Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Het gebed van een oudere - om open ogen van een jongrere. (3)

„Op voet van oorlog met het vijfde gebod”, dat was de laatste regel van het laatste stuk, dat van mijn hand onder jullie aandacht kwam.

Het vijfde gebod is jullie natuurlijk bekend. Of niet? Het overkomt mij nog al eens, als ik aan jonge mensen vraag hoe het vijfde gebod luidt, dat ze het antwoord schuldig blijven. Dat is natuurhjk met van het beste. Als men de geboden niet kent, hoe zal men er naar kunnen leven?

Het vijfde gebod luidt: „Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden, m het land dat u de Heere, uw God, geeft.”

Het wil kort en goed zeggen, dat de jongeren onderdanigheid verschuldigd zijn aan de ouderen. Werd er naar deze regel meer geleefd er zouden minder problemen zijn. De Heere zou er ook Zijn zegen aan verbinden, gelijk Hij dat beloofd heeft. Hij is een Waarmaker van Zijn woord. Laten mijn vrienden, oud en jong, dat niet vergeten.

De jongen wist het met meer. Hij ging naar de oudere om raad. Ach mijn heer, hoe zullen wij doen?

Eliza ziet deze jongen komen. Wat doet hij nu? Stoot hij deze jongen af? Zegt hij tegen hem: Ja, jongen, nu komt het er op aan. Nu zal het gebeuren? Niets van dat alles. Eliza gedraagt zich niet als een „gezeten burger” in het koninkrijk Gods. Hij toont voor deze jongen begrip te hebben. Hij heeft liefde tot deze jongen. Liefde doet veel begrijpen. Hij begrijpt daarom de nood waarm deze jongen zich bevindt.

Een dergelijke levenshouding wordt bij de ouderen t.o.v. de jongeren niet altijd gevonden. Het moet eerlijk worden gezegd, dat er tegenwoordig veel ouderen zijn, die voor de jeugd helemaal geen begrip hebben. Het zijn de „gezeten burgers”. De mensen die hun geestelijke schaapjes op het droge hebben. Zij kijken uit de hoogte op de jonge mensen neer. Men zegt dan meewarig: „Die jeugd van tegenwoordig…” Men gaat er schouderophalend aan voorbij en verwaardigt zich met om één enkel woord er mede te wisselen. Dat is natuurlijk helemaal uit de boze. Ik hoop niet dat er onder ons zich bevinden, die er zo over denken. En mochten ze er zijn, dan is het raadzaam dat ze hun houding tegenover de jeugd drastisch gaan wijzigen. Want een dergelijke houding getuigt allerminst van liefde tegenover onze jonge mensen. Want die hebben vandaag werkelijk vragen. Eigentijdse vragen. Dat zijn vragen omtrent dingen die m het jaar 1972 aan de orde zijn. Als daarom de jonge mensen vandaag tot u, ouderen, zeggen: „Ach mijn heer, hoe zullen we doen?” stoot ze dan met van u af. Maar betoont dat ge ze wilt begrijpen. Geeft hun een hand. Ze vragen er om. Ze zoeken een houvast. En als ze er niet om vragen, steekt hun dan de hand toe en zoekt ze vast te grijpen en te houden. Ze hebben ook een ziel voor de eeuwigheid te verhezen. En dat is ontzaglijk veel. Dat is eigenlijk alles. Want het oude gezegde is nog altijd waar:

Geld verloren is veel verloren. Eer verloren is meer verloren Doch de ziel verloren is alles verloren.

Wie de waarde van zijn eigen ziel voor de eeuwigheid heeft leren kennen, die zal de waarde van een jonge ziel niet onderschatten, doch alles doen, wat mogelijk is, om zulk een ziel te behouden. Want de ziel behouden, dat is dan uiteindelijk toch: alles behouden. Eliza toonde voor deze jongen begrip te hebben. Hij begint met hem moed m te spreken. Hij probeert daartoe voor alle dingen de vrees bij hem weg te nemen. Niet door op zichzelf te wijzen, maar door te wijzen op datgene wat de Heere hem te zien gaf, dat is op datgene wat des Heeren is. Hij zegt: Vrees niet, want die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn. Eliza zag de berg vol vurige paarden en wagenen. Eliza zag des Heeren legerscharen. Een hemelse krijgsmacht. Daar kon Benhadad, met al zijn paarden en wagens en welgeoefende soldaten, niet tegen op.

Maar al zag Eliza dit nu, daar was die jongen nog niet mee geholpen. Hij moest het uiteindelijk zelf ook zien. En om het te kunnen zien, moest er aan deze jongen een wonder gebeuren. Zijn ogen moesten geopend worden. En dat wonder kon Eliza niet verrichten. O zeker als een middel in Gods had hij al veel wonderen mogen doen. Maar het was dan altijd gebeurd door Gods alvermogen. Meer dan een middel was Eliza nooit geweest. Dat is hij zich nu ook terdege bewust. En daarom gaat hij met deze jongen in gebed. Het gebed dat Eliza opzendt, is een gelovig gebed. Het gebed dat hij opzond met een zodanig geloof, dat hij ook niet van zichzell had. Want elk wáár gebed is ook een gave van God, gewerkt in des mensen hart, door de Geest der genade en der gebeden. Wanneer Eliza in het gebed gaat, dan heelt deze jongen in zijn nood, in zijn angst meegebeden. Dat kan niet anders. Hoe zou hij hier onverschillig bij hebben kunnen staan? De nood was voor hem een konkrete zaak.

Eliza bad en zeide: Heere open toch zijne ogen, dat hij zie. En de jongen heeft het in zijn benauwdheid nagezegd: Heere open toch mijne ogen, dat ik zie.

Samen in gebed. Een oudere met een jongere. Waar zijn de ouderen tegenwoordig, die nog bidden met de jeugd? Hier kan niemand zichzell er af maken met te zeggen: Dat gebed zal dan toch gegeven moeten worden. Want al stemmen wij daar van harte mee in, de verplichting ligt er nochtans voor elke oudere om het voor de jongeren van de Heere te verwachten. Want ook aan onze jonge mensen moet een wonder gebeuren. Ook hun ogen moeten geopend worden. En dat is geen mensen werk. Laat niemand dit vergeten. Niemand van de mensen kan een wonder doen. Mensen kunnen vaak wel „wonderhjk” doen. Maar wonderen doen is alleen Gods werk. ’t Is de Heere, Die alleen wonderen werkt.

Als we met de jeugd niet bidden, komt dit dan, omdat we zelf, als ouderen, het geloof missen? Dan is dat des te erger. Want het is altijd nog onmogelijk om zonder geloof Gode te behagen. Laat elke oudere dit bedenken en toch niet rusten voor hij in deze bange tijd zeil een oog heelt gekregen voor de almacht des Heeren.

Wat is het daarentegen groot als er jongeren in nood zich tot ons wenden en de Heere geeft een gebed om te bidden op de manier zoals Eliza dit deed. Bidden, met een bewogen hart. Bidden met een liefdevol hart. Bidden met een begrijpend hart. Bidden met een hart dat een jonge ziel in zijn/haar nood verstaat. Dan stoot men ze niet af. Dan ziet men niet uit de hoogte op hen neer. Maar dan gaat men er naast zitten. Dan wordt Gods aangezicht gezocht met de bede: Heere open toch de ogen van deze jongen. Heere open toch de ogen van dit meisje. Opdat zij mogen zien, dat de Heere de God der legerscharen met ons is. Dat Hij ons behoeden kan in gevaren. Of zoals dat zo heel mooi bezongen wordt in Ps. 46:


De Heer, de God der legerscharen,
Is met ons, hoedt ons in gevaren.
De Heer, de God van Jacobs zaad.
Is ons een burcht, een toeverlaat.


Daarom, ouderen, bidt veel voor de jeugd. De vijand is machtig. Onze jonge mensen worden er door bedreigd. De Satan mobiliseert zijn leger. Hij roept de gehele wereld bij elkaar om de jeugd te verslinden. Maar de Heere is Almachtig. Hij kan blinde ogen openen. Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Gelukkig. De geschiedenis leert het en de kerk van alle eeuwen bezmgt het:


’t Is de Heer, Wiens alvermogen
Blinden schenkt het lief’lijk licht.
Wie in het stof lag neergebogen.
Wordt door Hem weer opgericht.
God, Die lust in waarheid heeft.
Mint hem, die rechtvaardig leeft.


Ouderen en jongeren, we gaan voor ditmaal weer eindigen. In een slotartikel hopen we nog een ogenblik met elkander over het wonder, dat God deed en nog doen wil, te denken. Denk er vast allemaal maar over. En voeg de daad bij de gedachte, door het met elkander en voor elkander, alleen bij de Heere te zoeken. De oprechte bidders worden niet beschaamd. O God, maak het ons allemaal, door. Uw Geest!

Jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's