Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De medewerking Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De medewerking Gods

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De werken Gods (15.)

De tweede daad der Voorzienigheid, waar we op hebben te letten, is de m e-dewerking Gods. Ze is Zijn bestendige invloed bij alle bewegingen en werkingen van die schepselen, die Hij tot zelfwerkzaamheid schiep. Laten we die stelling eerst even verduidelijken!

Er zijn levende en levenloze schepselen. Onder die levende zijn er, die in hun bewegingen algeheel lijdelijk zijn. Zo kan bijv. een boom wel bewogen w o r-d e n, maar niet zichzelf bewegen. Daarnaast echter zijn er levende schepselen, die zulk een bewerktuigd lichaam van de Schepper ontvingen, clat zij in staat zijn zelf bewegingen te maken en werkzaamheden te verrichten. Denk hier aan cle dieren. Zij hebben wel geen verstand, d.w.z. zij zijn niet met rede begaafd, maar bezitten wel een i n-stinct, waardoor ze hun eigen lichaam besturen en tot rust of tot werk kunnen zetten.

Tot die levende, zelfwerkzame wezens behoort vooral cle mens, die ver boven het dier staat, omdat hij niet het lagere instinct, maar het veel hogere zedelijke en redelijke leven bezit. De mens is een schepsel met verstand en rede begiftigd. Hij beschikt over verstand en wil.

Hoewel nu veel, wat met cle medewerking Gods in verband staat van toepassing is op mens en dier, zo laten wij hier toch het dier buiten onze beschouwing en bepalen ons liever uitsluitend tot de mens, die ziel en lichaam bezit, en in wie clus uiteraard cle medewerkende daad van Gods Voorzienigheid meer nog clan bij het dier te voorschijn treedt. God schiep cle mens niet als een steen of blok, die geen besef van zichzelf heeft; die niets doen of denken kan; die zich niet bewegen of verplaatsen kan; maar als een wezen met zelfwerkzaamheid. Immers cle mens kan, naar het lichaam gerekend, zich verplaatsen; hij kan lopen, zitten, liggen, klimmen, springen, al naar het hem lust. Ook kan hij eten en drinken; schrijven en lezen; werken en handelen. En met zijn geest is het al evenzo gesteld; hij kan denken en willen; rekenen en studeren; liefhebben en haten; toornen en liefkozen; onderwijzen en bestraffen; vertroosten en oordelen.

Dat de mens zulk een zelfwerkzaamheid bezit, staat voor ieder vast; we kunnen deze dingen zowel bij onszelf als bij elk onzer medemensen van ogenblik tot ogenblik waarnemen. Maar nu komt cle Heere in Zijn Woord er ons bij te bepalen, dat cleze zelfwerkzaamheid van cle mens toch maar een betrekke-1 ij k e is. Dat ze niet onbeperkt is. Dat de mens niet in alles maar doen kan wat hij wil. Maar, clat er een Hogere Macht is, die in zijn menselijk leven en handelen me d ewerke n cl e invloeit, en clat hij zonder die medewerkende kracht van Gods Voorzienigheid zich niet zou kunnen roeren noch bewegen. En het is inzonderheid het woord van cle apostel Paulus uit Hand. 7 : 28, clat onomwonden cle medewerking Gods leert. Daar lezen we toch: Want in Hem leven wij, en\ bewegen ons, en zijn wij"

Deze woorden slaan terug op wat in hetzelfde hoofdstuk in vers 25 gezegd wordt n.1. clat God, de mens het leven, de adem en alle dingen geeft.

In Hem leven wij, doordat Hij ons leven geeft. In Hem bewegen wij ons, daar Hij ons adem geeft, cle voorwaarde van alle beweging en van de voortduring van ons leven. In Hem zijn wij al wat wij zijn, met geheel onze persoonlijkheid, omdat Hij ons alle dingen schenkt, terwijl wij zonder Hem niets zouden wezen. Van deze zinvolle drieheid merkte reeds een oud kerkvader, Cyprianns,

op: „In de Vader, van Wie alle dingen zijn, zijn wij; in de Zoon, die het leven is, leven wij en in de Geest, die de adem van alle vlees is, bewegen wij ons."

Wel is door de zondeval de liefdeband tussen God en mens verbroken, en is de mens van nature vervreemd van het leven Gods, zodat in deze zin de mens buiten God en God buiten de mens staat; maar toch is het zijn, het bestaan van de mens ook na de zondeval een zijn en voortbestaan in God, gelijk de Catechismus zo schoon zegt in het antwoord op vraag 28: „dat alle creaturen (schepselen) alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren noch bewegen kunnen."

Wat die medewerkende kracht van Gods voorzienigheid ons nog meer te zeggen heeft, willen ze, zo cle Heere wil, in een volgend artikel nader beschouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1956

Daniel | 8 Pagina's

De medewerking Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1956

Daniel | 8 Pagina's