Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbeis zicht op de vrouw in de gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbeis zicht op de vrouw in de gemeente

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3) In onze bespreking van het boek 'Man en vrouw in bijbels perspectief', dat onlangs onder redaktie van ds. C. den Boer verscheen, zijn we nu toegekomen! aan het vierde hoofdstuk. Hierin wordt een uitleg gegeven van de zogenaamde 'zwijgteksten' in het Nieuwe Testament. Het gaat met name om een tweetal schriftwoorden: Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt. En zo zij iets willen leren, Iaat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de gemeente spreken." (1 Kor. 14 : 34, 35).

„Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid. Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over de man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij." (1 Tim. 2 : 11, 12).

Het is begrijpelijk dat deze teksten in de discussies rond de kwestie van 'de vrouw in het ambt' telkens weer als blikvanger hebben gefungeerd. Hier legt de apostel toch uitdrukkelijk de vrouw in de kerk het zwijgen op? Iedere serieuze bezinning over de vragen van het ambt in de kerk zal met deze tekstwoorden terdege rekening moeten houden. We kunnen ze niet gauw even als 'tijdgebonden' onder de tafel werken en wegmoffelen.

Anderzijds is het zo — en daar wijzen ds. Den Boer c.s. terecht op — dat er natuurlijk vanuit de brieven van Paulus veel meer en ook veel meer positiefs te zeggen is over de positie van de vrouw in de gemeente, dan enkel in deze beide teksten geschiedt. Paulus wist over de vrouw nog wel wat beters te zeggen dan dat ze haar mond moest houden! Toch heeft hij dat óók gezegd. De vraag is dan: in welk verband precies? Met welke strekking: eigenlijk? Wat is de juiste uitleg van genoemde teksten?

1 Korinthe 14 : 34, 35

Eén van de eerste vragen waarvoor deze tekst ons stelt, is de schijnbare tegenstrijdigheid met 1 Kor. 11 : 1-16. Daar wordt immers de bijkbaar bestaande gewoonte dat vrouwen evengoed als mannen in het midden der gemeente bidden en profeteren, door Paulus zonder afkeuring vermeld. Hij accepteert dat, maar tekent er slechts bij aan dat vrouwen met gedekt hoofd dienen te bidden en profeteren. En enkele hoofdstukken verder zou hij dan ineens de vrouw een absoluut spreekverbod opleggen!

Is het dan inderdaad zo dat de apostel in 1 Kor. 11 het achterste van z'n tong nog niet laat zien en zich nog wat inhoudt, terwijl hij dan pas in 1 Kor. 14 zijn eigenlijke bedoeling onder woorden brengt? In deze zin schrijft Calvijn in zijn commentaar op 1 Kor. 11 : 5: Want als hij berispt, dat zij met ontdekten hoofde .profeteerden, zo laat hij haar daarom niet toe op enige andere wijze te profeteren, maar wil liever de berisping van deze feil tot op een andere plaats uitstellen, te weten in het 14de hoofdstuk." Daarnaast wijst Calvijn op nog een andere mogelijkheid, namelijk dat hier niet gedacht behoeft te zijn aan „de plaats waar de ganse gemeente vergadert, maar ook in elk meer ernstig gezelschap van vrouwen of mannen; hoedaniige gezelschappen somtijds in bijzondere huizen gevonden worden." Deze laatste opvatting wordt nog veel aangehangen.

Zo schrijft dr. J. van Bruggen in zijn boekje Emancipatie en Bijbel (Amsterdam 1975), blz. 52: Profeten en profetessen mogen elkaar niet verdringen. Paulus verbiedt in 1 Korinthe 11 het profeteren van de vrouw niet, ook al zal hij in:1 Korinthe 14 leren dat dit profeteren niet in de eredienst heeft plaats te vinden." Mij persoonlijk spreekt deze opvatting wel aan.

Paulus geeft duidelijk aan dat de Geest de gaven van gebed en profetie zowel aan mannen als aan vrouwen verleent. Hij maakt de vrouw dus niet monddood en cijfert haar niet weg. Maar wèl benadrukt hij dat de Geest daarmee de verscheidenheid van man en vrouw blijft respecteren, zodat zij ook op onderscheiden wijze deze gaven blijven bedienen.

Dit grondgegeven van 1 Kor. 11 wordt dan ook in 1 Kor. 14 in' die zin praktisch uitgewerkt, dat wordt duidelijk gemaakt dat de mannen — en niet de vrouwen — geroepen zijn voor te gaan in de samenkomsten van. de gemeenten.

Dr. H. Goedhart heeft in zijn nog altijd waardevolle brochure 'Een vrouw op de kansel? (Maassluis, z.j.) voor een andere uitleg gekozen. Hij benadrukt het verschil tussen ambt en charisma. Bij charisma, waarover in het N.T. meermalen gesproken wordt, gaat het om genadegaven die God aan Zijn gelovigen schenkt. Iemand in de gemeente kan. charismatisch begaafd zijn, maar toch niet officieel in een ambt benoemd en bevestigd. De mens die een charisma heeft ontvangen, wordt spontaan, nu eens wèl en dan weer niét, door de Geest geleid 1 om deze gave te bedienen.

Maar de officiële ambtsdrager 'staat' permanent en continu in het ambt. Vanuit dit onderscheid nu kan Goedhart 1 Kor. 11:5 rijmen met 1 Kor. 14 : 34. , , In 1 Kor. 11 : 5 spreekt de apostel over het charismatische ambt van de profeten. De Geest Gods daalde soms op een christin neer, zodat zij spontaan Gods woorden in de vergadering van de gelovigen verkondigde. In dit geval denkt Paulus er niet aan zijn bevoegdheid te overschrijden door dit spreken te verbieden."

Waar gaat het nu orn in 1 Kor. 14 : 34? Daar betreft het het (niet-charismatische) discussiëren in bijeenkomsten van de gemeente. In de oud-christelijke samenkomsten was niet één man, de predikant, aan het woord: Er werden vragen opgeworpen en in een samen luisteren naar de Schriften werd naar antwoorden gezocht. De profetische uitingen werden niet alleen beluisterd, maar ook besproken en getoetst. In dit gesprek mochten de vrouwen zich niet mengen. Bleef er voor hen toch nog wat onduidelijk, dan moesten ze het thuis maar aan hun eigen mannen vragen. Een achtergrond voor dit voorschrift van Paulus moet gezocht worden in 'een golf van emancipatiegevoelens', waardoor de vrouwen van Korinthe overspoeld schijnen te zijn geweest. Het was blijkbaar zo dat het de vrouwen er niet zozeer om te doen was iets te weten te komen dan wel om te redetwisten (Goedhart, blz. 47).

In het hier besproken boek worden deze li'nen van Goedhart verder doorgetrokken. Het gaat Paulus vooral om het tegengaan van ordeverstorend gedrag. Hij vermaant de vrouwen in de samenkomsten der gemeente niet te domineren door een interrumperend spreken: zij moeten haar plaats als vrouw kennen. Ze moeten niet proberen hun eigen mannen in de samenkomsten der gemeente onverwacht voor ondoordachte problemen te stellen en in verlegenheid te brengen door extra moeilijke vragen! (blz. 107).

Ik wil hierbij opmerken dat hoe goed het ook is de historische achtergrond van de Korinthe-brief na te speuren, we toch moeten oppassen het blijvend en algemeen geldige van woorden als 1 Kor. 14 : 34 niet te ondergraven.

Zo'n woord gaat ten diepste terug op Gods ordening van het man en vrouw-zijn. Er vindt een bepaalde concretisering plaats met het oog op het leven van de gemeente. Hoewel de situatie van Christus' gemeente thans verschilt van de toenmalige in Korinthe, moeten de aanwijzingen voor toen en daar ook voor hier en nu richtinggevende betekenis hebben. Calvijn brengt dat in zijn commentaar op deze plaats als volgt naar voren: , , Maar Paulus' bewijsvoering is eenvoudig, te weten dat het leerambt aan de vrouw niet betaamt; want indien zij leert, zo is zij over alle mannen, en het betaamt dat zij onderworpen is." -

1 Timotheüs 2 : 11, 12

Over deze tekst heeft ds. J. Maasland kort geleden nog geschreven in ons blad (nr. 16 van deze jaargang). Hij gaf de volgende omschrijving van de betekenis van deze woorden: „een vrouw moet niet zelf aan het onderricht in de gemeente deelnemen. Ze moet er zich veeleer aan onderwerpen. Ze mag niet opstaan en naar voren komen om de Schriften uit te leggen. Dat privilege is haar niet gegeven, maar aan de man. Houdt ze zich. niet aan deze regel, dan voert ze heerschappij over haar man. En dan komt ze in strijld met wat er in de eerste hoofdstukken van het boek Genesis geschreven staat." Daarmee wil de apostel de vrouw allerminst als een soort minderwaardig lid van de gemeente afschilderen. Hij wijst aan dat de ereplaats van de vrouw in de kerk met name in het moederschap ligt. „De vrouw is als moeder eveneens de voortbrengster van de nieuwe mensheid, door wie het Koninkrijk Gods erkend zal worden. Dat en niet het onderwijzend optreden in de gemeente is haar eer." (dr. H. Goedhart).

In het boek van ds. C. den Boer c.s. wordt naar aanleiding van de scherpe uitspraak over Eva in vs 13, 14 gewezen op het gevaar, dat de vrouw zich in een Eva-positie dringt,

waarmee een nieuwe zondeval zich zou aankondigen binnen de gemeente. „De verstoring van de man-vrouw verhouding door de zondeval van Gen. 3 is een soort rouwrand om die man-vrouw verhouding, waarmee de gemeente, ook als man en vrouw in Christus en door de vrijheid des Geestes volkomen gelijkwaardig in die gemeente mede-arbeiden, steeds moet blijven rekenen." (blz. 109, 110).

Gaat het in 1 Kor. 14 meer om het stellen van lastige vragen, hier betreft het met name het onderricht geven (didaskein), dat de vrouw ontzegd wordt. Het gaat hier om de meest uitdrukkelijke uitspraak op het punt van het niet-leren door de vrouw in het gehele N.T. Het is niet mogelijk deze tekst als een invoeging van latere hand terzijde te schuiven. Daarvoor is geen enkele grond in de tekstgetuigen. Ook kan men zich er niet vanaf maken door te stellen dat Paulus hier heel 'tijdgebonden', als kind van zijn tijd, redeneert. Deze schriftkritische overwegingen worden èn in het hier besproken vierde hoofdstuk zelf èn in de daarbij behorende 'excursen' ondubbelzinnig afgewezen. Paulus geeft aan zijn vermaning een theologische onderbouwing, waarbij hij zowel naar de schepping als naar de zondeval verwijst. De volgorde in de schepping brengt ook orde in de samenleving met zich mee. De grensoverschrijding van de vrouw in het gebeuren van de zondeval moet haar extra waakzaam maken. De eigen roeping van de vrouw in de gemeente blijkt in te houden dat zij wel profetisch bezig is en daarmee een belangrijke taak vervult, maar „dat zij in de officiële leeroverdracht met zijn gezaghebbende oproep om in de leer der apostelen te blijven, geen aktieve rol zal spelen" (blz. 114).

Uiteraard heb ik in deze samenvattende weergave een sterke beperking aangebracht. In het besproken boek zelf vindt u een uitgebreide bloemlezing uit de internationale theologische literatuur over de uitleg van de 'zwijgteksten' en over de verhouding van 1 Kor. 11 en 1 Kor. 14. Nu is dat meer 'voer voor theologen'. Voor de gemeente is van groot belang dat ook na heel geduldig luisteren naar de teksten, zonder bevooroordeeld te zijn, de slotsom is: het leer-ambt staat niet open voor de vrouw. Bij de in Christus gegeven eenheid van man en vrouw wordt hun blijvende verscheidenheid gerespecteerd in gezin, kerk en maatschappij. Toen in onze kerk de vrouw op de kansel is toegelaten, is verraad gepleegd aan het bijbels getuigenis inzake de man-vrouw verhouding. Deze toelating te verdedigen is alleen mogelijk vanuit een schrift-kritische positie. Volharden bij 'een gelovige luisterhouding' ten aanzien van de Schrift betekent volharden bij het principieel protest tegen de vrouw in het ambt.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Bijbeis zicht op de vrouw in de gemeente

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's