Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“BEWAREN EN VERMEERDEREN”: EVANGELISATIE EN KERKENRAAD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“BEWAREN EN VERMEERDEREN”: EVANGELISATIE EN KERKENRAAD

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In 1963 en 1966 schreef ds. J.H. Velema twee artikelen in Ambtelijk Contact over de evangelisatieouderling en de plaats van kerkenraad in het evangelisatiewerk.1 Het is mijn bedoeling om in twee artikelen opnieuw aandacht te geven aan deze onderwerpen. Inmiddels is er namelijk het een en ander veranderd. Positief is dat veel van onze gemeenten tegenwoordig een evangelisatiecommissie en/of een evangelisatieouderling hebben. Dit toont aan dat de noodzaak van het evangelisatiewerk steeds meer wordt erkend. Negatief is dat ook vandaag de dag helaas niet zelden geldt, wat ds. Velema in 1963 schreef: “Feit is dat een bepaalde instelling, zeer naar binnen gekeerd en gericht op eigen kerkelijke moeilijkheden en persoonlijke zielsvragen, wel een groot struikelblok is voor de rechte evangelisatiearbeid”.2 Deze noodkreet werd nog niet lang geleden min of meer herhaald door prof. W.H. Velema, onder de vraag: “Waarom groeien onze kerken niet?”.3 Met de titel boven dit artikel - “bewaren en vermeerderen “- wil ik aansluiten bij deze vraag. Als de geringe werfkracht van onze kerken te maken heeft met onze naar-binnengekeerdheid, wat kunnen we dan doen om dit te veranderen? En wat is de plaats van de kerkenraad hierin?

Bewaren en vermeerderen: twee fundamentele aspecten van de kerk

In vraag en antwoord 123 van de Heidelbergse Catechismus wordt de tweede bede van het Onze Vader behandeld. Eén van de uitwerkingen van de bede “Uw Koninkrijk kome” wordt hier genoemd: “bewaar en vermeerder Uw kerk”. Dit zijn twee fundamentele aspecten van kerk-zijn. Het gaat om een groei van binnenuit (“bewaren”), in genade, inzicht, geloofsverdieping en dergelijke, maar ook om een groei in aantal (“vermeerderen”). Deze twee zaken zijn niet van elkaar los te maken. Een kerkenraad die zijn roeping verstaat, zal daarom voortdurend proberen zijn energie en aandacht zoveel mogelijk te richten op het bevorderen van deze dubbele groei.

Dat heeft consequenties voor de agenda en de tijdsverdeling op kerkenraadsvergaderingen! Het kan eenvoudig niet bestaan dat het grootste deel van de tijd heengaat met het vergaderen over zaken van een relatief belang. Daarbij denk ik aan zaken als financiën, kerkbouw, beheer en meningsverschillen. Daarmee is niet gezegd dat dit soort dingen onbelangrijk zijn, maar ze hebben een afgeleid belang. Waar deze zaken de agenda grotendeels bepalen, is er iets fundamenteel mis. Dat heeft gevolgen voor de gemeente, omdat het dan ontbreekt aan voldoende toerusting, motivering en stimulering op het gebied van geloof, gemeenschap, dienst en getuigenis. Het heeft mijns inziens ook gevolgen voor de kerkenraad zelf, omdat het op de lange duur niet goed is voor de motivatie van ambtsdragers wanneer de kernaspecten van gemeente-zijn te weinig aan bod komen. Het is dus zaak dat kerkenraden actief zoeken naar mogelijkheden om hun tijd en middelen zo goed mogelijk te besteden aan het bewaren en vermeerderen van Christus’ kerk. Laten we denken aan wat de Here Jezus tegen Martha zei!

Geen taartpunt, maar gist

Een veelgehoorde tegenwerping van de zijde van ambtsdragers is dat evangelisatie toch ‘slechts’ één van de aspecten van gemeente-zijn is. De kerkenraad heeft toch óók (lees: vooral) een interne taak? Gaat een overdreven aandacht voor evangelisatie niet ten koste van gemeente-opbouw? En als we kijken naar het geestelijk leven in onze eigen gemeente, moeten we dan niet constateren dat we eerst maar eens binnenshuis moeten evangeliseren?

Achter deze tegenwerpingen leeft naar mijn ervaring nogal eens de onuitgesproken gedachte dat evangelisatie iets is ‘wat erbij komt’. Evangelisatie komt, wanneer de zaken intern op orde zijn. En aangezien dat in deze aardse bedeling nooit helemaal het geval is, komt evangelisatie vaak helemaal niet… In de gedachten van velen lijkt het gemeenteleven nog het meest op een taart, waarvan evangelisatie één van de punten is. Als er één punt mist uit een overigens prachtige taart, is dat toch niet zo erg? Het is en blijft een taart, nietwaar?

Ik zal niet ontkennen dat evangelisatie een aspect is van gemeente-zijn en dat er ook andere belangrijke zaken zijn. Maar dat betekent niet dat dit aspect net zo goed weggelaten kan worden. Om het beeld van de taart vast te houden: evangelisatie is niet een punt van de taart, maar één van de noodzakelijke ingrediënten. Een taart die een ingrediënt mist - laten we zeggen de gist - kan er zo op het oog redelijk uitzien, maar smaakt nergens naar. Het gemis van het ene bestanddeel heeft invloed op de hele taart. Zo is het ook met het getuigenis van de gemeente naar buiten toe. Wanneer dit ontbreekt, heeft dit ook gevolgen voor het inwendig functioneren van de gemeente. En andersom: wanneer dit aanwezig is, mogen we geloven dat de Here het zal zegenen tot een goede invloed in heel het gemeenteleven.

Evangelisatie: een gemeentetaak

Het wordt uit het Nieuwe Testament volkomen duidelijk dat evangelisatie een taak is van de gemeente en niet van een club mensen die ervoor voelt. Hierop is al zo vaak gewezen dat het me niet nodig lijkt daarop verder in te gaan.4 Ik heb ook de indruk dat steeds meer kerkenraden hun verantwoordelijkheid in dezen gaan verstaan. De vraag komt dan op hoe een kerkenraad deze verantwoordelijkheid in de praktijk vorm kan geven. Concreet denk ik aan de volgende aandachtspunten.

1. Artikel 23 van de KO noemt het als de taak van de ouderlingen “… anderen te bewegen tot het geloof in Christus”. Daarin wordt heel duidelijk gewezen op een evangelisatorische opdracht voor ambtsdragers. In bepaalde kerken mogen mensen geen ambtsdrager worden, wanneer zij nog nooit iemand tot het geloof in Jezus Christus hebben geleid. Ik denk niet dat dit een voorwaarde is die wij hoeven te stellen, maar het zegt wel iets over het belang van deze opdracht. Ambtsdragers moeten geen mensen zijn die alleen belangstelling hebben voor het interne functioneren van de gemeente. Willen zij geestelijk leiding kunnen geven aan de gemeente, dan zullen zij visie moeten ontwikkelen voor evangelisatie. En het kan helemaal geen kwaad wanneer in de overwegingen voor kandidaatstelling van ambtsdragers ook deze vraag wordt meegenomen: “Is deze broeder een getuige van het heil in Christus?” (denk ook aan 1 Tim. 3:7).

2. Verder is het zaak dat er een goede en geregelde communicatie is tussen de kerkenraad en de evangelisatiecommissie. Het verdient aanbeveling om regelmatig leden van de commissie uit te nodigen op kerkenraadsvergaderingen. Dit niet om hen te ‘overhoren’, maar om een positieve uitwisseling te hebben van ervaringen en verder te denken op het gebied van visie. In dit verband moet het eigenlijk vanzelf spreken dat het jaarverslag van de evangelisatiecommissie uitgebreid wordt besproken op de kerkenraad.

3. De kerkenraad moet het evangelisatiewerk niet alleen op afstand volgen, maar hij moet op de hoogte zijn van wat er gebeurt en de mensen in het veld positief-kritisch steunen. Wanneer een evangelisatiecommissie alleen iets van de kerkenraad hoort, als er iets fout gaat of wanneer er kritiek is, doet dat afbreuk aan de gezamenlijke taak. Op den duur is dat tevens funest voor de motivatie van de werkers. Het is daarom ook aan te bevelen dat ambtsdragers zich regelmatig laten zien bij activiteiten van de evangelisatiecommissie.

4. Het zou goed zijn wanneer de kerkenraad vertegenwoordigd is in de commissie en invloed heeft op de benoeming van haar leden. Ook op deze manier kan worden voorkomen dat de evangelisatiecommissie een bestaan aan de rand van de gemeente gaat leiden, met alle gevolgen van dien.

5. Tenslotte heeft de kerkenraad een centrale rol in de toerusting van de gemeente op het gebied van evangelisatie en getuige-zijn. Hierbij horen de volgende zaken:

(a) toezien op een regelmatige en praktische prediking met het doel de gemeente toe te rusten. Hetzelfde geldt voor catechese en huisbezoek.

(b) het ‘opsporen’ van de verschwende gaven in de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld via het huisbezoek. Het is belangrijk vast te stellen dat niet iedereen de bijzondere gave heeft van evangelisatie, maar dat wel iedereen is geroepen om zijn of haar gaven te gebruiken in dienst van de gemeente. Dat geldt dus ook voor de centrale missionaire taak van de gemeente!

(c) het ‘aansporen’ van gemeenteleden om zich in te zetten in het georganiseerde evangelisatiewerk, op de plaats die past bij hun gaven. Daarvoor is het nodig dat de ambtsdragers een goed zicht hebben op wat er gebeurt in de gemeente

(d) het toerusten van de gemeente in het getuige-zijn van elke dag. Dit kan via cursussen en dergelijke. Informatie daarover is te verkrijgen bij ondergetekende

(e) zorg en verantwoordelijkheid dragen voor een goede organisatie van het evangelisatiewerk en voor het missionaire karakter van de gemeente. Daarbij hoort ook blijvende aandacht voor de voortgang van het evangelisatiewerk en bezinning op de eisen van de tijd.

Evangelisatie: een geschenk

Steeds weer moeten we benadrukken dat het een wonder is dat God mensen wil gebruiken in het verkondigen van het Evangelie aan hen die buiten zijn. Wij voelen ons daarvoor niet geschikt. Wij zijn het ook niet. Maar God wil geven wat Hij vraagt. Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht. Daarvoor kunnen we Hem niet genoeg danken. Iedereen die weleens heeft mogen ervaren hoe het is om iemand tot Christus te leiden, weet wat ik bedoel. Het is een ervaring die nederig en dankbaar stemt. Het vervult ons met een diepe blijdschap die met geen woorden is te omschrijven. Een mens komt thuis.

In dit proces kan de gemeente een grote rol speien. Wij beseffen vaak te weinig hoe bijzonder een christelijke gemeenschap is. De kerk is het enige genootschap ter wereld dat niet bij elkaar komt op grond van gedeelde interesses, hobby’s of belangen. De kerk is geen vereniging, zij is een familie. Met het oog op ons getuigenis in de wereld kunnen wij niet genoeg onderstrepen wat het betekent dat wij elkaar niet hebben uitgekozen, maar dat wij aan elkaar zijn gegeven als broeders en zusters. Dit maakt de kerk uniek. In haar werkt een kracht die niet uit haar leden komt. Een kracht die haar bijeenhoudt in alle verdeeldheid. Die kracht is de Heilige Geest. Haar middelpunt is Jezus Christus. “Want Hij is onze vrede, Die deze beiden één heeft gemaakt…” (Ef. 2:14).

Wanneer wij dit beseffen en er (meer) uit gaan leven, kunnen wij niet anders dan erkennen wat een bijzonder geschenk van God de kerk is. Dan willen wij ook niets Never dan mensen in aanraking brengen met die gemeenschap. Omdat het het Lichaam van Christus is. Omdat de Geest er werkt. Dan zoeken wij ook naar mogelijkheden om mensen zonder kerkelijke achtergrond kennis te laten maken met de christelijke gemeenschap. Dat kan op allerlei manieren. Maar het voornaamste lijkt mij dat we moeten ontdekken wie we zijn. Dan zal steeds meer blijken dat wij ons niet in allerlei bochten hoeven te wringen om getuigende gemeente te zijn. Dan blijkt ook weer dat “bewaren” en “vermeerderen” een tweeeenheid zijn. Wie gericht is op de uitbreiding van Christus’ Koninkrijk, kan niet om de kerk heen, de gestalte van Christus op aarde. En andersom: wie werkelijk gaat beseffen wat het betekent om kerk te zijn, een heilig volk, huisgenoten Gods, zal ernst maken met de bedoeling van God met deze wereld. Hij wil niet dat iemand verloren gaat, maar dat zij zich bekeren. En leven.

Dr. S. Paas is sinds 1999 landelijk evangelisatieconsulent, in dienst van deputaten voor de evangelisatie.

1. J.H. Velema, “De Evangelisatie-Ouderling”, Ambtelijk Contact 18 (1963), 172-176; Idem, “Kerkeraad en evangelisatie”, Ambtelijk Contact 47 (1966), 497-501.

2. J.H. Velema, “De evangelisatie-ouderling”, 173.

3. W.H. Velema, “Waarom groeien onze kerken niet?”, Ambtelijk Contact 37/10 (1998), 268.

4. Een heel goed artikel is dat van J.P. Versteeg, “Het missionair karakter van de gemeente”, Ambtelijk Contact (1975), 27-31. Wie meer wil lezen, verwijs ik naar A. Noordegraaf, Vijf broden en twee vlssen: Missionair gemeentezijn in een (post)moderne samenleving, Boekencentrum, Zoetermeer 1998.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

“BEWAREN EN VERMEERDEREN”: EVANGELISATIE EN KERKENRAAD

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's