Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PASTORALE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PASTORALE ADVIEZEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Tim. 4: 6-8

Welk een pastor was Paulus. Het tijdelijke en eeuwige welzijn van zijn geadresseerden ging hem ter harte. Wanneer wij zijn brieven lezen, valt dit iedere keer weer op. Zo ook in het gedeelte wat onze aandacht moet hebben. In een zeer woelige, gevaarlijke tijd, werd Timotheüs geroepen om het evangelie te bedienen. De dwaalleer kwam in grote verscheidenheid naar voren en kreeg invloed in de gemeente. Paulus, de leermeester, wist welke boodschap Timotheüs aan zijn hoorders moest doorgeven. In de inhoud moesten de zaken die Paulus reeds geschreven had een plaats hebben. We kunnen die lezen in de verzen 3-5 van hoofdstuk 4. Het komt aan op de rechte levenshouding door Paulus getekend. Wat van buiten af wordt gehoord, is vals. Wanneer Timotheüs doorgeeft, wat naar de wil van de Heere is, is hij een goed dienaar van Jezus Christus (vers 6). Nu zijn er twee zaken waarop wij moeten letten. Als Paulus het heeft over de geadresseerden, dan hij gebruikt hij het woord ‘broeders’. Timotheüs dient in zijn werk hartelijk, pastoraal, bezig te zijn. Met insluiting van zichzelf, gelijk we dit bij de profeten aantreffen. Een les voor alle tijden. Allen die in dienst van de Heere staan, mogen het ‘wij’ niet schrappen, noch minder vergeten. Het ‘ik kan het’ of ‘ik weet het’ mag niet prevaleren. Betweterigheid en eigengereidheid kunnen zo blijken in consistories, op kansels, in kerkbladen en in de gemeente. Veel communicatiestoornissen zijn daaraan te danken. De dienaar van de gemeente gaat goed te werk, wanneer hij in woord, gebed en houding zoekt het welzijn van de gemeente, wanneer men zich één weet met de gemeente. Hierin was Paulus een levensvoorbeeld. Hij kon en mocht zelfs doorgeven: weest mede mijn navolgers, broeders en merkt op degenen die alzo wandelen gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt, Filipp. 3:17. De voorbeeldfunctie in de gemeente mag niet ontbreken. Er kan gezegd worden: ouders, ouders, let op. Dat is op zich niet verkeerd. Maar ik ben als ambtsdrager een voorbeeld. Woorden wekken, maar voorbeelden trekken! De randjongeren moeten bijzonder in het pastoraat betrokken worden, want zij behoren tot de gemeente. Zijn er jeugdouderlingen dan impliceert dit niet dat een predikant geen taak heeft. Met een briefje of een stukje in het kerkblad is men niet klaar. Het predikant- zijn vraagt veel. Paulus heeft Timotheüs voorgehouden hoe zijn houding en optreden behoort te zijn. Timotheüs mag zijn eigen leven niet voorbij zien. Met nadruk zegt Paulus tegen Timotheüs: gij zult een goed dienaar van Christus Jezus zijn, als gij opgevoed wordt in de woorden des geloofs en der goede leer (vers 6). Zijn eigen geestelijk leven moet worden gevoed, gesterkt en geoefend. Gebeurt dit, dan zal hij anderen recht en zuiver kunnen onderwijzen. Hij zal meer inzicht hebben in en meer kennis hebben van de verborgenheden van het geloof. Waartoe Paulus aandringt, mag nimmer in het vergeetboek raken. Het is schadelijk voor de ambtsdrager zelf en voor de gemeente. We moeten nimmer menen dat we de woorden des geloofs en der goede leer in onze macht hebben. De Heilige Schrift is zo rijk aan inhoud en aan diepgang, dat het uitgeleerd zijn er niet komt. We weten dat de reformator Luther het had over het leerling en het bedelaar zijn van het Woord. Wanneer nu Paulus het heeft over de woorden des geloofs, dan moet gedacht worden aan de hele Heilige Schrift, geformuleerd door de kerk als de goede leer. Bij de goede leer behoort vanzelf het leren, het doorgeven van de geloofsleer. Als vanzelf moeten wij dan denken aan de drie formulieren van enigheid. Wat daarin staat is gegraven uit de goudmijn van Gods Woord. We spreken zelfs van belijdenisgeschriften. In die geschriften wordt nagezegd, wat in het Woord van de Heere staat. Vandaar dat terecht gezegd is: het zijn onze papieren, niet vergeeld, niet verouderd. Dat niet iedereen er meer ‘ja en amen’ op zegt, wordt bemerkt. Wie zich gereformeerd noemt is nog niet gereformeerd. De vermaningen die vastgelegd zijn in het bevestigingsformulier blijven gelden, men zegt er ja op voor heel het leven. Nu wordt studieverlof gegeven, wekelijks een dag of zo af en toe een week. Daarop ingaan is niet nodig. Het is een taak voor de kerkenraad. Als het doel van verlof maar is om zich onder biddend opzien tot de Heere te verdiepen in de praktijk van de Godzaligheid en de juiste bearbeiding van de gemeente, opdat gelijk het formulier zegt: het persoonlijk toenemen in alles openbaar worde. Dan gaat de predikant niet groeien, maar meer dienen, want het gaat toch om de gemeente in de gang van het leven. Erg is het wanneer de persoonlijke kennis ontbreekt en er geen verdieping is in Gods verbond en woorden. Men kan missende, zoekende, begerige, bestreden mensen niet helpen. Zeker, een gedeelte uit de Bijbel lezen is goed, maar het zal alleen effect hebben, wanneer de pastor eerst vraagt naar, luistert naar en acht geeft op wat gezegd wordt en daarop ingaat met het Schriftwoord wat kan dienen en daarna het indringend gebed of de Heere Zijn Woord, het gesprek, wil zegenen. Zulk een herder- zijn staat Paulus voor ogen. Vandaar ook zijn oproep: oefen uzelf, Timotheüs, tot godzaligheid. Die godzaligheid nu heeft te maken met heel het leven. Het dagelijkse leven staat daar niet buiten. Ons doen en laten is er bij betrokken. Nu moet er in de godzaligheid geoefend worden. Dat houdt nogal wat in. Het vraagt heel onze persoon. Paulus gebruikt een woord dat doet denken aan gymnastiek, aan turnen. Een verschijnsel dat voorkwam in die tijd. Bijzonder had het betrekking op de Olympische spelen. Wie daarbij betrokken wilde zijn, moest een behoorlijke training ondergaan. Regelmatig moesten oefeningen plaatsvinden. Voor ons kan het voor de lichamelijke conditie van belang zijn aan ochtendgymnastiek te doen. Men trimt, turnt of zwemt. Oefeningen die ons lichaam dienen zijn van betekenis en zijn zeker geoorloofd. In onze gespannen tijd met veel stress, moet daaraan gedacht worden. Als nu Paulus wijst op een gebeuren dat verband heeft met de vierjaarlijkse spelen, dan houdt dat niet in dat hij die spelen en de training daarvoor goed keurt. Beslist niet! Hij gebruikt het als beeld en wijst op welk een tijd, welk een inspanning men er voor over heeft. Zo moet een christen een leven vol oefeningen kennen. Paulus voegt er aan toe dat de lichamelijke oefening weinig nut heeft. Het heeft een bepaald nut. Vandaar dat het niet afgekeurd mag worden. Wel moet onthouden worden dat deze oefening niets te maken heeft met prestatiezucht, met lichaamscultus, de sportvergoding en zo de sporthelden gaan zien als de góden van de tijd. Springlevend is deze werkelijkheid in onze tijd. De spitsen zijn er. Denk aan het W K. dat spannend tegemoet gezien wordt. De verwachtingnen kunnen hoog gespannen zijn. Vanaf half juni zitten velen voor de TV en gaan vol interesse na wat de resultaten van de wedstrijden zijn. Bijzonder van Oranje, want het is toch ons elftal. Er wordt gegrepen naar het dagblad en de sportpagina’s worden gespeld, regel na regel. Hoevelen uit onze kring zullen in de ban zitten van het zien of het luisteren? Ook nu kan weer gemakkelijk gezegd worden: in augustus en zeker daarna is het weer voorbij. Niets wordt meer van de roes bemerkt. Wie zo denkt, vergist zich. Wat blijft er niet hangen. Gods Woord zegt: het oog wordt niet verzadigd van het zien en het oor niet van het horen. Het moet in het leven komen tot een kiezen. Het is niet en - en, maar of - of. Het is één van beiden. Paulus geeft aan wat alles overtreffende waarde heeft, namelijk de Godsvrucht. Vandaar zijn schrijven: de lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte van het tegenwoordige en het toekomende leven (vers 8). Wanneer deze zaak aan de orde komt in de prediking wordt in aansluiting daarop gezongen: Des Heeren vrees is rein, zij opent een fontein van heil van nooit vergaat. Zijn dierb’re leer verspreidt een straal van billijkheid, daar z’al onwaarheid gaat. Z’ is ’t mensdom meerder waard, dan ’t fijnste goud op aard’, niets kan haar glans verdoven. Zij streeft in heilzaam zoet, tot streling van ’t gemoed, de honing ver te boven. Leeft het, spreekt het voor ons? Willen we het kennen? De Heere werkt het!

Aan de beoefening van de godzaligheid is een belofte verbonden. De belofte van leven voor nu en later. Dat komt omdat het verband houdt met de aard van de godzaligheid. Zij heeft algeheel betrekking op de Heere, de God der zaligheid. Een schrijver gaf een treffende verklaring: de godzaligheid bevat de belofte dat het ons nimmer in dit leven aan het nodige zal ontbreken, dat wij voedsel en deksel en al wat we behoeven van God ontvangen zullen. Dat Hij zal troosten onder de droefenissen des levens en moed en kracht zal schenken om het lijden dat uit Zijn Vaderhand ontvangen wordt of ook van mensen toekomt gewillig te kunnen dragen. Zij bevat de belofte van het ware hoogste goed dat ons kan te beurt vallen, namelijk de goedkeuring van God en van onze Heere Jezus Christus, de ervaring, de bewustheid van die goedkeuring, een gerust geweten, een vrede des gemoeds die alles te boven gaat, een blijdschap in God en de Heere met welke geen wereldvreugde te vergelijken is, met één woord: een zaligheid die ons onder alles bijblijft, die ons door niets kan ontnomen worden en voorsmaak geeft van de zaligheid des hemels. Dat niet alleen. Zij heeft ook en vooral beloften voor het toekomende leven. Het sterven is een overgang naar het ware, hogere, hemelse leven. Geen veroordeling is te vrezen. Ontvangen wordt de onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis. Men ontvangt het einde des geloofs, namelijk de zaligheid der ziel. Alle tranen worden van de ogen afgewist en men zal God de Heere zien en leven. Welk een getuigenis. Gegrond in de Schrift. Verklarend wat de belofte inhoudt van een godzalig leven, voor nu en in de toekomst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

PASTORALE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's