Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een innige zielsbegeerte naar de komst van Christus (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een innige zielsbegeerte naar de komst van Christus (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste, word Gij gelijk een ree of een welp der herten, op de bergen van Bether. Hooglied 2:17.

Geliefden,

De tekstwoorden voor hedenavond kunt u vinden opgetekend in het u voorgelezen Schriftgedeelte, Hooglied 2:17, waar Gods Woord en onze tekst aldus luidt: otdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste, word Gij gelijk een ree of een welp der herten, op de bergen van Bether.

We zetten boven onze overdenking: Een innige zielsbegeerte naar de komst van Christus.

1. De toestand waarin de bruid verkeert;

2. De inhoud van haar zielsbegeerte;

3. Welke uitwerking de komst van Christus heeft.

1. De toestand waarin de bruid verkeert.

Mijne geliefden, Psalm 42 is een Psalm van grote tegenstellingen. We hebben er samen enige verzen van opgezongen. Daarin kunnen we horen in welke diepten de dichter moest verkeren. Het is toch zo treffend als er in het 8 e vers staat: De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten. O, welke diepten worden dan gezien. Welke diepten worden dan gepeild.

Zoals we zullen weten wordt Psalm 42 aan David toegeschreven, toen hij verkeerde onder moeilijke omstandigheden, namelijk toen hij moest vluchten voor zijn eigen kind, voor zijn zoon Absalom. Het was bij vernieuwing een onbegrepen weg, dat hij weer moest vluchten als een veldhoen op de bergen. En waar kwam hij op zijn vlucht? In het over Jordaanse. Daarvan zeggen de verklaarders: ”een woeste en ruige streek, vol van kloven en ravijnen”.

Ik zou denken, dat David erin gekeken heeft. O, hoe diep kan zo'n ravijn zijn, hoe gevaarlijk voor een mens als hij erin valt. Het zal een omkomen worden. Maar dat was uiterlijk; zijn innerlijke zielsgesteldheid was veel erger. De ene afgrond riep tot de andere afgrond bij het gedruis van Gods watergoten. Welk een diepten liggen er dan in de ziel van Gods kinderen; diepten die ze niet kunnen peilen. Diepten van ongeloof, van onverenigdheid, en ga zo maar door, als ze er bij vernieuwing weer achter gebracht worden wie de mens ook na ontvangen genade blijft.

Maar weet u wat nu zo groot was? Dat diezelfde David eronder mocht vallen. Hij had niets te roemen, in het minste niet. Het was door zijn eigen toedoen dat het gebeurd was, wat hem overkwam. Als dat openvalt in het leven van Gods kind, dan gaan we zakken; dan gaan we buigen; dan worden wij de schuldigen. Dan zien wij het liggen, hoor, de schuld aan onze zijde.

Een afgrond kan diep zijn, waar we inzien. Maar als het onze zonden zijn die de scheiding maken tussen de Heere en onze ziel, dan zijn ze niet meer te peilen. O, die innerlijke rouw, die innerlijke smart die er over de ziel kan vallen. Dan is het waar: De ene afgrond roept tot de andere afgrond bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. Zulk een zielsgesteldheid is zo groot, want wat gebeurt er dan in die ogenblikken? O wonder aller wonderen, dan mag een schuldige David houvast krijgen aan de Heere Zelf, zodat hij gaat uitroepen: 'Maar de HEERE zal uitkomst geven'.

O dat puntje, de Heere in de handen te vallen. Dezulken komen niet om. Die wil de Heere gaan sterken, hoor, en dat in de weg des levens. Gods Kerk is hier op deze aarde een strijdende Kerk. Dat is het testament wat de Heere Zijn Kerk heeft nagelaten: In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.

Ik denk aan ds. H. Ligtenberg. Toen hij jong was, kreeg hij die woorden en wat dacht hij in die ogenblikken? Toen zag hij dat op het ingaan in Gods Koninkrijk strijd verbonden is. Maar hij moest het later ondervinden wat die verdrukkingen waren.

Waarom denkt u dat dit de weg is van de levende Kerk? Waarom denkt u dat de kerk in zijn openbaringsvorm – ook in onze tijd –, een strijdende kerk is, dat ze te strijden heeft ook tegen de machten en tegen de geesten die uit de afgrond opkomen? O, het zal juist daarom zijn opdat men des te meer de hoop en verwachting mag stellen op die dierbare Middelaar, die gezegende Borg en het uitzien hoger zal zijn.

Ach, bidstond in dit avonduur; welk een bijzondere tijd. Hoe zullen we bidstond kunnen houden, en dat voor onze gemeenten? Hoe zou dat moeten? Mocht dat onze verzuchting maar zijn. Aan de ene zijde is het zo groot wat de Heere ook nog onder ons wil geven, maar aan de andere zijde zijn de zorgen zo veel. Maar de Heere blijft bij Zijn Kerk totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden.

O gemeente, luister eens. Men kan er zo tegenop zien om een tekst uit het Hooglied te moeten verklaren. Daar liggen zoveel diepten in. Daar liggen zoveel verborgenheden in; heilgeheimen van de levende kerk des Heeren. Hoe hebben we dan dat waar zaligmakende geloof nodig. Maar wat voel ik in deze woorden de echo doorklinken van de Kerk van de oude dag. Welk een echo, welk een verlangen naar de tweede komst van Christus. Hoe lang zal het nog zijn? Hoe lang zal de kerk op aarde zijn uitwendige openbaringsvorm nog hebben?

Het Hooglied van Salomo is een tweespraak. Daarom vinden we in dit hoofdstuk steeds weer de ene keer de Bruidegom aan het woord en de andere keer de bruid, en dat op zulk een verheven wijze. Want dan is het dat de heilige bijbelschrijver ze zelfs in het hart laat kijken van die dierbare Middelaar. Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden. De bruid mocht weten een Borg voor de schuld te hebben en een God voor het hart. Zij kon zeggen wat ons voorgelezen is in vers 16: Mijn Liefste is mijne, en ik ben Zijne, Die weidt onder de leliën. De bruid is er een die een drie-enig God tot zaligheid mag hebben leren kennen.

Maar hoe is het dan met een bekommerde ziel? Men kan in zijn bekommeringen zo jaloers zijn op het geluk van dat volk. En dit is het wonderlijke in het boek Hooglied, dat als de bruid de uitgangen van haar hart gaat verklaren, als zij ook gaat zeggen Wie die Liefste voor haar geworden is, ze dan het kleinste lammetje meeneemt dat een oog buiten zichzelf gekregen heeft. De koets van Sálomo is vanbinnen bespreid met de liefde van de dochteren van Jeruzalem (Hooglied 3:10b).

Dat is ook in deze tekst. Hier staat: Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden. Waar verkeert de bruid in? Verkeert ze in het licht of in de duisternis? Er zitten verborgenheden in; maar één ding wil ik zeggen: deze bruid is er een van het goede soort. Ze is er niet een van: 'eens bekeerd, altijd bekeerd'. Wat doet de Heere overhouden? Een ellendig en arm volk, maar

Meditatie vervolg

die mogen op de Heere vertrouwen.

We hebben u het hele hoofdstuk laten voorlezen, maar in het bijzonder vanaf het 11 e vers vinden we zulke treffende beelden: Want zie, de winter is voorbij; de plasregen is over, hij is overgegaan. De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. Het is een beeld van een komend voorjaar, van de zomer die aankomt, waarin de zangtijd er mag zijn. O, als dat in het leven van een kind des Heeren mag zijn, dan gaat de harp van de wilgen, hoor. Dan zal men de Heere gaan grootmaken. Dat is zo'n groot wonder!

En toch, in het laatste gedeelte, horen we de stille fluisteringen van de ziel: Mijn Liefste is mijne, en ik ben Zijne, Die weidt onder de leliën. Maar dan is het in één keer: Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden. Dan is de bruid weer met beide benen op de grond. Dan staat ze weer in de werkelijkheid van het leven.

O, er hoeft maar een gedachte tussen te komen en de Heere trekt Zich terug; men heeft geen licht meer en verkeert weer in de duisternis.

De gehouden synodepreek door ds. A. van Voorden op dinsdag 10 juni 2008 te Opheusden, zal in afleveringen geheel in ons kerkelijk blad worden geplaatst. Hierboven is de eerste aflevering als meditatie opgenomen. De gezongen psalmen tijdens deze dienst waren: s. 130:3 en 4; Ps.42:1, 4 en 5; Ps. 69:14; Ps. 90:9.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een innige zielsbegeerte naar de komst van Christus (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's