Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (3)

Toen kwam de engel des Heeren en zette zich onder de eik die te Ofra is, welke Joas de Abiëzriet toekwam; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers, om die te bergen voor het aangezicht der Midianieten. Toen verscheen hem de Engel des Heeren en zeide tot hem: De Heere is met u, gij strijdbare held! Maar Gideon zeide tot hem: Och mijn heer, zo de Heere met ons is, waarom is dan ons dit alles overkomen?

Richteren 6 : 11 —13a.

Zoals we besproken hebben, had de Heere het volk Israël gedurende zeven jajaren overgegeven in de hand der Midianieten. Het land werd door de vijandige benden geplunderd en de oogst werd geroofd, zodat er bijna niets in de voorraadschuren kon worden geborgen. De armoede en de nood van dat volk werden daardoor zeer groot. En onder de slaande hand Gods keerde Israël zich af van de afgoden, die ze nagevolgd waren om zich te wenden tot de Heere met een gebed uit diepte van ellende. Maar de wortel van deze ellende werd toch nog niet goed gezien. Ze kwamen nog niet tot de belijdenis, dat ze tegen de Heere hun God hadden overtreden en dat ze daarom zijn gramschap dubbel waardig waren. Daarom zendt de Heere een profeet tot zijn volk om hen te doen zien hoe zwaar ze gezondigd hadden tegen de Heere, die hen zo rijk gezegend had, die hen met weldaden overladen had. Dat is de oorzaak van alle ellende, zo roept deze boetgezant het volk toe, ze hebben de Gods des verbonds verlaten en ze zijn zijn stem niet gehoorzaam geweest.

En de boeteprediking van deze profeet heeft ongetwijfeld vrucht gedragen. Israël zal zich verootmoedigd hebben voof de Heere. Het volk zal de schuld hebben beleden voor het aangezicht Gods. En waar men zich verootmoedigt voor de Heere, daar is vergeving. Waar men zijn zonde en schuld belijdt, daar betoont de Heere zijn genade in de Heere Jezus Christus openbaar gekomen. Daar komt de Heere

met zijn verlossende daden. En daarom lezen we ook: Toen kwam een Engel des Heeren (vers 11a). Toen, nadat God aan het volk de zonde had voorgehouden. Want de Heere komt ons niet ontdekken aan onze zonden om ons te verderven. Zeker, dat menen we wel. We buigen ook voor het recht Gods en we belijden het, dat we zijn oordeel verdiend hebben. Maar laten we het nooit vergeten, dat de Heere ons komt ontdekken aan onze zonde om die te vergeven. Als de Heere ons gebogen doet gaan onder het pak van zonde en schuld, wanneer we geen weg meer zien, vergeet dan niet, dat er bij de Heere vergeving is. Bij u, Heere, is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

De Heere wilde zijn schuldige volk verlossen. En daarom komt die Engel des Heeren tot Gideon. Zijn hart is met ontferming bewogen over zijn volk. Daarom komt de boodschap van genade. Als de Heere behouden wil dan zendt Hij een bode met goede tijding. Hoe groot is het wanneer we die boodschap van genade en vergeving mogen horen. Wanneer we op mogen merken, dat de Heere ons roepen en klagen heeft gehoord. In de Bijbel wordt gedurig gesproken van engelen, die ten dienste van de mensen worden uitgezonden om een boodschap over te brengen. Maar die engelen moeten we toch wel onderscheiden van de Engel des Heeren, Die hier genoemd wordt. Dit is niet een geschapen engel zoals er millioenen zijn, maar hier openbaart de Heere zichzelf in menselijke gedaante. Met de naam Engel des Heeren of Engel des Verbonds wordt immers in de Bijbel steeds een persoon aangeduid in wie God Zichzelf openbaart en die met Hem één in wezen is. De Engel des Heeren is dan ook een profetie van de vleeswording des Woords, van de openbaring Gods in de Zoon zijner liefde, die in de volheid des tijds de menselijke natuur zou aannemen en in menselijke gedaante onder ons zou verkeren om als Borg en Middelaar de zonde van zijn volk te verzoenen, de schuld te betalen en de straf te dragen.

Toen kwam de Engel des Heeren en zette zich onder de eik, die te O/ra is, welke Joas de Abiëzriet toekwam; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers . . . (vers 11).

In die Engel des Heeren kwam God zelf nu tot Gideon om hem te roepen tot richter en verlosser van zijn volk. De Heere moest wel met een bijzondere openbaring komen om deze man te overtuigen, dat hij de geroepene was om het volk te verlossen. Er was immers geen hoop en verwachting meer. Vooral ook nu de boetgezant gekomen was en het volk moest belijden, dat het oordeel verdiend was, kon men haast niet anders dan maar stil buigen onder die slaande hand Gods, die in de Midianieten over hen kwam. Deze Godsverschijning moet voor Gideon wel een bijzonder teken geweest zijn, waardoordoor alle twijfel buitengesloten moest worden, dat de Heere zelf een redder en verlosser had beschikt. Juist de komst van de Engel des Heeren wekte nieuwe hoop. Daardoor werd het oog gericht op de Almachtige: „Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulpe komen zal. Mijn hulp is van de Heere, die hemel en aarde gemaakt heeft.

Die Engel des Heeren komt nu naar Ofra in het westen van het gebied waar de stam van Manasse woonde. De mannen van Manasse hadden verzuimd om de heidenen te verdrijven uit het gebied, dat hen was toegewezen. Zo woonden de Kanaanieten onder het volk Israël. De gevolgen bleven niet uit. De heidenen sleepten de Israëlieten mee in de dienst van Baal met alle schandelijkheden, die met deze dienst verbonden waren. O, we laten ons zo gemakkelijk tot de zonde verleiden. We worden zo licht meegesleept op het pad der ongerechtigheid, vooral wanneer we niet op de knieën strijden tegen de verleiding. Zo was er zelfs een altaar van Baal in Ofra. De dienst van deze afgod werd niet alleen toegelaten, maar men deed er allen aan mee, men had de dienst des Heeren terzijde gesteld om de afgoden te dienen. Natuurlijk, ook in die tijd zal er nog wel een volk geweest zijn, dat aan de Heere vasthield, maar ach het was zo klein geworden.

Die Engel des Heeren kwam nu naar Ofra en zette zich onder de eik, die aan Joas, de vader van Gideon toebehoorde. Deze Joas is het hoofd van het geslacht der Abiëzrieten. Onder die eik oefende Joas het gericht uit over de leden van zijn geslacht. En op die gerichtsplaats nu komt de Heere. En daar ligt zoveel genade in. Want het oordeel is verdiend, maar Hij komt met ontferming, met vergeving. Hier klinkt als 't ware iets van het woord van Jesaja: „Komt dan en laat ons samen richten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol".

En dat kan, omdat de Heere Jezus Christus zich gesteld heeft onder het gericht Gods en al de straf en al de vloek, die wij verdiend hadden, op zich genomen heeft.

Toen die Engel des Heeren daar kwam was Gideon, de zoon van Joas, bezig tarwe te dorsen. Het is vanzelfsprekend, dat we Joas met zijn gezin moeten rekenen onder de welgestelden van het volk, ook al zulen zij in die zeven jaren van verdrukking veel verloren hebben. Maar Gideon moet ook al op een wijze werken, zoals men dat alleen bij de armen gewoon was. Hij was bezig tarwearen uit te kloppen. Hij was niet op de gewone wijze aan het dorsen op de open dorsvloer, neen, hij klopte met een stok de tarwearen leeg, zoals de armen dat deden, en hij deed dit in de wijnpers, waar niemand koren zou zoeken. Dit tekent wel duidelijk de heersende nood, maar tevens de gedrukte stemming, het gebrek aan moed en veerkracht. De vrees voor Midian heeft het volk verlamd. Gideon dorst op deze wijze een deel van het koren uit om het nog in veiligheid te kunnen brengen voor de vijanden. We weten allemaal nog wel hoe dat ging toen ons volk verdrukt en uitgeplunderd werd door de vijand in de oorlogsjaren en daarom kunnen we ons de ellende van Israël zo goed voor ogen stellen.

En zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers om die in veiligheid te brengen voor het aangezicht der Midianieten (vers 11b).

Dat moet wat voor die jonge Gideon geweest zijn als hij daar bezig is met zijn werk. De gedachten van zijn hart zullen zich vermenigvuldigd hebben. Zijn handen werken niet alleen, maar ook zijn gedachten.

Hij slaat de schoven om de tarwe uit de aren te slaan. Maar o, kon hij zo de Midianieten eens slaan. Neen, niet uit persoonlijke haat, maar omdat zij Gods volk vertreden. Maar wat baten hem echter zijn sterke vuisten en het vuur dat in zijn binnenste brandt tegen zijn vijanden. Want die zijn zo machtig.

En juist in dit uur, waarin hij bezig is met de verdrukking van zijn volk, waarin hij ook gevoelt, dat het vanwege de zonde is, vanwege het verlaten van de wegen des Heeren, komt daar die Engel des Heeren tot hem. Toen verscheen hem de Engel des Heeren en zeide tot hem: De Heere is met u, gij strijdbare held! (vers 12).

Die Engel des Heeren verscheen niet aan Joas, Gideons vader. Neen, die man zou het niet hebben aangedurfd de strijd aan te binden tegen de Midianieten. Hij had zelf de knie voor Baal gebogen. Hij had de vrede in de wereld liever dan de vrede met God. Hij had het Woord Gods het zwijgen opgelegd. En ook zijn zonen hadden gebogen voor de afgod. Maar de kleinste zoon, de minste van allen, die had het met de Heere gewaagd, die had de knie voor Baal niet gebogen. En dat was Gideon.

En wat is de groet van die Engel nu bemoedigend voor Gideon: De Heere is met u, gij strijdbare held! De Heere is met u. Dat was een grote verrassing voor Gideon. Want hij kon niet anders denken dan dat de Heere tegen hem was en tegen het ganse volk. Zij hadden immers gezondigd en gedaan dat kwaad is in Gods oog. Dan kan de Heere toch alleen maar tegen zijn.

Dit is nu de verrassing, die elk van Gods uitverkorenen ondervindt. Wanneer wij onszelf moeten veroordelen, wanneer wij geen hoop en uitkomst meer zien, wanneer het oordeel zo rechtvaardig verdiend is, dan is daar de Heere, die zegt: Ik ben met u. Ja, dan leren we er iets van verstaan: De Heere is mijn toevlucht en mijn sterkte. Ja als alle hoop ons gans ontvalt, als niemand zorgt voor onze ziel, dan is daar de Heere, Die met zijn goedertierenheid en ontferming, Die met zijn gunst en genade ons gedenkt en die het betoont, dat Hij met ons is.

Dat was nu ook de verrassing voor die strijdbare held Gideon. En in eigen kracht was hij niet meer dan een bevend riet. Maar juist dezulken zijn strijdbare helden voor de Heere. Als ik zwak ben dan ben ik machtig. Want Gods genade is ons ge-

noeg en zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht. De Heere zal immers nabij zijn allen, die op Hem betrouwen.

Gideon zal zeker dikwijls tot de Heere hebben gebeden om verlossing en Hij zal ook veel tot de Heere hebben geklaagd vanwege zijn zonde en de zonde des volks. En nu komt de Heere hem vertroosten; De Heere is met u, zegt de Engel. Maar wij laten ons niet zomaar vertroosten. Dat doet ook Gideon niet. Want nu gaat hij niet zien op de grote genade en ontferming Gods, neen, nu gaat hij op zichzelf zien en op Israël, dat zo verdrukt wordt. Alaar Gideon zeide tot hem: Och mijn heer, zo de Heere met ons is waarom is ons dan dit alles overkomen? (vers 13a).

Dat waarom is een bekende klank uit ons leven. Hoe dikwijls vragen ook wij niet waarom de Heere ons een kruis op de schouders legt, waarom Hij ons in moeite en verdriet en smart voert, waarom Hij ons zo zwaar kastijdt? Als de Heere dan vol liefde en ontferming is, waarom moeten we dan dikwijls door zulke donkere wegen heen, waarom moeten we dan door zulke diepten heen? Als de Heere met ons is, waarom toont Hij ons dat dan niet? Maar we moeten goed weten, dat de Heere alleen op zijn tijd en zijn wijze verhoring geeft en genade. En Hij weet wat nodig voor ons is, wat we niet kunnen missen aan kruis en druk, aan moeite en verdriet, opdat we klein zouden worden voor Hem en van zijn genade alleen zouden gaan leven. De Heere moet ons wel arm maken en klein en nederig, opdat we het van genade alleen zouden verwachten en op zijn goedertierenheid in Christus alleen zouden hopen.

En wanneer de Heere zich gaat openbaren dan zullen we dat ook verstaan, dan wordt ons alles een wonder. Ook de wegen van druk en moeite en verdriet worden ons dan een wonder. Want ze zijn alle nodig om ons op onze plaats te brengen, opdat we gered zullen kunnen worden door Gods genade.

Nooddruftig en zal Hij Aan armen, uit gena Zijn hulpe ter verlossing verschonen. tonen.

Hij slaat hun zielen ga.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's