Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

70.

DE WEG DER VERLOSSING (2)

Het verbond onder de oud-testamentische bedeling, dat dus met Adam na de val „materieel” (in de moederbelofte) en met Abraham „formeel” (Gen. 17) is opgericht, mogen we niet scheiden van het genadeverbond onder de nieuwe bedeling van het Nieuwe Testament. Dan zou het verbond met Abraham en met Israël een soort „volksverbond” zijn geweest. Daarvoor vinden we in de Bijbel geen grond. Web was er onder de oudtestamentische bedeling veel nationaals. Aards Kanaan, zichtbare tempel, priesterdienst in een bepaald geslacht, de verdere ceremoniële en burgerlijke wetten, omdat de „bedeling” toen „nationaal” was, d.w.z. deze was beperkt tot Israël. Na de Pinksterdag is de bedeling van het verbond der genade uitgebreid, wanneer het Evangelie moest komen tot alle volken.

Coccejus (geb. 1603) droeg in verzwakte vorm de roomse gedachte in de theologie. Hij maakte de sterke tegenstelling tussen de gelovigen onder het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament. De gelovigen onder het O.T. hadden nog geen definitieve kwijtschelding van de zonde, omdat Christus nog niet gekomen was. Voor hen gold slechts „voorbijgang” van de zonde, zij ontvingen de toezegging van de vergeving als een voorlopige vergeving. Het was Voetius, die zich sterk tegen hem keerde. De O.T. gelovigen deelden ten volle in de toerekening en schenking van de weldaden van Christus’ kruisverdiensten.

De eenheid van het genadeverbond vloeit voort uit de éne Middelaar van het verbond, Christus. Het genadeverbond onder het Oude en onder het Nieuwe Testament is in wezen één, hoewel de „bedeling” onderscheiden was in de vorm.

In deze eenheid ligt ook de grond voor de „kinderdoop”.

Die eenheid dienen we dus vast te houden.

Daarom spreekt de Hebreënbrief in hoofdstuk 6 : 22 van Christus als „Middelaar” van het verbond. „Van een zo veel beter verbond is Jezus BORG geworden”. En in hoofdstuk 8 : 6: „En nu heeft Hij zo veel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren Verbonds Middelaar is”.

Wanneer Christus „Hoofd” van het genadeverbond zou zijn, dan ligt hierin de gedachte opgesloten, dat Hij Zélf zou moeten „geloven” en „de weldaden aannemen” voor Zijn volk. Want als „Hoofd” vertegenwoordigt Hij Zijn gemeente, is Hij over haar gesteld (zie les 68).

Maar, zo zegt men, Christus is toch het Hoofd Zijner gemeente? Dit blijkt toch uit Romeinen vijf? Inderdaad. Maar…. in Romeinen 5 heeft de apostel het niet over het „genadeverbond”, doch hij stelt in dit hoofdstuk Christus als de tweede Adam tegenover de eerste Adam. De eerste Adam was het vertegenwoordigend hoofd over de aardse mensheid en Christus is, het Hoofd van de uitverkoren mensheid, Zijn volk. Dit laat Romeinen 5 duidelijk zien.

Ook de betekenis van het woord „verbond” in de Bijbel is van belang. Het Hebreeuwse woord luidt: „berith” en betekent „verbond”. „Berith” komt van het werkwoord „barah” d.i. snijden, tussen de stukken doorgaan. In die vorm richtte God Zijn verbond op met Abraham. Zie Gen. 15. Het wijst dus op een verbond „met de mensen”. De gewoonte onder de volken was, wanneer men een verbond met elkander sloot, offerdieren in tweeën te delen en de beide helften tegenover elkaar te stellen. Beide partijen gingen dan tussen de stukken door, waarmede men wilde bevestigen, dat men zich op straffe des doods zou houden aan de gestelde verplichtingen.

Wanneer echter de Heere met Abraham Zijn verbond oprichtte, legde God in deze vorm een geheel nieuwe inhoud, als een relatie tussen God en Abraham en zijn zaad. Iedere jongen van acht dagen oud moest het teken en zegel van het genadeverbond ontvangen, de besnijdenis.

Nu ging bij deze verbondssluiting met Abraham wel niet Abraham tussen de stukken door, maar alleen God Zelf (de rokende oven en de vurige fakkel). Dit wijst op het eenzijdige van het verbond. Het gaat alleen van God uit. Ook de deelachtigmaking van het verbond, de inwilliging. Nooit zou Abraham zelf het verbond kunnen houden. De Heere wel, Hij is de Getrouwe!

Dit is ook tot troost voor al degenen, die tot de inwilliging gebracht zijn. Met smart moeten zij hun ontrouw gevoelen en belijden, maar zij mogen ook ervaren, dat de Heere is de getrouwe, de onveranderlijke Verbondsjehovah. Maar ik zie, dat ons lesuur weer verstreken is. D.V. volgende keer iets over het Griekse woord voor „verbond”, namelijk het woord „diatèke”, „testament”.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's