Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DIACONESSEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DIACONESSEN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op een niet al te duidelijk gestelde vraag of tegenwoordig „diaconessen" een ambt bekleeden en of dit naar Gods Woord toelaatbaar is, zou ik het volgende willen antwoorden.
Men heeft zekere categorie verpleegsters van kranken den naam van diacones gegeven. Deze verpleegsters bekleeden natuurlijk geen ambt, en het ware beter haar ook den naam van diacones niet te doen dragen, en b.v. van „zusters" te spreken, gelijk gewoonlijk dan ook geschiedt. Waarschijnlijk heeft men den naam „diacones" ontleend aan het Nieuwe Testament, Phoebe uit Kenchreën wordt een „diakonos" genaamd, welk woord gebruikt wordt in het algemeen voor elk dienaar, in het bijzonder voor een diaken. Waarschijnlijk verzorgde zij de talrijke vreemdelingen en kranken in Kenchreën. Zoo diende de diakonos tot hulp voor de diakenen, en in 1 Tim. 5 : 9, 10 wordt voor deze vrouwen den eisch gesteld: „Dat een weduwe gekozen worde (zij werden dus gekozen) niet minder dan zestig jaren, welke eens mans vrouw geweest zij; getuigenis hebbende van goede werken; zoo zij kinderen opgevoed heeft; zoo zij gaarne heeft geherbergd; zoo zij der heiligen voeten heeft gewasschen; zoo zij den verdrukten genoegzame hulp gedaan heeft; zoo zij goed werk nagetracht heeft." De weduwen, die niet hertrouwden hebben geruimen tijd verschillende hulpdiensten in de verzorging der nooddruftigen bewezen; zoo voorzagen zij de om het geloof in de gevangenis geworpenen van spijs en verzorgden zij de weezen. Eerst in het begin van de vierde eeuw ontstaat een orde der diaconessen en de gemeente te Constantinopel telde zelfs, ten tijde van Justinianus, naast 100 diakenen wel 40 diaconessen. Later werd de diacones vervormd tot non.
Ten tijde der Reformatie werd beproefd het diaconessen-ambt weder te herstellen. Wat ons land betreft, het convent te Wezel (1568) oordeelde: „dat ook vrouwen van beproefd geloof en eerbaren levenswandel en die van gevordenden leeftijd zijn, naar het voorbeeld der Apostelen tot dit ambt kunnen aangenomen worden." Maar de Synode van Middelburg (1581) beantwoordde de vraag: „of het raadzaam ware, het ambt der diaconessen weder in te voeren", ontkennend. „Maar in tijden van pestilentie of andere krankheden, zoo daar eenigen dienst bij kranke vrouwen te doen is, den diakenen niet betamelijk, zoo zullen zij die verzorgen door hun huisvrouw of andere daartoe bekwaamd zijnde." Dit is vrijwel het oordeel der Geref. Kerken in ons Vaderland gebleven. Geen afzonderlijk vrouwen-ambt, maar wel de vrouw, die daartoe gaven ontving, door de diakenen te gebruiken ter verzorging van kranken, nooddruftigen, hulpbehoevenden. Zoo oordeelde Voetius; in dien geest schreef ook Koelman.
Geen ambtelijke diaconessen dus voere de kerk in; maar wel moge de diaconie zich de hulp der vrouw verschaffen. En indien de diakenen minder formalistisch hun ambt bekleeden (de goeden niet te na gekomen) zou wellicht meer de behoefte aan hulp ook door de vrouw te bieden worden gevoeld. Helaas, zoo dikwerf acht de diaken zijn taak voldaan, als hij al de koperen centen (met enkele zilverstukjes) heeft afgeteld en voor elk, die zich kwam aanmelden (die aanmelding bevat een zachte aanklacht tegen u, diakenen) een portie heeft gereed gezet, dat dan af te halen (Waarom niet thuis bezorgd?) is op een gezetten tijd. Contact tusschen armen en diakenen is er weinig; overleg nog minder; besturing ontbreekt; vertroosting . . . . . maar, wie kan dan nog diaken zijn? „Dan moest je welhaast je er geheel voor geven." Inderdaad, diakenen, gij moet u geven. Hoe kunt ge keer na keer, bij uwe bevestiging het ja-woord aan God en de gemeente geven, zoo ge niet trachten wilt te leven voor de armen; zoo ge vreemdeling blijft van de toestanden; zoo ge uw heilig ambt verlaagt tot een formalistisch werk. Een arm mensch heeft ook gevoel voor de wijze waarop gij hem behandelt. Gij hebt de barmhartigheden Christi uit te dragen in de gemeente; en die zijn vele. Onmogelijk ware niet, dat ge dan de hulp der vrouw ook inroepen moest. En dat is niet tegen Gods Woord.

Yerseke,  Ds. G.H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1926

De Saambinder | 4 Pagina's

DIACONESSEN.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1926

De Saambinder | 4 Pagina's