna unaniem "nee" gezegd tegen het dansen. Vanuit het Woord. Dat zijn gouden momenten. Zon besluit heeft veel meer waarde dan wanneer mensen iets laten omdat de zendeling het wil." De fase waarin de zendingswerker terugtreedt, beschouwt Janse als een moeilijke periode. „Het grote winstpunt is dat het werk meer door de mensen daar gebeurt, ook als ze het kwalitatief misschien minder goed doen. Dat vraagt zelfverloochening van de zendingswerker. Je hebt altijd de neiging in te grijpen als dingen verkeerd lopen. Het is de kunst om het als een leerproces voor de mensen te zien, waarin jij dan begeleider mag zijn."
Voordat mensen naar het zendingsveld vertrekken, raadt Janse hen aan kennis te nemen van de kleine kerkgeschiedenis in de eerste periode na de Reformatie. „Een aantal boeken als van Evenhuis en Van Lieburg laat zien wat er toen aan de hand was. De thema's die in die tijd op kerkenraadsvergaderingen aan de orde kwamen, zijn vaak dezelfde als die waar we nu op het zendingsveld mee worstelen. Hoe krijg je de mensen naar de tweede dienst? Die vraag is in Nederland heel actueel geweest. Je kreeg de leerdienst nauwelijks ingevoerd. Allerlei zaken rond zondagsheiliging, dronkenschap en overspel kwamen vrij massaal voor. Dat moet ons in de beoordeling van de kerk op het zendingsveld bescheiden en geduldig maken. De keerzijde is altijd: Willen we zelf in de spiegel kijken die we de mensen daar voorhouden?"

Achterdochtig
Drs. J. J. Tigchelaar uit Putten herkent de zuigkracht van het heidendom, zowel in Nederland als daarbuiten. Van 1961 tot 1969 werkte hij voor de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Kenia. Terug in Nederland werd hij legerpredikant. Na zijn emeritaat vertrok hij in 1991 naar Malawi, waar hij in vier jaar tijd voor de snel groeiende kerken zeventig predikanten opleidde. De bewoners van het land noemt hij even vriendelijk als achterdochtig. Dat eewenoude heidense invloeden niet met vier seizoenen verdwijnen, leerde ds. Tigchelaar niet pas in Malawi. „Honderd jaar na de Reformatie in Nederland noemde Balthasar Bekker het bijgeloof dat kometen ziekte en oorlog meebrachten. Mens nog aan toe! Voetius, Koelman en al de mannen van de Nadere Reformatie vielen over hem heen. Dat hij dat durfde te zeggen! Kwam dat heidendom toen pas naar voren? Nee, het had er altijd al in gezeten. Doordat Bekker erop wees, werd het openbaar. Er is geen volmaakte bekering, er is een voortdurende strijd." In Malawi stelde de predikant het bijgeloof voorzichtig maar duidelijk aan de orde. „Neem de verheerlijking van de president. Hij mocht als enige in Malawi messias genoemd worden. Heiland! Als ik daartegenin ging, schrok het volk. De kerk was verplicht te bidden dat de president -een dictator en moordenaar- een lang leven zou hebben. Intussen baden de mensen thuis dat hij zo snel mogelijk dood zou gaan. Ze leefden in een schijnwereld. Ik vroeg: „Heb je nooit gebeden dat die man zich zal bekeren?" Dat was onbestaanbaar! Maar je moet het zeggen en je hoopt dat het doorwerkt. Daarom bedrijven we zending."

Corruptie
Terwijl hij in Kenia veel stammenstrijd tegenkwam, stuitte ds. Tigchelaar in Malawi voortdurend op corruptie, ook in de kerkleiding. „Om de ander te helpen, werd er ook in de kerk gelogen en bedrogen." De zendeling keek er niet van op dat mensen hun heil bij tovenaars zochten en naar geesten van voorouders luisterden. „Het stelde me soms wel teleur dat mensen van wie ik het niet verwachtte het deden. Sommigen braken met oude gewoonten, terwijl anderen ermee doorgingen. Het duurt een tijd voordat al het heidendom uitgezuiverd is, als het ooit gebeurt."
De oud-zendeling herinnert zich een inlandse predikant die in zijn ogen goed preekte en de kerk niet alleen gebruikte om er beter van te worden. „Op een gegeven moment zei hij: 'In ons dagelijkse leven geven God en Jezus ons alles wat we nodig hebben, maar als een van je vijanden je heeft betoverd, moet je wel naar een andere toverdokter gaan om dat te doorbreken.' Als je erop wijst dat dat tegenstrijdig is, doet men toch wat de voorouder zegt. Want, zeggen ze, God vergeeft en die voorouder niet. God is hefde en de voorouder is lastig." Vaak merkte ds. Tigchelaar dat onderwerpen die een relatie met het heidendom hadden door predikanten werden doodgezwegen. „Ze zeiden: 'Zondag in de kerk geloven we in God, maar door de week hebben we te maken met de voorouders. Dat moet je niet door elkaar halen, dat is veel te ingewikkeld.' Ze namen het mij soms hoogst kwalijk als ik in een preek aandacht aan zulke concrete dingen besteedde. Ik heb wel eens gezegd: 'Een op de vijf jongeren hier in de kerk heeft of krijgt aids.' Dan zie je de mensen schrikken. Ze denken dat het alleen al doordat je het zégt, gaat gebeuren."

Mengelmoes
Drie jaar geleden ontstond er opschudding, toen een toverdokter die contact met de geesten had, zei een middel tegen aids te hebben. „Hij woonde niet zo ver bij ons vandaan, ongeveer 100 kilometer. Die man mengde de bast van een boom met water. Dat moesten de mensen drinken. Hoe kwam hij daarbij? Hij had een droom gekregen van een dominee en een voorouder. Daar zie je de mengelmoes. Wie het middel zou drinken, zou geen aids krijgen óf ervan genezen. Er kwamen mensen met vliegtuigen uit Zuid-Afrika. Mannen met grote Mercedessen reden duizenden kilometers om in een stukje weiland, langs een modderig weggetje bij een lemen hut, water uit een ton te drinken.
Op zondag, als de mensen vrij waren, stonden daar zo'n dertigduizend mensen uit heel Malawi en de naburige landen. Als we in de kerk zaten, hoorden we de ene na de andere vrachtwagen vol mensen en vooral jongeren voorbij komen. Ze zongen: 'Wij gaan naar het water des levens.' Ze geloofden het vast. Er gingen dominees van de kerk heen! Ik heb gezegd: 'Mensen, dit is het niet!' Sommigen legden dat uit als een gevoel van superioriteit. Denkt u soms dat een middel tegen aids alleen uit de westere laboratoria kan komen? Anderen redeneerden: Zou God dat middel dan niet kunnen geven? Jawel, dat kan, maar als God zoiets geeft, verbindt Hij het altijd met bekering. Daarvan was geen sprake. Je zag juist dat de seksuele moraal verder verwilderde."

Heleboel ballast
Ds. Tigchelaar is voorzichtig met het trekken van conclusies, als hij ziet dat iemand naar een toverdokter gaat. „We moeten niet te schematisch denken. Er zijn mensen die eerlijk de stap naar de kerk hebben gemaakt, maar nog een heleboel ballast bij zich hebben. Mozes is op een geweldige manier door God bekeerd, maar wat een fouten maakte hij nog! Net als David. Ik ben ontzettend teleurgesteld geweest in sommige mensen, maar dat zijn ze in mij misschien ook wel eens. Ik werd wel eens boos. Dat is in Malawi helemaal verkeerd. 'Don't loose your temper!' Verberg je gevoelens! Ook in Nederland zie je trouwens dat kerkmensen oude gewoonten niet gemakkelijk loslaten. Er is geen principieel verschil tussen de kerk hier en de kerk overzee."l< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 mei 1997

Terdege | 92 Pagina's

Een spiegel op het zendingsveld

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 mei 1997

Terdege | 92 Pagina's