Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbond der genade ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbond der genade ?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie behoren wezenlijk tot het

II.

Ook Brakel betrekt het genadeverbond naar zijn wezen alleen en uitsluitend op de uitverkorenen. Uitdrukkelijk toch zegt hij in zijn , .Redelijke Godsdienst", uitgave Donner 1893, 1. op p, 353, dat het genadeverbond is tussen God en de uitverkorenen, in de brede omschrijving, die hij er daar van geeft. Dit houdt hij vast, ook als hij op p, 381 zegt; De onbekeerden, schoon zij zich uitwendig in het Verbond der Genade inlaten, zo zijn zij toch in hetzelve niet. Nu blijven verworpenen altijd onbekeerd, en dus handhaaft hij hier, dat zij nooit wezenlijk in het genadeverbond zijn.

En op dezelfde bladzijde laat hij volgen; Een godloze heeft geen recht tot het gebruik der sacramenten, noch in het O.T., noch in het N.T. (Ps. 50 ; 5—15). Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond m uwe mond? (d). Gelijk de godlozen zich maar in de schijn inlaten, alzo verbreken zij het ookwederom, en lijden schipbreuk van hun geloof, en tonen met de daad, dat. zij noch lot noch deel aan het woord der beloften hadden. Verworpenen hebben dus, zo blijkt duidelijk hier, geen deel aan de beloften van het genadeverbond. Dit herhaalt hij nog eens op pag. 764, als hij zich richt tot de onbe^erden met deze woorden; In het verbond der genade is de eerste belofte, die alle andere insluit; Ik zal u tot een God zijn. Deze belofte raakt u niet, en God is uw God niet, gij zijt zonder God, Ef. 2 : 12. En zo zegt hij ook op pag. 1085; Voor een onbekeerde zijn geen beloften in de Bijbel; al wat beloften zij zich toeëigenen, daarin bedriegen zij zich, zij zullen niet komen, zij zijn zonder Christus, vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, Ef. 2 ; 12. De gelovigen alleen zijn erfgenamen der beloJtenis, Hebr. 6 ; 17, Alle goederen! des genadeverbonds zijn voor hen, die zullen zeker aan hen gegeven worden, enz. Ook leert hij op pag, 757/58, dat de uitverkorenen persoonlijk nog geen deel hebben aan de verbondsbelofte vóór de wedergeboorte, als hij zegt; (b) Zij zijn in dezelfde staat met alle onbekeerlijken, dood, Ef, 2:1, Zij zijn zonder Christus, zonder belofte, zonder God voor hun wedergeboorte, Ef, 2 : 12, enz.

Hieruit blijkt dus, dat volgens Brakel het genadeverbond subjectief met de uitverkorenen opgericht wordt, als zij in de wedergeboorte Christus worden ingelijfd door de onwederstandelijke, zaligmakende werking van de Heilige Geest,

En zo zien we, dat bij Brakel het genadeverbond naar zijn wezen zich slechts uitstrekt tot de uitverkorenen, die door de wedergeboorte persoonlijk er in opgenomen worden, met uitsluiting van alle verworpenen. We zouden nog nader kunnen aanwijzen uit wat hij op pag, 362 aangeeft, dat het genadeverbond ook geen voorwaarden van 's mensenzijde te volbrengen, bij Brakel heeft, waar het anders verbrekelijk en veranderlijk zou zijn, maar het bovenstaande is wel genoegzaam om het verschil aan te duiden tussen Vader Brakel en hen, die in onze tijd leren, dat men in het genadeverbond kan zijn, zowel door natuurlijke geboorte als door wedergeboorte.

Horen we thans eens naar Hellenbroek, die 'u zijn Evangelische Jesaia, III, p, 817 als volgt spreekt: De meeste belijders rekenen ook in het verbond te staan, omdat ze uiterlijk tot dat volk behoren, daar het Verbond onder wordt voorgedragen; omdat ze door de Doop, als het teken des verbonds, de kerk zijn ingelijfd, en als kinderen van bondgenoten, ook zelf rekenen bondgenoten door de Doop te zijn geworden; omdat zij, als Avondmaalgangers (zo men 't noemt) in het Vervond zijn en zo rekenen ook zekerlijk tot het Verbond te behoren, en wat dies meer is.

Maar ondertussen is hun de Heere Jezus nog nooit tot 'n Verbond geworden, en zo zijn ze in de grond nog vreemdelingen en buiten het verbond. En na vervolgens de bewijzen daarvoor opgesomd te hebben, vaart hij aldus voort; O laat dezulken zich niet vleien; de Heere Jezus is hun nog nooit tot 'n Verbond geworden. Het is ten hunne opzichte tevergeefs, dat de Vader van Hem gezegd heeft: Ik zal U- geven tot een verbond des volks. Tekent het Paulus aan als een merkteken van een allerellendigste staat, vreemdelingen te zijn van de verbonden der beloften, en als iets dat tot zijn gevolg heeft, geen hope te hebben en zonder God in de wereld te zijn, Ef. 2; voorzeker uw staat is ook de allerellendigste. Christus is u onnut geworden; en gij ligt dan nog onder een verbond, het verbond der werken namelijk, dat niet dan vloek en verdoemenis tegen u spreekt. Hieruit blijkt dus duidelijk, dat volgens Hellenbroek de verworpene, buiten het genadeververbond staat al is het dat hij leeft onder de uiterlijke bediening er van.

Ook Appelius zegt in zijn , , Herformde leer", p. 283, dat God met de uitverkorenen het genadeverbond hoeft opgericht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1947

De Saambinder | 4 Pagina's

Verbond der genade ?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1947

De Saambinder | 4 Pagina's