Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om cle Prins te laten merken, dat men met het verkiezen van ouderlingen en diakenen te Rijswijk ganselijk niet van plan was kerkeraad tegenover kerkeraad te stellen zonden zij hem een schrijven van zes artikelen bevattende de „Redenen, waarom de dolerende kerk van den Haag zich genoodzaakt heeft gevonden, om in de kerk te Rijswijk in de naam des Heeren een wettelijke kerkeraad eendrachtig en finalijk te verkiezen." Het was naar men hoopte maar een tijdelijke afzondering, uitziende, dat de bestaande geschillen aan een synode nationaal zouden worden onderworpen. Al het gebeurde verwekte in het kamp der Remonstranten grote beroering. Er liep zelfs een gerucht, dat de Grote kerk met geweld zou genomen worden. De Arminianen zonden daarom een verzoekschrift in aan de verschillende instanties, ook aan de Prins, met het verzoek, „dat zij toch niet zouden gedrongen worden enig predikant in een en dezelfde kerk te gedogen, die de andere predikanten niet voor rechte leraars erkende der christelijke gereformeerde religie."

Werkelijk kregen de Contra-Remonstranten vergunning om in de Gasthuiskerk samen te komen (22 Jan. 1617). Er was wel weinig ruimte in dit gebouw, maar men werd toch al enigszins in zijn recht hersteld.

Ook de Prins ging meer en meer aan de kant der Contra-Remonstranten staan. Dat bleek wel uit het volgende. Op een vergadering der Staten, waar ook hij tegenwoordig was, hield Hugo de Groot een geleerde rede om de waarheid van hun vijf Artikelen aan te tonen.

Maurits verloor tenslotte zijn geduld en driftig op het gevest van zijn degen staande voegde hij de Groot toe: „Bloemrijke oraties (— redevoeringen) en geleerde argumenten hebben wij hier niet nodig. Met dit zwaard zal ik cle religie verdedigen, die mijn vader in dit land geplant heeft en ik wilde de man zien, clie mij dat verhinderen zal."

De Gasthuiskerk werd echter veel te klein. Daarom besloot cle gemeente een schrijven te richten aan cle Heren Staten met verzoek het medegebruik te mogen hebben van de Grote kerk, waaruit zij verdreven was, of „hen tenminste de klooster kerk in 't Voorhout, door Uw Ed. Mog. geprepareerd zijnde, te laten genieten."

Deze kloosterkerk was voorheen een klooster geweest en werd nu gebruikt voor het opbergen van oorlogsmateriaal. De gemeente vroeg echter nog meer: of ds. Rosaus, nu al zo lang geschorst tot haar groot leedwezen, benevens nog een leraar, bij cle religie blijvend, daar het Woord en de sacramenten mochten bedienen.

De Staten besloten dit stuk te zenden aan cle remonstrantse kerkeraad alsmede aan de raad der stad om advies. Hoe dit advies zou luiden, Iaat zich begrijpen. Beiden verzochten er afwijzend op te beschikken.

Maar in cle Staten bleken enkele steden het hiermee niet eens. Ook cle Prins stond er op, aan het verzoek te voldoen en zo werd besloten, dat, met goedvinden van de Prins en Gedeputeerden van de Magistraat, het gebouw zou worden in orde gemaakt, om daarin nevens de Grote kerk te mogen prediken.

Het schoot echter met dat in orde maken niet erg hard op. Omdat men vermoedde, dat dit opzettelijk geschiedde, ging cle gemeente er toe over zelf cle opruiming ter hand te nemen. Op 9 Juli 1617 had er de eerste dienst plaats.

De volgende Zondag ging Maurits voor het laatst ter kerk bij Uytenbogaert. Zijn Eerw. was blijkbaar niet erg in zijn humeur over de gang van zaken en ging in zijn preek hevig te keer tegen het houden van een nationale synode. De Prins zei van hem bij 't uitgaan der kerk: „Hij is de vijand van God." De volgende rustdag ging Maurits met zijn hofhouding benevens zijn neef Willem Lodewijk naar de kloosterkerk. De teerling was geworpen. Oldenbarnevelt, Louise de Colignv en Frederik Hendrik bleven bij Uijtenbogaert kerken.

De Advocaat was woedend. Hij begreep zeer goed, dat het voor de Contra-Remonstranten begon op te klaren en wat de gevolgen zouden zijn.

Maar buigen? Nooit. Hij zal zijn beginsel van de gewestelijke souvereiniteit met al haar consequenties handhaven. Hij weet in de Statenvergadering van 4 Aug. 1617 de scherpe Resolutie er door tc krijgen. Dit was een der meest roekeloze besluiten, clie men maar nemen kon. Naar het bekende woord van Fruin lag er een burgeroorlog in opgesloten. Te erger was dit, daar het besluit slechts met een geringe meerderheid werd genomen. Niet minder dan zes steden stemden tegen, n.1. Dordrecht, Purmerend, Edam, Enkhuizen, Schiedam en Amsterdam. Tussen burgemeester Pauw van Amsterdam en cle Advocaat kwam het zelfs tot scènes, waarbij zij elkaar de grofste beledigingen naar het hoofd slingerden. De voorstemmers bestonden uit de Edelen en 9 steden. Maar des ondanks zette Oldenbarnevelt koppig door.

Wij dienen nu die scherpe Resolutie eens nader te beschouwen. Zij omvatte 4 besluiten.

le. Er zal geen nationale synode toegelaten worden. Wel bieden zij een provinciale synode aan, „onder autoriteit en directie der Staten. Zij beschouwen dit als hun speciaal recht, dat men daarom niet algemeen moet maken door een nationale synode te willen.

2e. De steden worden gemachtigd krijgsvolk (waardgelders) in dienst te

nemen tot uitvoering der resolutiën (— besluiten) en tot hun eigen zekerheid.

Begrijpelijk. Op de opperbevelhebber Maurits met zijn leger konden zij niet rekenen; noch minder op de schutters, de stadssoldaten, die over 't geheel aan de kant der Contra-Remonstranten stonden.

-3e. Klachten over de Magistraten inzake hun optreden in de godsdienstzaken mochten niet ingebracht en behandeld worden bij de hoge rechtscolleges, het Hof van Holland en de Hoge Raad, dan zou alles van nul en gener waarde zijn, maar moesten gericht worden aan de Staten. M.a.w.: er was geen hoger beroep op enige handeling der remonstrantse regenten dan bij de Staten.

4e. De door Holland bezoldigde troepen waren verplicht alleen aan de regenten van hun garnizoensplaatsen (hun betaalsheren) te gehoorzamen, trots alle andere bevelen. Weigerde men zo volgde ontslag.

En als pakkend slot volgde mededeling van de genomen besluiten aan de Prins en werd de verwachting uitgesproken, dat hij de uitvoering van deze besluiten op zich zou nemen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1955

Daniel | 8 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1955

Daniel | 8 Pagina's