Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Erf schuld en erfsmet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Erf schuld en erfsmet

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Vijanden Gods (15)

De oorzaak van ons aller bederf is dus gelegen in Adams overtreding van het proefgebod. En hoevelen deze leer verwerpen, zoals Pelagianen, Socinianen en Remonstranten, — de waarheid er van laat zich niet wegcijferen. Wij zien dat trouwens duidelijk in de straf der zonde, en in de ellende, die op de zonde volgt.

De schuld van Adam, de erfschuld dus, doet ons delen in de straf op de zonde. Had de Heere niet gezegd: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven? " Welnu, die dood is tot alle mensen doorgegaan. Niemand der mensenkinderen ontkomt aan de greep van de dood. Dat is de straf, die een gevolg is van Aidams overtreding en die wij allen elke dag rondom ons zien toegepast.

toegepast. Kleine kinderen, zuigelingen, die geen dadelijke zonden bedreven hebben, liggen toch vanwege de erfschuld onder het oordeel des doods.

En met de ellende des mensen is het al precies zo gesteld. Evenals de erfschuld de straf des doods met zich brengt, zo brengt ook de e r f s m e t, de verdorvenheid des mensen, ellende over het gehele menselijk geslacht. Wat is er niet een haat en afgunst, een armoede en pijn, een ontbering en verachting onder de mensenkinderen. Wat zijn er vele mensen, die van wieg tot graf een ellendig en deerniswekkend bestaan met zich slepen. En voor al die dingen is geen oplossing te vinden dan alleen in het Woord van God, dat ons duidelijk en klaar het verband leert tussen de Paradijszonde en al de ellende en weedom, die de wereld vervult.

Op de bodem aller vragen Ligt der wereld zondeschuld.

De algemene verdorvenheid is zelf een bewijs van de toerekening van Adams schuld aan geheel zijn geslacht. Want al zegt men, en terecht, dat het nu eenmaal O 7 een wet der natuur is, dat ieder zijns gelijke voortbrengt, toch moeten we hier dieper zien, en bekennen, dat God, die deze wet stelde, juist als rechtvaardig en heilig Rechter, achter die natuurwet schuilt, en dat het in de grond der zaak niet die natuurwet, maar de Wetgever zelf is, die het aldus heeft bepaald en verordend.

Immers als Schepper kon God de Heere deze verdorvenheid niet over de mensen brengen, maar wel als Rechter, tengevolge van een vooraf schuldmakende zonde, om welke Hij ieder mens van zijn ontvangenis af aan zo grote ellende moet overgeven.

Ons geschiedt geen onrecht, God handelt niet onbillijk. Adams zonde tegen het proefgebod moeten wij naar luid van Rom. 5 : 12 aanmerken, niet als eens anderen, maar als onze eigen daad. Want wij waren in Adam begrepen.

In hem stelde God gans de mensheid op de proef. Wij kunnen dan ook nooit de schuld en smet der zonde verstaan, als we de mensheid niet als één onlosmakelijk geheel zien.

En laten we hier nu dadelijk aan toevoegen, dat we er niet mee klaar zijn, als we voor ons verstandelijk denken dit Gereformeerde stelsel kennen en aanvaarden. Ook van het geheimenis der toerekening, van het vraagstuk der erfschuld en erfsmet geldt ten volle het woord van de Heiland aan Petrus: „Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is."

Niet het verstandelijk toestemmen dezer waarheid, maar het bevindelijk kennen van onze verwantschap met Adam is de enige en de juiste weg om op dit punt het recht Gods toe te vallen en de Heilige niet van onrecht te betichten.

Wie door de Geest des Heeren ontdekt wordt aan zijn schuld voor God, neen, die blijft niet staan bij zijn eigen, persoonlijke zonden, maar die leert door de onderwijzing van die Geest verstaan, dat aan zijn eigen zondedaden, de ene, grote allesbeheersende ZONDE ten grondslag ligt. Ontdekking aan eigen zonden, aan eigen misdrijven is niet voldoende, want dan blijft het altijd nog maar, wat wij gedaan hebben, of ook misdaan hebben; met andere woorden, dan gaat het alleen nog maar over onze daden, doch dan staat onze natuur, onze persoon, onze staat er nog buiten. En daarom leidt de Heere zijn volk ook in de geheimen van ons zijn, in onze diepe verdorvenheid, in onze schuldige staat voor Hem. En dan eerst leren we bekennen, dat al zou er geen enkele zondige daad door ons bedreven zijn, we toch wegens onze innerlijke verdorvenheid reeds een wegwerpelijk wezen voor God zijn. Dat lere de Heere, door Zijn genade, ook u, mijn lezer!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1960

Daniel | 8 Pagina's

Erf schuld en erfsmet

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1960

Daniel | 8 Pagina's