Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De laatste dingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De laatste dingen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XX.

De chiliasten beroepen zich verder ook op enkele uitspraken uit het Nieuwe Testament. En wel met name op Matth. 23 : 37 en Luk. 13 : 34, 35; Luk; 21 : 24; Hand. 3 : 19—21; Rom. 11 : 28 en Openb. 20:1 — 10.

In Matth. 23 : 37 en Luk. 13 : 34y 35 zegt de Heere Jezus tot de Joden, dat hun huis woest gelaten zal worden, en dat zij Hem niet zullen zien totdat zij zeggen zullen: Gezegend is Hij, Die komt in de Naam des Heeren. Hier wordt echter met geen enkel woord gezegd, dat er een komst van de Heere Jezus zal zijn vóór Zijn wederkomst ten oordeel. Dat die er wel zijn zou trekt het chiliasme er maar willekeurig uit. Ook hier kan gesproken zijn van de geestelijke komst van Christus tot het hart in de bekering, ook van Joden in de loop der tijden. Dan kan het dus zien op de toebrenging van velen uit Israël gedurende de ganse tijd der Nieuw-Testamentische bedeling, volgens Joh. 4 : 23, tot op de jongste dag. En op die dag, als Hij ten oordeel komt, zullen allen Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben, en zullen allen moeten bekennen, dat Hij de gezegende des Heeren is (Openb. 1:7).

In elk geval is er geen grond in dit Schriftwoord voor het gevoelen der chiliasten.

Vervolgens beroepen zij zich op Luc. 21 : 24. Daar zegt de Heere Jezus, dat Jeruzalem van de Heidehen vertreden zal worden, totdat de tijden der Heidenen vervuld zullen zijn.

Ook hier wordt echter met geen woord melding gemaakt, dat de tijden der Heidenen vervuld zullen zijn met de van de chihasten gedachte aanvang van de regering van Christus in Palestina. De wijze waarop de tijden der Heidenen vervuld zullen worden en wat er dan plaats zal vinden, wordt niet nader aangeduid, doch in het vervolg van het hoofdstuk voorzegt Hij de tekenen, die aan Zijn wederkomst ten oordeel voorafgaan. De tekst ziet dus blijkens het verband op de wederkomst van Christus ten jongsten dage en spreekt in elk geval niet van een weer heerlijk oprichten van het aardse Jeruzalem als de centrale plaats vanwaar Christus zichtbaar zou regeren in deze bedeling.

Een volgende plaats is Hand. 3:19—21. Petrus vermaant daar de Joden tot bekering, opdat hun zonden uitgewist mogen worden en opdat de tijden der verkoeling mogen komen van het aangezicht des Heeren, en Hij de hun tevoren gepredikte Christus zenden ^zal, Welke de hemel ontvangen moet tot de wederoprichting van alle dingen.

Ook dit Schriftwoord biedt geen grond voor het gevoelen der chiliasten. De tijden toch der verkoeling of verkwikking zijn niet hetzelfde als de wederoprichting aller dingen, doch zij gaan er aan vooraf, terwijl de wederoprichting van alle dingen samenvalt met de "wederkomst van de Hcerc Jezus ten oordeel, zoals de tekst, onbevooroordeeld gelezen, duidelijk aangeeft. De wederoprichting aller dingen spreekt van een vernieuwing van hemel en aarde, die pas aan het einde dezer aardse bedeling te wachten is. Tot zolang is de Heere Jezus naar Zijn menselijke natuur in de hemel.

Voorts beroepen zij zich op Rom. 11 : 26a: En alzo zal gans Israël zalig worden. Onder rechtzinnige uitleggers is hier enig verschil van gevoelen. Sommigen zijn van oordeel, dat Israël meer mas-. saai, als volksgeheel, na de volheid der Heidenen, maar dan even vóór de oordeelsdag tot bekering zal komen; anderen, dat dit niet het volksgeheel, maar het overblijfsel naar de verkiezing zal zijn. Deze meer massale volksibekering, die weer niet allen omvat, zou dan plaatsgrijpen na het beëindigen van de Heidenzending, bij de eerstgenoemde opvatting. De tweede opvatting ziet het meer zo, dat tegen het einde van de tijd der zending nog vele Joden tot bekering zullen worden gebracht. • In elk geval ligt het voor de hand, dat de chilias-' ten op een Schriftwoord als dit, waarover zoveel verschil van gevoelen is, zich niet kunnen gronden. Tenslotte menen zij in Openb. 20:1 — 10 een sterke steun te vinden. Daarin wordt gezegd, dat Johannes zag, dat er een engel uit de hemel kwam gn de draak, de duivel greep en hem duizend jaren bond; en daarna zou hij een kleine tijd ontbonden worden. Voorts ziet Johannes tronen en daarop de zielen der martelaren en van hen, die het beest niet hebben aangebeden, die met Christus leefden en heersten als koningen met Christus, die duizend jaren. De overige doden werden niet- levend tot de duizend jaren geëindigd waren. En als de duizend jaren geëindigd zijn, dan wordt de satan weer ontbonden en verleidt hij de volken, de Gog •de Magog. Deze trekken op en omringen de legerplaats der heiligen en de geliefde stad om er tegen te strijden; maar er komt vuur van de hemel en verslindt hen. De duivel wordt geworpen in de poel des vuurs, alwaar ook het beest en de valse profeet zijn en zij zullen in alle eeuwigheid gepijnigd worden. Uit deze voorstelhng blijkt echter in genen dele.

dat er een duizendjarige heerschappij van Christus op aarde zal zijn in de zin, zoals de chiliasten dit willen.

Het visioen, dat Johannes hier te beurt valt, bevat profetie. En daarom is het getal der duizend jaren niet letterlijk, doch symbolisch van aard. Ook de voorstelling, dat de duivel met een keten gebonden werd, is vanzelfsprekend beeldspraak, want de duivel is een onreine geest, die niet met een stoffelijk keten gebonden kan worden. En zo betekent dit, dat hij voor een eeuwenlange tijd de macht ontnomen werd om bepaaldelijk de heidenvolken op te zwepen om zich verenigd op te maken, tot uitroeiing van Christus' Naam en van Zijn gemeente op aarde. Zolange tijd is hij dus machteloos om de heidenvolken te verleiden tot hij daarna voor een korte tijd weer losgelaten wordt.

Vervolgens ziet Johannes tronen, echter niet op aarde, maar in de hemel. Hij ontvangt een blik in de hemel en ziet daar de tronen met er op de zielen dergenen, die onthoofd waren om het getuigenis van de Heere Jezus, en de zielen van hen, die het beest en deszelfs beeld niet aangebeden hadden. Dat zijn dus niet alleen de bloedgetuigen, maar alle ware gelovigen, die na hun verscheiden van de aarde in de hemelse zaligheid opgenomen worden. En daar in de hemel zag Johannes hen leven en heersen met Christus, de duizend jaren. Hij kreeg daar dus een gezicht in de heerlijkheid van heel de triumferende kerk van Adams tijd af in de hemel.

Dat leven en heersen met Christus als priesters en koningen wordt nu door Johannes gekenschetst als de eerste opstanding. In de wedergeboorte en bekering aanvankelijk vernieuwd en met het geestelijke leven begiftigd, gaat Gods volk bij het sterven over uit de strijdende kerk naar de triumferende in de hemel. En dat ingaan in de eeuwige zaligheid wordt door Johannes hier nu genoemd de eerste opstanding. Dat is dus nog niet de lichamelijke opstanding, die tot de jongste dag toeft. Over hen heeft de tweede dood geen macht, want die tweede dood is de eeuwige dood in de poel des vuurs, zoals vs. 14 verklaart.

En dat er verder staat, dat de overigen der doden niet weder levend worden voor het einde der duizend jaren, wil dus niet zeggen, dat er een lichamelijke opstanding van een gedeelte der ware gelovigen zou plaats hebben vóór het begin van het duizendjarige rijk en die van de andere kinderen Gods eerst aan het einde daarvan, maar die overigen der doden zijn de goddelozen, die bij het sterven wegzinken in de eeuwige dood, die bij de wederkomst van Christus ten jongste dage wel weer verenigd worden met het lichaam, doch zij blijven in de eeuwige dood en moeten die naar lichaam en ziel beide verder ondergaan.

Tegen de chiliasten geldt voorts de opmerking, dat hier met geen enkel woord gesproken wordt van een terugkeer der Joden naar Palestina en hun bekering, en al evenmin van een herstel van de tempel en de eredienst te Jeruzalem. Wel spreekt Johannes van de lege'rplaats der heiligen en van de geliefde stad, doch met deze laatste uitdrukking behoeft nog niet bedoeld te zijn het aardse Jeruzalem in Palestina; want in Openb. 3:12 wordt onder de stad Gods, evenals in Openb. 21 : 2 de gemeente des Heeren verstaan. En of de legerplaats der heiligen ook letterlijk en plaatselijk te verstaan is, zodat de gemeente des Heeren dan in een bepaald oord der wereld zal zijn, waar de algemene christelijke kerk verspreid is over de gehele aarde, dan w^el of dit meer geestelijk te verstaan is, valt niet met vastheid te zeggen. In elk geval zal de s^an tegen het einde der dagen voor een korte tijd ontbonden worden en zal hij in zijn woede de heidenvolkeren verleiden en zij zullen van alle zijden oprukken om Gods volk, de gemeente des Heeren finaal te verwoesten. Voor het echter zover is, zal de Heere Jezus wederkomen ten gerichte. Vuur daalt er uit de hemel neder en verslindt de vijanden in een bijzondere strafuitoefening. De duivel wordt geworpen in de poel des vuurs en de grote oordeelsdag treedt in. Uit dit alles blijkt wel, dat de chiliasten zich ook

op deze Schriftplaats ten onrechte beroepen. Wel= volgt Openb. 20 in het boek der Openbaringen na hoofdstuk 19, doch dat zegt niet, dat de gebeurtenissen in werkelijkheid na elkander plaatsgrijpen. Zij vallen voor omstreeks dezelfde tijd. Hier gaat het over het woeden van het heidendom onder satans leiding tegen het christendom en in hoofdstuk 19 gaat het over satans verleiding en woeden tegen het ware christendom binnen de grenzen der christenheid.

Vraagt men tenslotte wanneer dan de duizendjarige binding van satan begonnen is, dan is het antwoord daarop verschillend gegeven. Sommigen hebben gemeend, dat dit al bij de hemelvaart van Christus is geschied. Anderen denken aan de tijd van het optreden van keizer Constantijn, in het begin der 4e eeuw. Nog weer anderen zijn van oordeel, dat de duizend jaren perioden zijn van rust en vrede van de zijde der wereld en van bijzondere bloei van Gods kerk. In elk geval gaat de kerk des Heeren donkere tijden tegemoet. De Heere zal echter zorg dragen voor Zijn volk. En dat zal eenmaal de volle zaligheid, door de Heere Jezus voor hen verworven, gewisselijk verkrijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1948

De Saambinder | 4 Pagina's

De laatste dingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1948

De Saambinder | 4 Pagina's