Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de mist

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de mist

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De familie Verbeek zit aan tafel, en als Martina nu ook eens kwam. zouden zc kunnen beginnen. Maar Martina laat nogal eens op zich wachten. Zo ook nu. En net heeft moeder gezegd: „Laten we toch maar vast gaan eten", of daar komt ze buiten adem aan.

Martina heeft altijd iets bijzonders, denkt Geert, de oudste zoon. geamuseerd. Maar nu ziet ze er wel érg ontdaan uit. Zonder eerst gedag te zeggen, begint ze gejaagd: „Hebben jullie dat gehoord van die jongen van Van Dijk? Rob van Dijk heeft zo'n erg ongeluk gekregen met z'n brommer, frontaal tegen een auto aan! Hij leeft nog wel. maar 't is heel erg met hem! Heieen Timmer vertelde 't me", besluit ze haar relaas.

Ze worden er allemaal stil van. Rob van Dijk. die kennen ze allemaal. Hij was vroeger tamelijk bevriend met Geert. Samen naar de diverse scholen, samen naar dezelfde kerk en naar de catechisatie. Maar een paar jaar geleden heeft Rob met alles gebroken. Heel onverschillig is hij geworden, hij geeft nergens meer om en hij spot met de kerk. tot groot verdriet natuurlijk van z'n ouders. Heel vijandig is hij, gek, en "t is toch zo'n aardige jongen, denkt moeder. „Kom gauw zitten Martina. we zouden juist gaan beginnen.”

Martina gaat zitten, maar beweert geen trek le hebben. „Ik ben veel tc erg geschrokken."

„Ja. dat begrijp ik. m'n kind", zegt moeder. „Maar jc moet toch maar proberen wat tc eten." Als ze begonnen zijn, vraagt Roosje, de benjamin, ineens: „Zou dat nou voor straf zijn? ”

„Straf? Hoe bedoel je? ", vraagt Geert, maar hij begrijpt best wat Roosje bedoelt.

„Ja. misschien wel....", zegt hij dan, na enig aarzelen. Maar dan komt vader in aktie. „O nee, dat mag je nooit zeggen! Dat zou oordelen zijn over een ander. En wij zijn toch niet beter dan Rob? ”

„Wij....", zegt Geert, „maar wij....”

„Ja, ga maar cloor'. spoort vader aan, „je wou zeker zeggen: wij zijn niet onverschillig, zoals Rob van Dijk, wij spotten niet, wij vloeken niet. wij gaan wèl naar de kerk. Maar.... wees eens eerlijk: verder zijn we toch net eender? ”

„Net eender.... U bedoelt dat wij ook onbekeerd zijn? ", vraagt Martina.

„En dus vijanden zijn van God", brengt moeder tussenbeide.

„Ja, maar....", zegt Geert, duidelijk ontevreden, „er is toch wel verschil.”

„Ja", zegt vader, „er is verschil, maar dat is alleen de buitenkant. Dat jc naar de kerk gaat. ijverig werkt voor je baas. in de avonduren ook nog studeert en verder ccn goede zoon voor ons bent - jongen, dat i.s toch alleen maar je plicht? ”

Geert kijkt onwillig, maar vader praat cloor. „Begrijp me goed. Geert, wc zijn blij dat je die dingen doet. Daar doe je goed aan, maar kijk. 't zit zo: als Rob doorgaat met zo tc leven, niet meer naar de kerk gaat cn cr duidelijk een afkeer van heeft, dan, ja "t is erg om het tc zeggen, maar dan gaat hij, als hij niet verandert, straks verloren....”

Vader zwijgt even. heel even maar.

„Maar wij. als wij niets anders hebben dan ons uiterlijk nette leven, dan gaan wij óók verloren. Want daarmee kunnen we niet voor God bestaan! Denk maar aan 't geen de Heere Jezus gezegd heeft. Dat die mensen, waar de toren van Siloam op viel geen grotere zondaars waren dan de andere mensen. Maar, heeft Hij gezegd: „Indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen desgelijks vergaan." En dat geldt voor ons allemaal". gaal vader voort. „We hebben allen bekering nodig - of we nu vroom zijn of goddeloos.”

Geert houdt nu zijn mond; hij gaat er niet meer tegenin. Maar er mee eens is hij het niet!

Goed, hij is niet bekeerd, maar dat kan hij toch niet helpen? En bekeerd, dat zijn maar zo weinig mensen. Misschien wórdt hij het nog wel eens!

Na het. eten loopt Geert naar boven, z'n schoolspullen halen, want om zeven uur begint de avondschool, waar hij naar toegaat om z'n vakdiploma

te halen. Als hij weer beneden komt. staat vader buiten en moeder kijkt langs hem heen met een bezorgd gezicht.

„’t Wordt toch niet mistig? ", vraagt moeder.

„Nee. "t lijkt maar zo", zegt Geert luchtig. Als het echt mistig wordt, kan hij beter gaan fietsen, dat weet hij wel, maar daarin heeft hij geen zin. Hij is net twee weken in het bezit van z'n rijbewijs, én van een tweedehands autootje en hij heeft reuze zin om daarmee naar school te gaan. En om aan alle bedenkingen een eind te maken, schiet hij vlug in z'n jack en beent met grote passen naar z'n auto. die hij haastig start. Dan rijdt hij weg. nagekeken door vader en moeder.

„Stel je voor. dat het echt mistig wordt", denkt moeder, „en dan straks dit laatste stuk naar huis, op deze weg met aan twee kanten een sloot! Hij heeft nog maar zo kort z'n rijbewijs!" Moeder zucht en ook vader kijkt bezorgd.

Om negen uur is de kursus afgelopen en Geert gaat gauw naar huis. Is 't mistig? Een klein beetje maar. konstateert hij opgelucht. Hè lekker, zo'n auto. Als je de hele dag gewerkt hebt in de bouw, wil je 's avonds best wel zitten!

Met een matig gangetje rijdt hij de straat uit, op weg naar huis.

Hé, wie loopt daar, is dat niet Heieen Timmer'.' Ja, ze is het helemaal. Even hard toeteren!

Ze zwaait en dan wenkt ze hem. Vlak voor haar neus stopt Geelt de auto en hij doet de deur voor haar open.

„Stond je te liften? Bof jij even dat ik net voorbij kwam! Ga zitten.”

Heieen schiet in de lach.

„Nee joh, ik moet hier vlakbij zijn. even naar m'n oma. de schone was brengen.”

„Wat heb je trouwens ccn mooi autootje", zegt zc. „Ja. mooi hè? Twee weken oud. net zo oud als m'n rijbewijs. Kom toch maar even zitten, breng ik je even naar jc oma.”

Heieen installeert zich eens lekker, met dc grote tas op haar schoot.

En. ernstig ineens, zegt ze: „Heb je 't ook gehoord van Rob van Dijk? "

„Ja. tenminste.... iets weet ik ervan. Martina vertelde zoiets en die wist 't weer van jou. Weet jij soms nog meer. dan alleen dat "t heel erg is, nog bijzonderheden? " Heieen schudt haar hoofd, dan vraagt ze: ..Zag jij hem nog wel eens, de laatste tijd'? ”

„Nee. niet zoveel." Geert zegt het een beetje ontwijkend. en denkt dan aan verleden week, toen hij hem \s zondagsmiddags tegenkwam. Hij, Geert, ging naar de kerk en Rob ging duidelijk naar een of ander sportevenement. En die spottende blik van hem, kon hij maar moeilijk verdragen....

„Tja", zegt Heieen. „Als iemand niet meer naar de kerk gaat, dan laten we ze maar gauw los. Misschien wel te gauw.”

Loslaten.... ja, dat zou wel eens kunnen....

„Ik moet er hier uit, Geert, nog wel bedankt." Geert helpt haar met de grote tas.

„Dag Heieen. tot ziens!" „Tot ziens!" Ze zwaait nog een keer en is clan verdwenen.

Ziezo, nu gauw naar huis. Maar wat is het hier in cle buitenwijken al mistig! Geert wordt ongerust. Hoe zou het zometeen zijn. als hij helemaal buiten dc stad komt? "t Is daarna maar een klein eindje meer. maar toch....

Eenmaal buiten de stad schrikt Geert echt: een ondoordringbare mist - en dan nog donker ook! 's Kijken, waar is hij nu? Daar is de benzinepomp en daar net voorbij moet hij rechtsaf. En dan begint het laatste stukje, net na dc brug.

En dan remt hij - heel snel en heel hard. Daar reed hij bijna de sloot in! Waar is nu de brug?

Geert probeert zich te oriënteren. Hij beeft nog van schrik. Heel vaag ziet hij nu de brug. Voorzichtig ri jdt hij er overheen, dat gaat wel goed.

Maar nou.... hoe moet dat nou.... Hoe Moet Dat Nou? Mist en duisternis. Was hij maar met'de fiets.... Nee, dat is praat achteraf, hij zit nou in de auto en hij moet door. Als een slak kruipt hij over de smalle weg. Ik zie niks. tobt Geert en z'n hart bonst in z'n keel. Daarnet al bijna in de sloot.... En als er nu een tegenligger komt. wat dan? Als 't nu licht was, zag hij hun huis al - zo dicht bij huis, en toch zover.... een hele mistige wereld ertussen. O. Geert durft haast niet te rijden.... maar 't moet! Heel zachtjes rijdt hij, z'n ogen proberen de duisternis te doorboren. Geert is bang. echt bang. - Buitenste duisternis.... - Als hij nu eens echt in de sloot rijdt? Of ergens tegenop? Sterven... te moeten sterven.... Maar dat kan hij niet. Geert bidt, onsamenhan-

gend, angstig , 0 Heere, help me toch, help me toch, dit is zo moeilijk...." Geert heeft het benauwd. Doodsbenauwd.

- Hou, Geert, je bent toch

een brave jongen? Je gaal toch altijd trouw naar dc kerk? Jc geloof! loch wat ze daar leren?

Maar nu weet hij ineens hoever hij van God af leelt. Geleefd voor z'n eigen genoegen. Nooit aan God gedacht, of ja, af en toe eens, als hij er zin in had! En hij kon het niet verdragen als z'n ouders hem wel eens waarschuwden.

- Ze hadden niks te waarschuwen! Hij deed toch niks verkeerds?

Dat dacht hij, ja. Een farizeeër was hij zelfs, die nog minachtend op een ander neerkeek ook.... Een vijand van God.... dat zei moeder vanavond nog.... Was dat vanavond? Deze zelfde avond? Wat kan een mens toch gauw in nood verkeren!

Wanhopig boort Geert z'n ogen in de mist. Dat hij toch bijna niets ziet.... Nu staal hij helemaal stil. Even legt hij z'n hoofd op z'n handen, maar dat durft hij toch niet lang te doen....

Hij begrijpt nu een heleboel dingen. Ook van hun gesprek aan tafel vanavond. Vader bedoelde niet, dat hij zo moest gaan doen als Rob. Alleen, als hij niet veranderde, zou hij tóch verloren gaan! En dat had hij nooit geloofd. Hij had altijd 't idee gehad, dat hij al mooi op weg was naar de hemel.

Nu is Geert heel eerlijk: scherp ziet hij zichzelf. „O Heere, 't zal anders worden!", belooft Geert, ..als U mij veilig thuisbrengt!" 't Geeft hem een beetje rust van binnen. Maar hij moet door....

’t Is nog even mistig.... Heel voorzichtig rijdt hij verder. Dan opeens - boenk! - rijdt hij ergens tegenaan. Felle schrik. Wat is dat nu.... wal kan dat nu wezen' 1 Geen rijdt voorzichtig een heel klein eindje achteruit - | veel durft hij niet Dan slapt hij uil en ontdekt dat hij op een klein paaltje is gereden. meer niet

Wel jammer, maar Geert kan zich cr nu niet druk over maken 'i Valt hem alles mee!

Wordt hei lichter nu in dc j duisternis? Ja hoor. maar dat is hun eigen buitenlicht! Geert is zo blij en opgelucht, dat hij even niet uitkijkt cn weer hetzelfde paaltje raakt. Hevig krakend en schurend rijdt hij hun erf op.

„Geert, wat doe je nou? Nou ben jc er bijna cn nou maak jc toch nog brokken!" Dat is vader, maar Geert zegt heel vrolijk: „Geeft niet hoor, 't is geloof ik maar een schrammetje.”

Dan ziet hij ze staan: vader cn moeder en Martina en ook Roosje is naar buiten • gekomen. ..Ik kon toch niet slapen", zegt ze tegen Geert. Wat waren ze ongerust, flitst het door Geert heen. Hij wordt er warm van.

„Daar zijn we dan", zegt hij, „wat een rit!”

Met z'n allen nemen zc de schade op. 't Valt erg mee. Als ze naar binnen gaan. komt Roosje dicht bij hem lopen. Ze pakt Geerts hand en zegt heel zachtjes, zodat hij alleen het horen kan: „Was je erg bang. Geert? Ik heb voor je gebid. hoor!" Nou moet hij iets geks doen, dat moet, want anders zou hij nou gaan huilen en dat wil hij niet. En daarom pakt hij Roosje op en legt haar met een zwaai over z'n ene schouder. Maar terwijl hij met z'n zusje stoeit, blijft er in hem die dankbare verwondering, dat God hem tóch gespaard heeft en meteen ook moet hij denken aan Rob....

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1990

Daniel | 33 Pagina's

In de mist

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1990

Daniel | 33 Pagina's