Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (8)

Alle Midianieten nu, en de Amalekieten, en de kinderen van het Oosten, waren saam vergaderd, en zij trokken over en legerden zich in het dal Jizreëls. Toen toog de Geest des Heeren Gideon aan, en hij blies met de bazuin, en de Abiëzrieten werden achter hem bijeengeroepen: zo zond hij boden in gans Manasse, en die werden ook achter hem bijeengeroepen: desgelijks zond hij boden in Aser en in Zebulon en in Naftali en zij kwamen op hun tegemoet.

Richteren 6:33—35.

In hetgeen we tot nu toe besproken en gelezen hebben van Gideon is ons duidelijk geworden, dat de Heere hem op een bijzondere wijze geroepen en bekwaamd heeft tot de taak waartoe Hij hem had bestemd: verlosser en redder te wezen van Israël uit de geweldige nood waarin dit volk door haar eigen zonde en schuld gekomen was. Want wanneer we in ons leven de slaande hand Gods opmerken, wanneer rampen en tegenspoeden ons overkomen, wanneer kruis en druk ons bezwaren, dan moeten we altijd allereerst onze wegen onderzoeken en doorzoeken en wederkeren tot de Heere om het voor het aangezicht Gods te belijden, dat we gezondigd hebben en dat we Gods gramschap dubbel waardig zijn en dat we niets anders hebben verdiend. Ja we vinden van alles wat ons benauwt en waarin de Heere ons tegenkomt de oorzaak in onszelf, in onze zonden en overtredingen, in onze ongerechtigheden. Wat hebben we dat ontdekkend licht van de Heilige Geest toch nodig, waardoor we onszelf leren kennen in onze diepe val en daardoor onze nood leren kennen, dat we de Heere onze God verlaten hebben, de bron des levens, terwijl we ons bakken uitgehouwen hebben, gebroken bakken, die geen water houden. Wat hebben we het licht van de Heilige Geest toch nodig, opdat we verbroken en verbrijzeld worden onder onze zonde en schuld en leren vragen: Aangezien we dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel om die straf te ontgaan en wederom tot genade te komen? Om in deze weg de Borg en Middelaar nodig te krijgen, die ons met God verzoent. Want waar wij in onze nood en ellende tot de Heere vluchten, daar wijst de Heere ons de weg tot redding en verlossing.

Zo handelt Hij nu ook met Israël. Ze-

ven lange en bange jaren leeft dat volk nu onder de druk van de Midianieten. En hun nood en ellende wordt steeds groter en zwaarder. Maar toen de kinderen Israëls in hun verdrukking tot de Heere gingen roepen, belijdende hun schuld voor het aangezicht Gods, toen bestelde de Heere een redder in Gideon. We hebben gezien hoe deze Gideon door de Heere geroepen werd toen hij heimelijk tarwe dorste, niet op de dorsvloer, maar bij de wijnpersbak, om die te bergen voor het aangezicht der Midianieten, die nu al zeven jaar achter elkaar Israël overvielen en een rijke buit weghaalden. Toen immers stond een Engel des Heeren bij hem, die hem de merkwaardige woorden toeriep: De Heere is met u, gij strijdbare held! Dat was een verrassende aanspraak voor deze jonge man. Want voor zijn eigen gevoel was hij eer vreesachtig dan strijdbaar. Zijn geslacht was het kleinste in de stam van Manasse en bovendien was hij de jongste uit zijns vaders huis. Joas, zijn vader, was zelf meegegaan met de dienst van de Baal. Dit geslachtshoofd van de Abiëzrieten was slap tegenover zijn volk en had de dienst van de afgoden toegelaten en daarom ook de Heere smaadheid aangedaan.

Gideon voelt zich helemaal geen strijdbaar held. Hij was wel een dienstknecht des Heeren. Hij wilde niet meedoen met de afgodendienst. Maar zou hij Israël moeten verlossen? De Heere geeft hem echter kracht. Wanneer we klein zijn dan kan de Heere in en door ons werken. Mijn genade is u genoeg, mijn kracht wordt in uw zwakheid volbracht. Dat ondervinden Gods kinderen immers geregeld. Wanneer ze zwak zijn, dan zijn ze machtig. O de vijanden van onze ziel zijn zo sterk. Ze overmeesteren ons telkens. Maar in de kracht des Heeren kunnen we ze bestrijden, die doodsvijanden, zonde, satan en wereld. Zo wordt Gideon inderdaad door de kracht des Heeren een strijdbaar held. Hij gaat eerst de opdracht uitvoeren, die van 's Heerenwege hem gegeven is, om het altaar van Baal en de heilige paal, die ter ere van Astarte, de godin der vruchtbaarheid, was opgericht, af te breken. Hij gaat ook een altaar voor de Heere bouwen, ten teken dat de dienst der afgoden verlaten moest worden en de Heere daarentegen gevreesd en geëerd. En wanneer hij deze reformatie tot stand gebracht heeft, kan hij zich wijden aan zijn tweede taak: het volk verlossen van de Midianieten en een einde maken aan hun roofovervallen.

Ook deze taak kan niet wachten, want de vijanden van Israël zijn weer in aan: tocht: Alle Midianieten nu, en de Amalekieten, en de kinderen van het Oosten, waren saamvergaderd, en zij trokken over en legerden zich in het dal Jizraëls. (vers 33)

De roeping van Gideon viel in de oogsttijd. En daarom ic het geen wonder, dat we lezen van de komst van de plunderende vijand. Zo komt Israël opnieuw in nood. Nu is het altaar van Baal wel afgebroken en nu rookt het nieuwgebouwde altaar wel ter ere van God, van de God des verbonds, maar daarmee is de zaak toch nog niet gewonnen. Alles scheen bij het oude te blijven. De vijanden verspreidden zich weer over het land en vanzelfsprekend trokken deze eerst op naar de vruchtbare vlakte van Jizreël waar het meeste te halen was. Zo wordt Israël opnieuw in de nood gebracht, opdat het zal weten, dat de verlossing alleen van de Heere komt. Maar nu Israël gaat in de weg van de bekering, nu mag dat volk ook op die verlossing hopen, nu wil de Heere ook genadig zijn. Want er ligt een rijke zegen in de dienst van God en de Heere is nabij dat volk. dat het van Hem verwacht.

De Midianieten hebben zich verbonden met de Amalekieten, ook erfvijanden van Israël, en met andere volkeren van het oosten, om zo met een groot leger het vruchtbare land Kanaan af te stropen. Want wanneer het tegen het volk des Heeren gaat, dan spannen alle vijanden samen. Dat heeft men ook kunnen aanschouwen te Jeruzalem op de dag van de kruisiging van Christus. Toen werden Pilatus en Herodes vrienden, hoewel ze tevoren in vijandschap met elkaar leefden. Maar nu het tegen de Heere Jezus gaat, werken ze samen. Die volkeren, die tegen Israël optrekken, hebben ook hun onderlinge veten, maar tegen Gods volk is alles geoorloofd. En daarom trekken ze met een groot leger op. We lezen zelfs van een getal van ongeveer 135.000, en dat is een voor die tijd bijzonder grote legermacht. En bovendien kunnen ze zich verplaatsen op de snelle kemelen, die ze in grote getale bij zich hebben, zoals we in het volgende hoofdstuk kunnen lezen. Ze kunnen zich derhalve in een ommezien verplaatsen als dat nodig is. En we zullen dan ook verstaan, dat er met zo'n legermacht niet valt te spotten. Het is te begrijpen, dat de Israëlieten er zeven jaar lang niets tegen hebben kunnen uitrichten en daarom werkeloos moesten toezien, dat hun land werd uitgeplunderd. Ze trokken dan ook ongehinderd de Jordaan over bij het veer van Beth-Sean. Daar eindigt de vruchtbare Jordaanvlakte in het noorden en vandaar kon men ook gemakkelijk komen in de vlakte van Jizreël.

Vele jaren lang hebben die Midianieten in de oogsttijd hun rooftochten volbracht zonder dat de Israëlieten noemenswaardige tegenstand boden. Het volk was als verlamd vanwege deze machtige vijanden. En elk jaar werd het aantal rovers al groter, zodat nu zelfs dit grote leger van 135.000 man is opgekomen. De Midianieten rekenen er op, even als de vorige jaren, niet de minste weerstand te zullen ontmoeten. Maar ze weten niet welk een machtige ontwaking over het slappe volk is gekomen tengevolge van het reformatorische optreden van Gideon. En ze kunnen ook niet weten, dat de Heere nu weer zal strijden aan de kant van zijn volk. Ze weten niet, dat zij slechts gebruikt zijn door de Heere als een stok om het volk van Israël te slaan. En nu de Heere daarmee zijn doel heeft bereikt, nu wordt die stok weggeworpen.

Wanneer de Heere zijn volk doet opwaken uit de dorheid en de doodsheid waarin het dikwijls verzonken is, dan komt er een grote verandering ten goede. Dat blijkt nu ook onder het volk Israël. Want wanneer de vijanden nu het land binnenstromen gaat het anders dan in vorige jaren. Toen toog de Geest des Heeren Gideon aan. en hij blies met de bazuin, en de Abiëzrieten werden achter hem bijeengeroepen. (vers 54).

Er komt wat bijzonders over Gideon. Eerst was hij zo vreesachtig geweest, eerst heeft hij gevraagd of die God er nog wel is, die in het verleden zo grote wonderen van verlossing heeft gedaan voor zijn volk. Maar nu is alle vrees afgeworpen. Dat heeft hij niet van zichzelf. Het is de Geest des Heeren, die dit bewerkt. De Geest des Heeren toog hem aan, zo lezen we. De Geest des Heeren trok hem kracht en moed aan als een wapenrusting. Nu wordt hij waarlijk een strijdbare held. Hij neemt nu maatregelen om een leger bijeen te brengen. Hij blaast allereerst de bazuin onder zijn eigen geslacht, dat van de Abiëzrieten. En die mannen, die eerst de Baal hebben gediend, komen nu samen rondom Gideon om de zaak des Heeren te dienen. Maar Gideon voelt, dat hij met zijn eigen geslacht alleen de vijand niet tegemoet kan treden. Tenminste, dat meent hij. Later zal hij nog leren, dat hij van zichzelf niets vermag. Maar de Heere zal voor hem gaan strijden. Wat is dat heerlijk, wanneer we van eigen krachten leren afzien en wanneer we onze zaak in de hand des Heeren kunnen geven. Wat is het zalig, wanneer we weten dat de Heere voor ons strijden zal en dat wij stil kunnen zijn. Maar daar is dikwijls een hele weg toe nodig eer we dat geleerd hebben. Gideon moest trouwens ook nog veel leren in dit opzicht.

Gideon begrijpt echter, dat de verlossing van de Midianieten niet slechts een zaak was van zijn geslacht, maar van de gehele stam van Manasse, ja van geheel Israël. En daarom lezen we dan ook: Ook zond hij boden in gans Manasse en die werden ook achter hem bijeengeroepen; desgelijks zond hij boden in Aser, en in Zebulon en in Naftali; en zij kwamen op, hun tegemoet, (vers 35).

Ja, men geeft gehoor aan de oproep van Gideon. Men wil zich scharen achter deze jonge held, die hun gewetens wakker geroepen heeft door het altaar van Baal af te breken en de dienst des Heeren te herstellen. En dadelijk blijkt al, dat Gideon een zeker veldheerstalent heeft. Hij roept de stammen op rondom de vlakte van Jizreël om ten strijde te trekken, opdat de vijanden van alle kanten kunnen worden ingesloten en vernietigd of verdreven. Die vijanden rekenen daar helemaal niet op. Maar ze zullen het ondervinden, dat de slappe armen des volks wonderlijk gesterkt zijn en de struikelende knieën zijn opgericht. Ja, ze zullen nog meer zien en beleven. De Heere gaat zelf voor zijn volk strijden. Want Gideon durft het niet zonder de Heere. Dat zullen we later zien. Trouwens, dat leert elk van Gods kinde-

ren, dat we zonder God niets vermogen. Daarom heeft de Heere een afhankelijk en een klein volk, een volk, dat het van Hem alleen verwacht. Een volk dat met de psalmist uitziet naar de hulp Gods.

Ik blijf de Heer' verwachten; Mijn ziel wacht ongestoord.

Ik hoop in al mijn klachten, Op zijn onfeilbaar woord.

Mijn ziel vol angst en zorgen, Wacht sterker op de Heer' Dan wachters op de morgen: De morgen, ach wanneer?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's