Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zomaar een gemeente

In „Woord en Dienst" vertelt ds. A. Romein over gemeente Wezep o.a. het volgende:

„De gemeente leeft aan de noordoostrand van de Veluwe. De streek was lange eeuwen dunbevolkt. Het volk van boeren, veehandelaars en arbeiders was arm en ongeletterd. Feodale heren gaven in de tweede helft van de vorige eeuw aan dit volk een kerkje, de dorpskerk van Wezep. Dit kerkje, gebouwd in een onbestemde stijl, vond toch haar duidelijke bestemming: plaats van het Woord.

De Veluwe geeft het Woord veel crediet. De mensen kwamen de jaren door trouw naar de kerk. En dit is gebleven. De met banken volgestouwde kerk met haar bijna duizend zitplaatsen ziet elke zondag de honderden naar zich toe komen. Hier is de Hervormde Kerk volkskerk tot op de dag van vandaag. Nergens ziet men, naar verhouding, meer jonge gezichten. Hier geen verstilde devotie. Wel volkse levendigheid.

Het Woord geeft men crediet, dat is: geloof. Alles wat daarbij hoort wil men aanvaarden, maar wat het schijnt te verdringen vindt argwaan. Daarom is de liturgische dienst uiterst sober, pijnlijk summier. Statenvertaling, psalmen zonder gezangen, oude berijming, langzame zangwijze.

Verstilling is er altijd als er Avondmaal is. De voorbereiding op de zondag vooraf mag nog zo ruim en uitnodigend zijn (en dat is ze, op bijbelse wijs!): men gaat schoorvoetend aan. Vroeger was de tafel klein, waren de avondmaalgangers zeer weinige. Nu is er bij iedere Avondmaalsdienst weer een eersteling, die de nodiging verstaat en de aandrang van Christus niet meer kan weerstaan.

De hervormde gemeente van Wezep is snel gegroeid na de oorlog. Mensen van overal kwamen er wonen en werken, komend van andere Veluwse dorpen. Zij verstaan de stemming van het volk en de sfeer van de kerk. Anderen, meestal van verderweg ingekomen, verstaan die niet. Zo ontstond er, naast de „oude kerk", een buitengewone wijkgemeente in wording. Een uiterst pijnlijke scheur door de gemeente. Door een deel (van weerskanten) aanvaard zonder veel plichtplegingen. We zijn nu eenmaal anders dan die anderen. Door sommigen nooit verwerkt. Er is niets ernstiger dan de verbreking van de band aan het Woord en de sacramenten. Maar de weg naar de eenheid is moeizaam en lang. De eerste, prille stappen naar meer begrip (tenminste dat) zijn gezet." —

Het werk in zo'n gemeente is veel:

„Er is onvoorstelbaar veel te doen in de gemeente. De catechisaties zijn door tientallen jongens en meisjes bevolkt en een steeds groter aantal van die jongeren doet mee in vraag en antwoord, in discussie en gesprek. De Heidelberger catechismus is, in vereenvoudigde vorm, leidraad en gids. Daaromheen groeperen de predikanten veel onderwerpen, die vanuit de actualiteit worden aangereikt. Een catecheet biedt de helpende hand bij de wekelijkse opvang van meer dan 300 catechisanten." .— Na over het jeugdwerk gesproken te hebben, dat onder de jeugd tot zestien jaar bloeit, maar daarboven niet zo bijzonder veel betekent, vervolgt ds. Romein:

„De twee predikanten hebben het werk wijksgewijze verdeeld, maar de wijken zijn geen wijkgemeeenten. Er is één kerkeraad. De kerkeraad weerspiegelt de gemeente in haar verscheidenheid. Bij alle verschil van gaven èn meningen wordt de geestelijke eenheid diep beleefd, ook gestimuleerd in gezamenlijke bezinning en gebed. De ouderlingen voelen zich in het bijzonder verantwoordelijk voor een trouw huisbezoek. Moeilijk werk in deze tijd. Ook in Wezep vallen veel vanzelfsprekendheden weg, ontmoeten de ouderlingen enorme vragen.

Onder leiding van één der twee predikanten vergadert een vrij grote mannenvereniging, die haar taak ziet in bijbelonderzoek en studie van de belijdenis. De pendant is de vrouwenvereniging, die naast Schriftstudie actief is in allerlei vormen van dienstverlening. Dit stukje „gemeentediakonaat" wordt graag gestimuleerd door de diakonie.

Meer in de vorm van discussiegroepswerk vergadert regelmatig een lidmatenkring, onder leiding van predikant en jeugdouderling. De kring bespreekt bijbelgedeelten, stukken uit de belijdenis, schrijvens van de Generale Synode.

Er zit in deze gemeente veel, wat bedenkelijk kan heten: conservatisme, vruchteloze traditie, meeloperij. Het oecumenisch élan is minimaal, de geestelijke kennis vaak eenzijdig, men verliest zich graag in beuzelingen. Tegelijk geeft onze God meer dan genoeg om dankbaar voor te zijn: liefde voor Jezus Christus, trouw aan het Woord en de kerk, vrijgevigheid voor het kerkewerk (een plan voor de bouw van een tweede kerk is op gang gekomen) en, telkens weer, de bereidheid om elkaar te dienen en te helpen. Voor de zending hebben velen veel over.

Geen spectaculair verhaal, deze impressie over de hervormde gemeente van Wezep? Dat was noch de bedoeling van de redactie, noch van mij. Als ik over Wezep schrijf, schrijf ik over „zomaar een gemeente". Toch is deze gemeente (hoe bestaat het? ): zomaar een gemeente van Christus." —

Inderdaad, er zijn gelukkig ook nog zulke gemeenten waar een trouwe kerkgang is en waar nog veel catechisanten zijn. Maar alle gemeenten hebben nodig dat de Heilige Geest krachtig werkt.

Spreken vanuit het bezit

In de Christelijke Gereformeerde Kerken is de rechtervleugel ook steeds meer verontrust over de ontwikkeling van het geestelijk leven. In het blad

van de „verontrusten" las ik een artikel over „spreken vanuit het bezit". Het is van de hand van ds. M. Baan te Driebergen en ook wij kunnen er nog wel het een en ander uit leren, naar mijn mening:

„Bezitten wij de geestelijke rijkdommen, di^ in Christus liggen, dan is dat het rijkste bezit wat maar te denken is. Dan zouden wij arm kunnen zijn naar de wereld. Arm in eer en aanzien, in grootheid en heerlijkheid, maar dan zegt de Schrift: „doch gij zijt rijk!" Wijk wereld, wijk schatten, Gij kunt niet bevatten, Hoe rijk ik wel ben; 'k Heb alles verloren, Maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben.

Hoe groot, als wij vanuit dat bezit ook mogen spreken. Veel goeds van God, en de rijkdommen van Zijn genade mogen vertellen. Dan worden wij klein, en God alleen groot. Dan verliezen wij ons in het wonder van de aanbidding: „Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij 't hebt gedaan." „Niet ons, o Heere, niet ons, maar Uwe Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil." Hoe gevaarlijk echter en misleidend, als ons spreken vanuit het bezit, niet anders zou zijn dan een spreken vanuit een zekere beschouwing van de geestelijke rijkdommen, die in Christus liggen. Dan wordt dat bezit een onrechtmatig bezit. Dan wordt dat spreken een onrechtmatig spreken, over dingen, die in wezen nog buiten ons staan.

Wij dachten daaraan in verband met de algemene tendens, die in jeugdbladen, in kerkbladen, in meditaties, preken en dogmatische verhandelingen, steeds maar weer naar voren wordt gebracht. De tendens van „wij hebben het", „wij bezitten het", „we zijn rijk", „wij zijn kinderen des Verbonds", „wij zijn allemaal gelovigen". Dat zijn allemaal klanken, die de vraag doen oprijzen: gaat men zo langzamerhand ook in onze kringen vergeten, dat er een wèg, een geloofsweg, een genadeweg is, die leidt naar dat rijke bezit. Dat het geen vanzelfsheid is, dat wij dat genadeheil bezitten, maar dat wij het

van nature allemaal missen, en dat wij alleen in de weg van wedergeboorte en bekering, geloof en rechtvaardigmaking, tot dat rijke bezit kunnen worden gebracht?

Het trof mij laatst zelfs in ons kerkelijk orgaan te lezen: „Er is veel om dankbaar te zijn. Dat je het leven krijgt, dat je mag en kunt werken, dat je liefde mag geven en ontvangen, dat je gehuwd bent, kinderen mag verzorgen, dat je ouders hebt en naar school mag gaan, dat je — en wat nu komt is van dezelfde en éne Vader, en hoort bij de zegen in elke kerkdienst — geborgen mag zijn, omdat Jezus voor je heeft geleden en gebeden en zo bewaart, dat zonder de hemelse Vader je niets overkomt, en geen ding je kan scheiden van de liefde Gods. Je zou deze lange zin ook kort kunnen omschrijven: dankbaarheid al voor het feit dat je er bent, en dat je verlost bent. Dat wordt dan zo maar, zonder verder commentaar, tot geestelijke leiding van jong en oud doorgegeven. Zulk een spreken vanuit het bezit, noem ik gevaarlijk en zielsmisleidend, want er is één ding vergeten en dat is: de weg, die leidt tot dat bezit." .—

Inderdaad, dat mag niet vergeten worden, dat er een weg is tot het bezit.

De weg tot het bezit

De schrijver spreekt over die weg tot het bezit op de volgende wijze:

„Onze Chr. Ger. Kerken hebben steeds de nadruk willen leggen op de noodzakelijkheid van wedergeboorte en bekering, op de schenking, maar ook op de toepassing en toeëigening des heils. Bij de bespreking met de Deputaten der Ger. Kerken, en ook met de Deputaten der Ger. Kerken vrijgemaakt, werd dit steeds het punt van verschil en het grote struikelblok. Is dat alles nu weggevallen? of wordt dat wezenlijke verschilpunt al meer en meer verdoezeld? Mag men nu ook in onze kerken gaan spre-

ken vanuit het bezit, zonder te akcentueren de weg, die leidt tot dat bezit? 'k Herinner mij eens in een preek gezegd te hebben, dat er om verloren te gaan niets bijzonders hoefde te gebeuren, maar dat er om zalig te worden, in het leven van ieder mens een wonder moest gebeuren. Vol verwondering werd mij toen, zelfs door een predikant gevraagd, of ik vergeten was, wat er bij de Doop gebeurd was. In Christus van de zonde afgewassen en tot kinderen Gods aangenomen. De schenking des heils werd gewoonweg geassimileerd met de toepassing en toeeigening des heils. Het zo noodzakelijke werk van de Heilige Geest werd ten enenmale uitgeschakeld. Het is de mens die gelooft, de mens die aanvaardt, het is de mens, die zonder enige geestelijke beleving, spreekt vanuit een vermeend bezit! Gevaarlijk nogmaals en zielsmisleidend, want de wèg tot dat bezit tekent de Schrift als een weg van missend begeren en biddend verwachten." —

Aan wat hierboven staat zou ik nog willen toevoegen dat de Catechismus ons leert van de weg van de drie stukken, die geleerd moeten worden. We zullen immers onze zonden en ellende moeten leren kennen, we zullen van de weg der verlossing moeten leren, en we zullen ook de dankbaarheid moeten leren beoefenen waarin de Heere God verheerlijkt wordt om Zijn eigen werk. En deze drie stukken zullen we steeds beter en steeds dieper moeten leren kennen om te vaster gefundeerd te worden in het geloof. Naar mijn mening heeft ds. Baan hier de vinger gelegd op een wondeplek, dit ook in eigen kring moet worden onderkend. Velen willen ook niet meer weten van een weg des levens waarop we geleid worden. Het werk van de Heilige Geest is onmisbaar. Er moeten inderdaad wonderen gebeuren, want dode zondaren moeten levend worden en verleren zondaren moeten behouden

worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's