Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barmhartigheden en goedertierenheden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barmhartigheden en goedertierenheden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Gedenk, Heere, Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden; want die zijn van eeuwigheid.

Psalm 25 : 6.

Geliefden,

Mocht David de Heere als de God zijns heils kennen en Hem gelovig de ganse dag verwachten met afzien van alles buiten de God zijns heils, nu horen wij hem smeken of het die God behagen kon om te gedenken aan Zijn heerlijke volmaaktheden en dat ten goede van zijn zieleleven. Want juist de onveranderlijke en volheerlijke Eigenschappen Gods krijgen in het leven van G'ods volk zulk een onschatbare waarde voor de ziel en dat voor het uitwendige, maar bijzonder ook voor het inwendige leven. In het woord van onze tekst zien wij hoe David in zijn leven kennis gekregen heeft (al is het hier ten dele) aan de volmaaktheid van het Goddelijke Wezen.

De barmhartigheid en de goedertierenheid Gods, worden gerekend bij de mededeelbare eigenschappen Gods. Doch zoals zij in God zijn, zijn zij ten enenmale onmededeelbaar. En u weet, als wij over eigenschappen spreken, dan doen wij dat op menselijke wijze. Want in de Heere is alles één Goddelijke volmaaktheid. De Heere is één met Zijn volmaaktheden. Hij is een eenvoudig, eeuwig Wezen. Hellenbroek geeft in zijn vraagboekje wel een zevental mededeelbare eigenschappen aan. Onder welken ook de goedheid of goedertierenheid en de barmhartigheid Gods. En nu vraagt David: Gedenk, Heere, Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden; want die zijn van eeuwigheid". De Heere is van eeuwigheid tot eeuwigheid de Barmhartigheid en de Goedertierenheid Zelf. Het is misschien wel goed als wij hier even.wat van trachten te zeggen. De barmhartigheid Gods, is die volmaaktheid van het Goddelijke Wezen, waardoor Hij de ellendige zondaar goedertierenheid en ontferming bewijst. Dus het voorwerp harer uitlating is een ellendige. Genade wordt bewezen aan een schuldige, maar goedertierenheid aan een ellendige. En dan wel aan ellendige mensen. Nooit aan diep rampzalige en ellendige gevallen engelen. En nu trekt Hellenbroek kort en bondig de scheidslijn wanneer hij zegt: e barmhartigheid Gods is die goedheid Gods omtrent de ellendige uitverkoren zondaar, waardoor Hij hem dagelijks wederom herstelt in de genadestaat door de Middelaar Jezus. Zo bewijst de Heere Zijn genadige barmhartigheid aan al Zijn uitverkorenen. Zij worden vaten der barmhartigheid genoemd. De barmhartigheid vloeit uit het eeuwige welbehagen Gods. Zij wordt dus niet opgewekt door het aanschouwen van de ellende waarin de mens zichzelf gestort heeft, want dan zou de Heere de rampzaligen in de hel zéker barmhartig zijn. Doch dan zou de rechtvaardigheid des Heeren nooit haar volvoering verkrijgen. Van al Gods deugden geldt dat het souvereine deugden zijn. Madr nu is de Heere barmhartig in algemene en in bijzondere zin. In Psalm 145 : 9 lezen wij: De Heere is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken". Zie ook maar eens hoe menigmaal de Heere Jezus met barmhartigheid bewogen "was over melaatsen, kreupelen, blinden enz. Doch het was voor velen niet tot zaligheid. Maar in bijzondere zin bewijst de Heere Zijn barmhartigheid aan Zijn volk hen verlossende uit de staat des doods en overzettende in de staat des levens en der verzoening. Petrus zegt: ie naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren. De Heere is rijk in barmhartigheid. Wij lezen in Efeze 2 : 4: Maar God Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad". En nu mocht David vragen: Gedenk, Heere Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden; want die zijn van eeuwigheid". Zo spreekt hij niet alleen over de barmhartigheden, maar ook over de goedertierenheden des Heeren. En de goedheid Gods is die volmaaktheid Gods, waardoor Hij in het algemeen Zijn beminnelijkheid omtrent Zijn schepselen bewijst, maar in het bijzonder Zijn weldadigheid en liefde aan Zijn uitverkorenen. De Heere is goed. Zijn goedheid behoort tot Zijn Wezen. Hij is eeuwig, enkel Goed. Daarin is geen af-noch toenemen. Krachtens Zijn goedheid is Hij de oorsprong van alle goed. Tot Zijn goedheid behoort dan ook Zijn liefde, genade, barmhartigheid, lankmoedigheid, waarheid en rechtvaardigheid. In het algemeen is de Heere aan alle mensen goed. Wel zesentwintig keer roept de Dichter uit: Want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid". Maar bijzonder is de Heere goed Zijn uitverkorenen. Hen schenkt Hij zegeningen voor de tijd en voor de eeuwigheid. Hij schenkt hun genade en leidt hen naar Zijn raad en zegent hen met alle geestelijke zegeningen in de hemel in Christus Je zus hun Heere. En betoont Zijn goedheid dengenen die Hem verwachten. Door Gods goedheid geopenbaard in de ziel verkrijgt Gods volk ook een kinderlijke vrijmoedigheid om met al hun noden en bekommeringen bij Hem te schuilen en door het werkzame geloof het alles van Hem te verwachten wat voor tijd en eeuwigheid van node is. Maar zo vloeit uit deze volmaaktheid Gods welke Hij de Zijnen betoont, dat nu alle dingen voor hen moeten medewerken ten goede. En in Zijn goedheid zal de Heere eeuwig verheerlijkt worden in en door de Zijnen. Maar ook reeds in de tijd zal Zijn volk bij ogenblikken mogen roemen in de goedheid Gods hen bewezen in voor-en tegenspoed. In zegeningen en verdrukkingen. Zodat zij in en door de uitgestorte liefde Gods in de ziel wel mogen uitroepen: Waarlijk is God Israël goed". En: Wien heb ik nevens U in den hemel, nevens U lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt dan mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in eeuwigheid". Zie geliefden, welk een dierbare stand David mocht innemen temidden zijner verdrukkingen. Hij kreeg de Goddelijke volmaaktheden in het oog en mocht daar in zijn grond, maar ook zijn heil in vinden. En nu vraagt hij of de Heere dezelve wil gedenken. Want dan wist David uit de praktijk van het leven, dat er geen kwaad bij kon zijn. Hij kreeg eigenlijk in deze de ere Gods op het oog. En dat doet uitgaan tot Hem met kinderlijk vertrouwen. Dan is de beoefening der ziel: aar ik vertrouw op Uw goedertierenheid. En die, hoe het ook moge tegenlopen, gestadig op Zijn goedheid hopen. Gedenk, Heere, Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden; want die zijn van eeuwigheid. David wist als de Heere deze zou gedenken, dat wil zeggen: ennelijk zijn ziel doen ervaren, dan is de vrucht: oedheid en Waarheid verheven, zijn des Heeren wegen al. Voor hen die daarnaar zijn leven en zijn gangen richten zal. En dan volgt als vanzelfde bede: edenk niet der zonden mijner jonkheid noch mijner overtredingen, gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o Heere! Want dan gaan de goedertierenheden des Heeren roemen tegen een welverdiend oordeel. De Heere geve dit nader te mogen onderzoeken in het volgende, doch schenke ons om met David de volmaaktheden Gods niet alleen eniger mate te leren kennen, maar ook te bewonderen tot Zijn eer en verheerlijking. Amen.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Barmhartigheden en goedertierenheden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's