Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

En-én of of-of?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En-én of of-of?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is die titel van dit artikel een algebraïsche formule? Dat vragen sommigen zich misschien af. Nee, , ik bedoel daarmee het grondverschil tussen Rome en Reformatie. De geestelijke kracht van de Reformatie is altijd geweest dat 'of-of', terwijl de wereldse kracht van Rome (maar tegelijk haar geestelijke zwakte) steeds is geweest 'en-en'. De Schrift en de traditie (geschiedenis), Christus én Maria, geloof én werken enz.

Ik heb de indruk dat bij de discussie over het konkrete punt: 'huisgemeenten binnen de éne plaatselijke gemeente' deze principiële stellingname weer opnieuw een rol gaat spelen. En wanneer we door een broederlijk gesprek wat meer zicht zouden krijgen op dit diepe belijden van de Reformatie, dan zou dat een groot winstpunt zijn, zelfs al zouden we opnieuw tot de konklusie komen dat het toch niet in de bedoeling van het Nieuwe Testament lag dat de huisgemeenten binnen de éne plaatselijke gemeente die we daar aantreffen, een blijvende vorm voor alle tijden zouden zijn.

Misverstanden

Maar voordat ik op het desbetreffende artikel van ir. v. d. Graaf in 'De Waarheidsvriend' van 1 sept. 77 inga, is het goed eerst enkele misverstanden uit de weg te ruimen.

Want die zijn er. En als. gelovige hoor ik dan de oorzaak daarvan niet te zoeken bij ir. v. d. Graaf, maar bij mij, omdat ik blijkbaar niet duidelijk genoeg ben geweest. Nu kan het ook samenhangen met het feit dat v. d. G. kennelijk in zijn artikel is uitgegaan van de eerste drie artikelen die ik in 'Waarheid en Eenheid' schreef over de huisgemeenten. In latere artikelen heb ik mijn visie nog meer verduidelijkt. Zo stelt v. d. G. mij de vraag: 'Wie zijn nu de echte opzieners? Zijn dat alle gemeenteleden? '.

Als mijn antwoord daarop bevestigend zou luiden, dan zou dat een grote devaluatie van het ambt inhouden. Maar ik heb juist in een later artikel gepleit voor een herwaardering van het ambt. Een van de slotkonklusies van het artikel luidde: 'Dan zullen we de ambtsdragers met veel meer eerbied gaan omringen, wanneer wij weten dat ze rechtstreeks door de Heilige Geest zijn aangesteld'.

Op grond van eenzelfde ligging?

Een tweede misverstand ligt hierin dat v. d. G. meende dat ik de huisgemeenten enkel wilde doen samenkomen op grond van eenzelfde ligging. Dat misverstand ligt voor dde hand, omdat wij in 'Waarheid en Eenheid' vaak hebben gepleit voor noodgemeenten als een dam tegen de wassende stroom van dwalingen die in onze kerken dreigen binnen te dringen. Mag ik daarom mijn bedoehng nog wat verduidelijken?

Mijn pleidooi voor de huisgemeenten heeft niets te maken met de struktuur van noodgemeenten. Ik ben daartoe ook niet gekomen vanwege de huidige situatie in onze gereformeerde kerken, maar vanwege een studie van de vorm van de gemeente van Christus in het Nieuwe Testament, een studie waar ik al jaren mee bezig ben.

Ideaal zou zijn een indehng van de éne plaatse­ lijke gemeente louter op territoriale gronden.

De vraag is echter of dat mogelijk is, gezien onze zondige en beperkte menselijke natuur. Reeds in het begin waren er groepen of althans liggingen in de gemeenten, die door Paulus werden aanvaard. Hij houdt zich in de brief aan de Romeinen en in de eerste brief aan de Korinthiërs nogal diepgaand bezig met 'de zwakken en de sterken in het geloof'. Hij zegt dat zij elkaar moeten aanvaarden en eikaars gevoeligheden moeten ontzien. Maar... hoe moet dat in de praktijk? De ene groep at geen vlees, maar alleen plantaardig voedsel, de andere wel; de ene groep gebruikte wijn, de andere niet.

En hoe moest dat dan bij de liefdemaaltijden, en vooral bij het Avondmaal? Moesten de 'sterken' zich schikken naar de 'zwakken' en dus het Avondmaal vieren met druivensap en niet met wijn, terwijl in de Bijbel zo duidelijk staat dat de Heere de beker met wijn nam en die aan de discipelen uitreikte en niet een beker met druivensap?

Het lijkt mij dat de enige oplossing zou zijn dat ze dan maar in huisgemeenten afzonderlijk het Avondmaal vieren en intussen met elkaar in intens gesprek blijven. Dan zal, dunkt mij, vroeg of laat het juiste inzicht wel doorbreken die allen samenbindt, althans wanneer men in ootmoed werkelijk bereid is om naar elkaar te luisteren en door elkaar heen naar 'wat de Geest tot de gemeenten zegt'.

Maar beslist onjuist zou het zijn, wanneer dergelijke groepen zich in twee zelfstandige gemeenten in de éne plaats tegenover elkaar zouden opstellen.

Aanvaardt elkander

In onze tijd zijn in de éne plaats wel heel wat kerken van Christus die zich tegenover elkaar hebben opgesteld op grond van verschil van ligging en historische achtergrond, terwijl ze dezelfde belijdenis onderschrijven. Men weert elkaar van het Avondmaal des Heeren, enkel op grond van het feit dat een broeder of zuster tot 'n andere kerk behoort. Een verontruste gereformeerde die zich niet meer thuis voelt in zijn eigen kerk, maar ook meent dat hij nog niet definitief met zijn kerk moet breken, kan in sommige kerken als gast een tijd lang aan het Avondmaal deelnemen, maar bij andere niet, tenzij hij volledig daarvan hd wordt. We zijn het er allen over eens dat deze verdeeldheid van de kerken in strijd is met het gebed (dat tevens een gebod is) van Christus om de eenheid. Maar wat doen we konkreet om daaraan een einde te maken? Wanneer wij voor zulk een eenheid eisen dat de historisch ontstane verschillen van ligging en gewoonten volkomen moeten verdwijnen of althans geen enkele rol meer mogen spelen in de wijze van samenkomen, dan kunnen we deze eenheid wel voor goed tot de onmogelijkheden rekenen.

De enige mogelijkheid om tot de éne plaatselijke gemeente te komen, is, naar mijn vaste overtuiging, wanneer wij die verschillen in liggingen en historische achtergrond die zich nu gekonkretiseerd en geconsolideerd hebben in de gescheurde kerken, respekteren en honoreren door de mogelijkheid om als kleinere gemeenten (huisgemeenten) binnen de éne plaatselijke gemeente samen te komen.

Wel blijft het een ideaal dat de huisgemeenten op louter territoriale gronden worden aangebracht en de herders van de éne plaatselijke > gemeente moeten er naar blijven streven. Maar ik meen dat we moeten beginnen met de aanvaarding van de verschillende liggingen en 'slechts naderhand voorzichtig over moeten gaan tot territoriale afbakening.

Dat laatste is vooral ook daarom belangrijk, omdat de huisgemeenten, naar mijn mening, niet moeten ontstaan als een maatregel uitsluitend van boven af. Ze moeten groeien uit onderling kontakt van gelovigen door gezamenlijke Bijbelstudie. Wanneer iets nieuws in de gemeente van Christus niet ontstaat door de beweging des Geestes, die werkt door het Woord, dus doordat men intenser is gaan luisteren naar het Woord, dan verwacht ik er weinig of niets van. Dan is het immers een produkt van ons menselijk, dus vleselijk denken.

De verzoeking van Luther

Maar het wordt intussen tijd dat ik terugkeer naar het begin van dit artikel. In de discussie over 'huisgemeenten binnen de éne plaatselijke gemeente' komt telkens naar voren de vraag over de betekenis van de kerkgeschiedenis; dr. W. Aalders zou liever spreken over 'de historie'. Mag men zoveel eeuwen kerkgeschiedenis zo maar van de tafel vegen?

Die vraag heeft de r.k. kerk destijds ook aan Luther gesteld. En we weten dat die vraag hem zeer heeft benauwd: Hebben al die anderen het dan onjuist gezien en zie ik het alleen juist? ' Dan denk je aan de vermaning van Paulus: In ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf' (Pil. 2:3). Dan denk je aan 'elke ketter heeft zijn letter'. We weten ook dat de sektarische wederdoperij voor Luther een ernstige vraag heeft betekend: Heeft de r.k. kerk dan toch gelijk gehad datje _ je niet alleen op de Schrift kunt verlaten? Ik ziê toch immers de verschrikkelijke gevolgen van het Sola Scriptura in al die sektariërs'. Maar de Heere heeft Luther in die verzoeking bewaard en bij bleef vasthouden aan 't 'of-of' en wees tot het laatste toe het 'en-en' af, dus toch Sola Scriptura en niet 'De Schrift én de geschiedenis (traditie)'.

Een verzoekschrift, geen bewaarschrift

Nu moet men dat in dit geval niet overtrekken. Ik heb geen enkel bezwaar tegen ook maar één onderdeel van onze belijdenisgeschriften. Integendeel, steeds vveer opnieuw sta ik erover verbaasd, hoe diep en zuivet de opstellers van onze Drie Formulieren van Enigheid het belijden van de Schrift hebben weergegeven. Gods genade is wel zeer sterk werkzaam geweest in hen.

Ik heb dan ook mijn brief aan de synode niet een bezwaarschrift genoemd, maar een verzoekschrift. Ik verzoek daarin aan de synode te overwegen of er niet op grond van de Schriftgegevens ruimte moet worden gegeven voor 'huisgemeenten binnen de éne plaatselijke gemeente'.

Zijn wij de volwassen kerk?

Nu zijn er die beweren: we vinden in het Nieuwe Testament slechts een 'jonge onvolwassen kerk' (Aldus APW in Nederlands Dagblad). Die kerk zou dus onder de leiding van de Geest moeten groeien tot volwassenheid. En dat is dan gebeurd, zodat de afwijzing van de huisgemeenten om plaats te ma-

ken voor slechts de éne plaatselijke gemeente een werk van de Heilige Geest zou zijn. Hetzelfde moet men dan ook zeggen van de indeling van de kerken in classes en synoden.

En voor dit 'en-en' schrik ik nu juist erg terug, Natuurlijk ontken ik niet dat de Heilige Geest niet zou werken in de gemeenten (en in de afzonderlijke gelovigen), maar ik meen niet dat op een of andere manier no^nfzou moeten worden naast de Schrift. ti, i; , h, vt > , ; -.^.Ife.

Ik heb dan ook wel moeite rftet Groen van Prinsterer: 'Er staat geschreven en er is geschied'. Dat woordje 'en', daar huiver ik voor. Ik zou het liever willen vervangen door het woordje 'in'. En ik zou het dan zó willen formuleren: 'De Schrift in de gemeenschap der heiligen' en wel: 'in de gemeenschap der heiligen die thans nog in leven zijn, én in de gemeenschap der heiligen, die ons reeds in de heerlijkheid zijn voorgegaan, maar nog steeds tot ons spreken door hun geschriften'.

We kunnen de diepten van de Schrift slechts kennen 'samen met alle heiligen' (Ef. 3 : 18). Dat is de afgrenzing tegenover het sektarische en individualistische opereren met de Bijbel, maar ook tegenover een kerk die zichzelf via de geschiedenis tot norm stelt naast de Bijbel. Dus samen met alle heiligen in heden en verleden gaat de volle rijkdom van de Schrift voor ons open.

Wat is dan ons weerwoord?

Bovendien, wanneer wij aldus wat de Schrift ons leert over de gemeente van Christus, een onvolwassenheid noemen tegenover de volwassen vorm die wij door ons denken onder de leiding van de Heilige Geest hebben opgebouwd, welk weerwoord hebben we dan nog tegenover Rome en tegenover allerlei vormen van Schriftkritiek?

Een duidelijk voorbeeld: Prof. Rothuizen schreef dat wij niet meer gebonden zijn aan de veroordeling die Paulus uitsprak over de homofilie, omdat wij intussen veel meer afweten van de menselijke psyche. Maar doen wij niet enigszins hetzelfde, wanneer wij zeggen: Wij weten meer af van de sociaal-psychologische verhoudingen en daarom vinden wij dat huisgemeenten binnen de éne plaatselijke gemeente veel te veel gevaren in zich bergt. Daarom verbieden wij het, ook al staat Paulus volkomen onbevangen en zelfs positief tegenover de huisgemeenten en doet ze zelfs de groeten, terwijl hij evengoed de éne plaatselijke gemeente groet.

Het is mogelijk dat ik in deze zaken te allergisch ben vanwege mijn rooms-katholieke verleden en daarom zo de nadruk leg op het Sola Scriptura, op de leer dat de Heilige Geest steeds als laatste norm en als eigenlijke middel het Woord alleen gebruikt. Maar graag wil ik mij daarin laten korrigeren, als men mij daarvan kan overtuigen, want inderdaad: 'De Schrift in (maar niet: en) de gemeenschap der heiligen'.

H. J. Hegger

Commentaar

We volstaan met een kort naschrift. Bij alle waardering, die we voor ds. Hegger hebben, bij alle waardering óók voor het feit, dat hij over deze materie zélf een open gedachtenwisseling heeft gevraagd, blijven we toch, ook na lezing van dit artikel, vragen of ds. Hegger ten diepste wel raad weet met de belijdenis, wat betreft de structuur van ambt en gemeente. De vraag laat ds. Hegger in feite onaangeroerd liggen. De titel in deze van ds. Heggers betoog overtuigt.niet. Natuurlijk aanvaarden wij met ds. Hegger het of-of van de Reformatie. Maar juist in de afgrendeling naar Rome en de Dopers geeft de belijdenis het Sola Scriptura, het alléén de Schrift laten gelden, juist ook in de vraag van ambt en gemeente. Wat ds. Hegger in dit verband dan ook opmerkt onder het kopje 'zijn wij de volwassen kerk? ' blijft onduidelijk. Is de belijdenis terzake niet in overeenstemming met de Schrift?

We namen goede nota van de verduidelijkingen, die ds. Hegger geeft t.a.v. zijn zicht op het ambt. Hij pleit voor herwaardering van het ambt, al vraag ik mij af wat ds. Hegger bedoelt met rechtstreekse aanstelling door de Heilige Geest. Hoe zit daartussen het door de gemeente en mitsdien van God geroepen? Moet hier dan ook niet een Kerkorde zijn? In ieder geval blijft de relatie van ambt en huisgemeente in wat ds. Hegger ons tot hier rechtstreeks liet lezen onduidelijk. Het zou tóch kunnen zijn dat ds. Hegger hier rakelings gaat langs de doperse lijn van de onmiddellijkheid (rechtstreeks) inplaats van de middellijkheid, die de Reformatie uit de Schrift opdiepte. Er is geen ambt zonder wettige aanstelling middels een (kerk)orde.

Ik onderschrijf ds. Heggers opmerkingen over het feit, dat - met dezelfde belijdenis - het kerkelijk leven in de gescheurdheid óók een opdeling naar ligging onderging, als ik dat tenminste interpreteer naar die kerken, die op de bodem van de confessie willen staan. Maar men moet van deze nood geen wet maken. Daarheen tendeerde Kuyper met zijn leer van de pluriformiteit van de kerk. Daarheen tendeert nu ook ds. Hegger met zijn huisgemeenten, die tóch gebaseerd zijn op verschil in ligging, gewoonte, traditie, gebruik etc. want hij spreekt erover in het kader van elkaar - aanvaarden, dus kennelijk binnen het raam van hetzelfde belijden.. Dat ds. Hegger daarmee de suggestie ontzenuwt, dat hij binnen zijn kerk zó de vraag van het losi'aken van Schrift en belijdenis wil oplossen is duidelijk, maar bijbels gezien, wordt het dan nog moeilijker. Want is het werkelijk zo, dat de Schrift tot huisgemeenten komt op grond van het eten van vlees of plantaardig voedsel of het gebruik van wijn of druivensap? Gelukkig komt ds. Hegger niet verder dan, het lijkt mij dat de enige oplossing zou zijn dat ze dan maar in huisgemeenten afzonderlijk het avondmaal vieren... Me dunkt, dat hier toch de vraag van de katholiciteit van de kerk gesteld moet worden. Heeft niet dwars door ligging, gebruik, traditie heen de belijdenis de structuur van de gemeente in het zicht gehad met het oog ook op de eenheid der gemeente? Me dunkt, dat ds. Hegger met zijn huisgemeente toch in de buurt van het conventikel komt. »

Als geestelijke oefenplaats binnen de gemeente is me dat dierbaar maar niet als gemeente zélf.

Het intern gesprek tussen de conventikels blijft mijns inziens ook slechts een theoretische zaak. We blijven daarom toch de vragen, die we hadden, houden, al zal de discussie over deze zaak de broederlijkheid niet schaden.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1977

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

En-én of of-of?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1977

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's