Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moeilijke bijbelgedeelten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moeilijke bijbelgedeelten

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ieder van ons komt bijbelgedeelten tegen die moeilijk te verstaan zijn. Er zijn teksten en gedeelten waarvan de beste uitleggers de meest uiteenlopende verklaringen geven. Toch belijden we de duidelijkheid van het Woord Gods!

Onlangs noemde iemand de moeilijkheid van de Bijbel als een van de redenen waarom hij "nergens meer aan deed". Is dat terecht? Moeten we geweldig schrikken van het feit dat deze moeilijke gedeelten er zijn? Zou er minder verdeeldheid en strijd zijn in de kerk als er niet zulke Schriftgedeelten waren? Om alle misverstand te voorkomen: het gaat me niet om woordgebruik en vertalingen, maar om het inhoudelijke van de Schrift en het verstaan daarvan. Zo constateert Petrus heel nuchter dat er in de brieven van Paulus stukken voorkomen die moeilijk te verstaan zijn (2 Petrus 3:16). Dat heeft: te maken met de inhoud, de betekenis.

Het zal in ieder geval goed zijn om te bedenken dat we in de Schrift te doen hebben met goddelijke openbaring. De God van heerlijkheid, de Eeuwige openbaart Zich hier. Hij is groot! Ik kan Hem niet begrijpen en doorgronden. Ik kan ook Zijn spreken niet ten volle en in alle delen verstandelijk begrijpen. We mogen dat eerlijk tot onze jongeren en ook tot onkerkelijke mensen zeggen. De vraag is dan wel: Kan bij mij iets geproefd worden van de hartelijke eerbied voor deze grote God, iets van de vreze Gods? Hierboven werden al de woorden van Petrus over de brieven van Paulus genoemd. We krijgen niet de indruk dat die moeilijke teksten van zijn broeder voor Petrus een verzoeking vormden of dat ze hem moedeloos maakten. Het stemt Petrus wel droevig als sommige mensen zulke woorden verdraaien tot hun eigen verderf.

Ootmoed
Waartoe moet ons het voorkomen van moeilijke gedeelten brengen? Misschien wel allereerst tot ootmoed. Bij het ter hand nemen van m'n Bijbel heb ik te erkennen dat ik mens ben! Wie de meeste genade van God ontving, verstaat nog maar ten dele. Leerzaam is in dit verband de geschiedenis van de Emmaüsgangers. De opgestane Christus moet er bij hen aan te pas komen om voor hen de Schriften te openen. Hij is de grote Profeet. Het erkennen van mijn onwetendheid in het smeken om de leiding van de Geest zou wel eens de beste weg tot het verstaan van de Schrift kunnen zijn. Dat is anders dan rondlopen met de houding van een allesweter.
Verder ligt in dit alles een klemmende oproep tot onderzoek van de Schrift, ijverige studie. Het geldt niet alleen ambtsdragers, ook al hebben zij een dubbele verantwoordelijkheid. Dat er teksten zijn die door ons moeilijk verstaan kunnen worden, mag nooit een verontschuldiging zijn voor onkunde en onwetendheid. Ook mag het ons nooit brengen tot deze redenering: we verstaan maar ten dele, dus moet ieder zelf maar weten hoe hij denkt over de weg der zaligheid. Hierboven noemde ik het voorbeeld van iemand die o.a. het moeilijke van de Bijbel noemde als een reden tot kerkverlating. Een betere weg is het als ik gebracht word tot de belijdenis: o diepten des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen (Rom. 11:33). Verder wijs ik op de afhankelijkheid van de Heilige Geest. Wie werd er ooit gezegend door en vanuit de Schrift zonder de Geest? Christus verwierf de Geest, door Wie Hij leidt in al de waarheid!

Hoe lees ik?
Een uiterst belangrijke vraag is: hoe lees ik de Schrift? Neem ik de Bijbel ter hand om antwoord te krijgen op alle mogelijke vragen die bij mij bovenkomen? Of verlang ik onderwezen te worden in de kennis van God, van Christus en van mezelf, in de weg der zaligheid, in het leven naar Gods wil? Iemand legde teleurgesteld de Bijbel weg. „Ik heb zoveel gelezen en niets gevonden." Hoe las hij? Met wat voor hart? Zocht hij de weg tot behoud voor verlorenen? Zocht hij Godzelf? Naast het voorbeeld van deze man zijn er mensen, soms zonder kerkelijke achtergrond, met weinig kennis voor ons gevoel, voor wie het bijbellezen eten en drinken is. We belijden inderdaad de duidelijkheid van de Schrift. Ondanks de gedeelten die moeilijk te verstaan zijn, is de Schrift duidelijk in wat ons nodig is te weten. „In de Schrift zijn alle dingen niet even duidelijk op zichzelf en ook niet even helder voor iedereen. Toch worden die zaken die voor ons heil nodig gekend, geloofd en in acht genomen moeten worden (...) ons zo duidelijk voorgehouden en opengelegd (...)" (Westminster Confessie). Heeft daar ook niet mee te maken wat Luther zei: „Christus openbaart Zich hier. Neem Christus weg uit de Schriften en wat zult u dan nog in haar vinden?" Is het niet ontroerend dat in Ps. 119 ook gebeden wordt: „Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouw de wonderen van Uw wet?"

„Deze jeugdige, nog geen negen jaren in het ambt staande gereformeerde predikant, met zijn welgedaan uiterlijk en van levenslust tintelend oog; met zijn wegslepende wijze van prediken; met zijn nimmer verslappende activiteit en zelfs ietwat luid opklinkend zelfgevoel." Zo schreef professor Geesink over Gerard Wisse. Die blijft

toch boeien.
I n zijn ouderlijk huis mag Gerard Wisse de tere vreze Gods proeven. Vader en moeder kerken bij de afgescheidenen in Middelburg, waar hij als kind ook de gezelschappen meemaakt. Hij is nog heel jong, als de Heere in zijn hart begint te werken. Ongeveer tien jaar oud zondert hij zich af op zolder en weent daar over zijn zonden. Hij legt zijn ene hand op zijn voorhoofd en roept uit: „O Heere, hier hebt Ge het mij beloofd, toen ik gedoopt werd, dat Uw bloed, Heere Jezus, mij reinigt van alle zonden." Op zijn twaalfde jaar staat Gerard al achter de toonbank. Van 's morgens zeven tot 's avonds tien. Hij blijkt een bijzonder goede verkoper. Na tienen studeert hij op zijn manier kerkgeschiedenis of leest werken van Wilhelmus a Brakel, Smytegelt, Bunyan en anderen. Geleidelijk ontwaakt in hem de begeerte om predikant te worden. Zijn ouders kunnen de studie onmogelijk bekostigen. Op wonderlijke wijze wordt de weg toch geopend. Een rijke dame wil zijn studie betalen. In Kampen loopt hij onder meer college bij de vermaarde dogmaticus prof dr. H. Bavinck. Na zijn studie wordt hij beroepen door de Gereformeerde kerk van Gouda. Daarna volgen Amsterdam en Leiden. Dat hij niet alleen op kerkelijk maar ook op politiek en sociaal terrein actiefis, bewijzen zijn vele publicaties.

Wisse en Bolland
In Leiden woont Wisse dichtbij de bekende filosoof G.J.P.J. Bolland. Op een avond trekt hij de stoute schoenen aan en vraagt om een onderhoud: „Is er gelegenheid me op wijsgerig gebied verder te bekwamen onder uw leiding?" En inderdaad heeft hij privaatlessen bij Bolland gevolgd. Omgekeerd komt Bolland met zijn vrouw en zoon bij Wisse in de kerk. Hij wekt ook zijn studenten op om naar Wisse te gaan luisteren, omdat deze naar zijn oordeel één van de weinigen is die preken kan. Wisse beseft dat Bolland daarbij niet op de inhoud doelt. „Ik vrees dat het alles geen vruchten voor de eeuwigheid heeft afgeworpen, hoewel we tenslotte niet over het inwendigste van de ziel kunnen oordelen. Ik geloof dat deze man met al zijn wijsheid en geleerdheid diep in zijn ziel zich bij tijden arm en onvoldaan vond, maar niet arm en missend genoeg om de kracht Gods en de wijsheid Gods in Christus te omhelzen." Als Bolland op zijn sterfbed ligt, zoekt Wisse hem op. Elk woord van de filosoof is pessimistisch en soms bitter. Tenslotte vraagt Wisse: „Professor, we moeten gaan. En wat zal het einde wezen? Nu is het altijd mijn gebruik bij een kranke te bidden. Wat dunkt u? Zoudt ge het goed vinden, als ik dit nu hier ook doe?" „De wijzen bidden niet!", is het antwoord van de stervende Bolland. Wenend verlaat Wisse zijn woning.

Verdieping
In 1906 doet hij intrede in de Gereformeerde kerk van Driebergen. Daar komt het in zijn geestelijk leven tot een verdieping. Onder een voorbereidingspreek uit Psalm 51, "Een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten" laat de Heere hem zien wat hij nog mist. Hij komt in een zalige armoede, waarna hij een rijke toepassing van de gerechtigheid van de Heere Jezus ontvangt. Hierdoor wordt hij in toenemende mate een liefhebber en verkondiger van de Schriftuurlijk bevindelijke waarheid. De weg leidt nu naar de Gereformeerde kerk te Kampen, waar zijn prediking een geestelijke opwekking tot gevolg heeft. Zijn volgende standplaats is Bodegraven. In de tijd van de Eerste Wereldoorlog heeft hij daar veel mogen betekenen voor de militairen.

Visser
Medio 1916 wordt hij voor de tweede maal verbonden aan de Gereformeerde kerk van Driebergen. Deze gemeente heeft hem altijd na aan het hart gelegen. Bovendien geniet hij van de prachtige omgeving. Van tijd tot tijd gaat hij naar de vijver bij het huis van de familie Du Marchie van Voorthuysen, om op karper te vissen. Wijlen ds. E. du Marchie van Voorthuysen heeft hem daar meermalen ontmoet. „Ook ik zou op een morgen gaan vissen. Ds. Wisse ziet me en zegt: 'Zo Everard, wat zou je ervan zeggen als de Heere je eens visser der mensen zou maken?' Ik dacht bij mezelf: 'Dat nooit, dan moet ik altijd naar de kerk." Toch is deze Everard jaren later predikant geworden. Eind 1937 heeft Wisse hem tot het dienstwerk ingeleid in zijn eerste gemeente Urk. Zijn leven lang is Wisse een liefhebber van vissen gebleven. Er waren mensen die er zich aan ergerden als de dominee zat te hengelen! In "Het nooit verloren vergezicht" verhaalt ds. Jac. van Dijk zo'n voorval. „De avond tevoren had hij ons verteld, dat hij moest vissen van de dokter voor de zenuwen. Hij zat -pet op- in de buurt van Driebergen te vissen. Daar komt een dierbare dame aan, blijft staan en zegt: 'Professor Wisse, u moet mensen vissen'. Hij zegt: Ja vrouw, dat weet ik, maar deze hier bijten beter!"

Christelijk Gereformeerd
De bekende dr. J.J. Buskes heeft Wisse vele keren in Driebergen gehoord en zei daarvan: „Nooit vergeet ik zijn preek over het verraad van Judas en de verloochening van Petrus. Hij preekte eenvoudig, zeer persoonlijk, recht op het hart aan, aangrijpend. Onderscheidenlijk en bevindelijk. De oproep tot bekering ontbrak nooit." Geregeld attendeert Wisse op het gevaar van verbondsautomatisme en roept hij op tot zelfonderzoek. Dat valt niet altijd in goede aarde. Het gebeurt wel dat ambtsdragers hem beschuldigen van ongereformeerde opvattingen. Biddend worstelt hij met de vraag of hij langer in de Gereformeerde Kerken mag blijven. In november 1920 bedankt hij als lid en wordt christelijk gereformeerd predikant. Achtereenvolgens dient hij de gemeenten van Arnhem en Utrecht. Eén van zijn bekendste geschriften verschijnt: 'De droefheid naar God'. In dit werkje geeft hij onderwijs voor het geestelijk leven. Wisse vertelt er zelf van: „Na het verschijnen van dit boek ontving ik een brief van een blad hier te lande, waarin mij gezegd werd, dat men liever geen recensie gaf van dit boek, daar men het zou becritiseren. Diezelfde dag echter

zeer
kwam ik in het bezit van een brief van een Duits meisje waarin zij mij dank bracht voor dit boek waardoor zij de weg naar haar Heiland had teruggevonden. Die recensie was mij meer waard."

Hoogleraar
noemd tot hoogleraar aan de Theologische School te Apeldoorn. Hij geeft onder andere college in de predikkunde. Begin 1936 publiceert hij in "De Wekker" een serie artikelen over "De ambtelijke bediening van den Christus in de geloovigen", stof die hij ook met zijn studenten heeft behandeld. Hij wil met name aandacht geven aan de juiste Christus-prediking. Hoe Christus in de gelovigen werkt als Profeet, Priester en Koning. Wisse heeft de gave ontvangen om de geestelijke zaken helder te onderscheiden. In hetzelfde jaar moet hij om gezondheidsredenen stoppen met zijn werk als hoogleraar. Hij vestigt zich in Driebergen en preekt zondags in Amsterdam-Oost. Wisse als spoorpredikant. Begin oktober 1939 houdt hij in Rotterdam een opmerkelijke tijdrede over "De hedendaagse Jodenvervolging in de huidige Wereldspanning. Letterlijk zegt hij: „In onze dagen komt in de haat tegen Israël de vijandschap uit tegen de God van de Jood, Die ook onze God is. En daarom kiezen wij in dit conflict de partij van de Jood." En: „Wie weet of menige Jood niet heel wat i> dichterbij was gebracht als hij in het zogenaamde Christendom van de Christus meer had bespeurd."

Woest en ledig
Eind 1941 doet Wisse intrede als eerste predikant van de Christelijke gereformeerde kerk in zijn geboorteplaats Middelburg. Als hij er enkele weken staat, ontvangt hij een brief van de srciba van zijn vorige gemeente. Enkele regels schrijf ik over. „Tot uwe geruststelling kan ik u mededelen dat de catechisaties zeer goed bezocht worden. Wij blijven in dezen paraat, opdat het niet moge verslappen. Dit geldt ook voor het kerkverzuim, waarin wij zoveel mogelijk controle houden, wie met leesdienst er niet zijn, waarna ze worden bezocht." Een lege kerk is Wisse een doorn in het oog. Als hij eens in Ameide preekt, en de opkomst hem tegenvalt, is zijn commentaar: „De aarde nu was woest en ledig." In Middelburg begint Wisse met zijn "Pastorale Brieven", die tot aan het eind van zijn leven vrijwel wekelijks in "De Wekker" verschijnen. Er blijkt duidelijk behoefte aan. Hij weet met de moede een woord ter rechter tijd te spreken. Kort na de oorlog verschijnt het bundeltje "De drie Beesten." Het voorwoord meldt: „De papiernood is oorzaak, dat dit geschrift niet kon verschijnen, gedrukt op flink deftig papier - men zij tevreden. Het is beter dan maar zo het nu is, dan gans geen verschijning. Mei 1946 ontvangt de befaamde predikant emeritaat en neemt afscheid van Middelburg. Het echtpaar vestigt zich in het rusthuis Bethanië van zuster Stolker, in Doorn. Daar schrijft Wisse zijn bekende brochure "Mag ik ten Avondmaal gaan?". Zeker niet zijn minste werkje. Het is blijvend actueel!"

Tijdredes
Ook zijn tijdredes mogen niet onvermeld blijven. Wisse had bijzondere gaven ontvangen om het wereldgebeuren vanuit Gods Woord te belichten. Zo sprak hij bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog over Micha 6 vers 9: „Hoort de roede, en Wie ze besteld heeft!" Met gemak boeit hij zijn gehoor twee volle uren. Ernstig waarschuwt hij ook voor de verwereldlijking en de genotscultuur: „In elk huis dag en nacht een „Deze vissen bijten beter. " radio." Van de televisie had hij een nog grotere afkeer. Door de tv dreigt het gevaar van geestelijke volksvergiftiging. „Broeders, houden we ons daar maar ver vandaan; haat ook de rok die van het vlees besmet is." Een wapenbroeder, professor J.J. van der Schuit, laat evenmin een onzeker geluid horen: „Daar hebt ge de televisie. Zij is niet een gevaar, maar het gevaar dat de toekomst van de wereld en kerk verdonkert, omdat er niets meer aandrijft tot zondeprikkeling dan het zien van de verboden vrucht." Tot op het laatst van zijn leven gaat Wisse 's zondags uit preken. Op de avond van 7 november 1957 houdt hij in de Koninginnekerk voor meer dan tweeduizend mensen nog een tijdrede over de Russische kunstmaan "Spoetnik". Het eerste ruimtevaartuig. Twaalf dagen later overlijdt hij in zijn woning aan de Parklaan ten gevolge van een hartverlamming.

Betekenis
Wisse was vooral thuis in de praktikale godgeleerdheid. Wat hij op dat terrein heeft nagelaten, is ook voor onze tijd van waarde. Sterk leeft bij hem het besef dat een prediker een opdracht van God uitvoert. Het is de Heere Zelf, Die de stof voor de prediking geeft. Een prediking die ontdekkend moet zijn, opdat er plaats komt voor de Christus. Veel aandacht besteedt hij aan het bevindelijke geloofsleven. De preek moet een boodschap zijn tot ontdekking, tot vertroosting en tot opbouw. Vooral in de toepassing biedt hij een stuk zielszorg. Wat kan hij de onbekeerden liefdevol vermanen. Hoe weet hij de ware naar God bekommerden te bemoedigen. Tegelijk waarschuwt hij voor zelfbedrog. Hij legt er de nadruk op, dat wij onszelf moeten beproeven, of we de Heere werkelijk kennen. Niet om aan het twijfelen te brengen. Wel om iedere ware gelovige meer en meer te funderen op het enige Fundament, Jezus Christus. En degenen die dit ware zaligmakende geloof nog missen, heilig ongerust en verlangend te maken. Dat is ook in 1997 het grote doel van de prediking. De eer van God en het behoud van zondaren.

B'eetje bij beetje begint de kersvers aangelegde tuin meer vorm te krijgen. Het grasveld hebben we vorig jaar, eind oktober, in laten zaaien, want voor mij was deze klus veel te zwaar. De grond bestaat hier namelijk vooral uit "tuf, grote brokken steen. En hoe dieper je graaft, hoe ellendiger het wordt. Voor mij was dat dus onbegonnen werk. Sinds maart, en de eerste zonnestraaltjes, heb ik al wel het een en ander geplant: een kersenboom, een pruimenboom, een paar roze hortensia's, een rhododendron, en verder een stel stekjes die vrienden en kennissen voor me meegebracht hebben, maar waar ik de namen (nog) niet van weet. Alles wordt geplant, maar met de nodige moeite, moet ik eerlijk toegeven. Want als er op het papiertje van de boom staat geschreven dat men een gat van 50 bij 50 cm moet graven, dan ben ik wel ongeveer een uur bezig, met mijn spa en een soort hak waar ik de stenen mee loswerk. Wat een voldaan gevoel heb ik als ik uit het keukenraam kijk en mijn boompjes zie staan in het zonnetje. Ons huisje ligt dus pal op het zuiden, aan de zonnige kant van de heuvel van Avranches, beschermd tegen de noorder- en noordwestenwind. Vroeger werden op deze grond door monniken druiven verbouwd. Avranches is nog altijd een stad met maar liefst twee kloosters. Eentje in het centrum van de stad en eentje net achter ons huis, waar de karmelieten wonen. Zo is de schouwburg een gerestaureerd klooster, dat aan de benedictijnen toebehoorde, van de veertiende lot de achttiende eeuw. En de "jardin des plantes", de plantentuin, vanwaar je zo'n schitterend uitzicht hebt op de baai, is van de kapucijnen geweest. Het is echt interessant en een voorrecht om wat van de geschiedenis van je eigen stad te weten. Avranches heeft wat dat betreft natuurlijk wel wat vóór op de andere steden in de buurt, vanwege zijn hooggelegen, strategische positie. In de negende eeuw voor Chr. hadden de Kelten al een levendige plaats van Avranches gemaakt, en daarna is het een hoofdstad geweest onder Frans-Romeinse heerschappij. De Engelsen hebben deze stad ook nog bezet. De geschiedenis laat nog steeds sporen na in het hedendaagse stadsleven. Zo hebben we hier nog een bejaardenhuis dat door nonnen geleid wordt. Via het Rode Kruis, dat hier de thuiszorg waarneemt, hebben we dus twee zieke dametjes te verzorgen in dat huis. De eerste keer dat ik ernaartoe ging van de winter leek het wel of ik opeens vijftig jaar terug in de tijd was. Een groot, grijs, kazerne-achtig gebouw, met hoge donkere gangen, en nonnen, helemaal in het zwart, met witte kappen op. Zij worden geassisteerd door "gewone" helpsters, die het huishouden doen en alles schoonpoetsen. Er wonen alleen maar vrouwen in dat huis. De sfeer is stil, koel, sober. Tot vorige week toe! Het was een van die mooie warme voorjaarsdagen, en rond vier uur 's middags kwam ik door de poort rijden. Voor me zag ik ineens allerlei mensjes op de banken, op de stoelen en tafels die buiten gezet waren, gezellig te genieten van de zon en te kletsen. Ineens was het statige, koelgrijze gebouw veranderd in een bijna hotelachtig iets, met tevreden mensjes in de tuin. Wat een beetje zon al niet kan doen, hè!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 april 1997

Terdege | 88 Pagina's

Moeilijke bijbelgedeelten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 april 1997

Terdege | 88 Pagina's