Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1834 13 oktober 1959

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1834 13 oktober 1959

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit jaar zijn er in de maand oktober twee data, die ons bijzonder toespreken, namelijk niet alleen de 31ste oktober als gedenkdag van de Hervorming, maar ook 13 oktober. Op deze laatste datum werd immers 125 jaar geleden te Ulrum de Acte van Afscheiding en Wederkeer getekend. In de Acte verklaarden ds. H. de Cock en zijn volgelingen, dat zij overeenkomstig het ambt aller gelovigen zich afscheidden van de Nederl. Hervormde Kerk totdat deze terugkeren tot de waarachtige dienst des Heeren.

Ds. H. de Cock, die oorspronkelijk voortkwam uit de kring, die hij later moest bestrijden, kwam in Ulrum, zijn derde gemeente tot het hartelijk belijden van de soevereiniteit van Gods genade. De Heere gebruikte daarvoor als middel zijn vrouw, de vaderlijke critiek op zijn preken van zijn ouderling Jan Beukemaen, de woorden van de godvrezende Klaas Kuipinga, die tot zijn dominee sprak: „Dominee, indien ik ook maar één zucht tot mijn zaligheid moest toedoen, dan was het met mij voor eeuwig verloren." God gebruikte dit om ds. de Cock dit eenvoudige bij ervaring te leren kennen. Sinds die tijd trad hij op als kampvechter voor het gezag van Gods Woord en de Gereformeerde belijdenis, die alom in de kerk werd verloochend en vertrapt. Hij nam de handschoen op tegen zijn collega's J. Meyer Brouwer van Uithuizen en dr. G. Benthem Reddingius van Assen, die een boekje hadden geschreven om op vaderlijke wijze het kerkvolk te waarschuwen tegen de Calvinistische — piëtistische vroomheid. De Cock beantwoordde dit geschrift met een brochure, getiteld:

„Verdediging van de ware gereformeerde leer en van de ware gereformeerden, bestreden en ten toon gesteld door twee zogenaamde geref. leraars, of de schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. de Cock, 1833".

Reeds de titel van dit geschrift riep de toorn van heel de verlichte wereld over hem op. Dit geschrift gaf dan ook de uiteindelijke doorslag tot zijn schorsing. Op 19 dec. 1833 werd de Cock door een niet tot oordelen bevoegde vergadering — slechts vijf van de negen leden waren aanwezig — voor onbepaalde tijd geschorst.

Tevergeefs beklaagde de Cock zich bij de Koning en zocht recht bij het Provinciaal Kerkbestuur. Integendeel, het bestuur verzwaarde het vonnis op 1 april 1834 tot een tweejarige schorsing met verlies van tractement. En nadat hij in een boekje tegen de Evangelische gezangen een voorrede had geschreven, nam het kerkbestuur daaruit aanleiding om hem op 29 mei 1834 zelfs af te zetten.

Hoe kwam zijn gemeente toen op 13 okt. 1834 tot het tekenen van de akte van Afscheiding? Had ds. de Cock hen daartoe opgezweept? Neen lezers, het was in feite omgekeerd.

De Cock onderwierp zich aan zijn schorsing en afzetting en preekte niet meer. En zijn gemeente heeft een jaar lang de schorsing van haar geliefde herder en leraar verdragen en zocht troost in particuliere samenkomsten.

Maar ook de particuliere samenkomsten werden verboden op grond van een artikel uit een verouderd wetboek uit de tijd van Napoleon.

Daar kwam bij, clat toen ds. H. P. Scholte van Doeveren ds. de Cock kwam bezoeken en de gemeente zodoende in de gelegenheid gesteld werd weer eens cle zuivere waarheid Gods te beluisteren, cle consulent van Ulrum halsstarrig weigerde ds. Scholte op de preekstoel toe te laten.

Nu was de maat vol.

Want wat was nu heel duidelijk gebleken?

Dat cle kerkelijke besturen het Woord Gods in cle kerk tot zwijgen wilden brengen.

En daarom scheidde men zich af van een kerk, die het Woord Gods tot zwijgen wilde brengen en haar eigen woord in remonstrantse en vrijzinnige dwaling centraal wilde stellen.

En daarom waren op de avond van de 13e oktober 1834 deze eenvoudige mannen en vrouwen daar in Ulrum bijeen, samen met ds. de Cock om de acte van Afscheiding en Wederkeer op te stellen en te ondertekenen.

Zij konden niet anders vanwege het Woord Gods.

Zij schreven dat zij geen gemeenschap meer wilden met de Nederlands Herv. Kerk, totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren; en verklaren tevens gemeenschap te willen oefenen met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering aan wat plaatse God dezelve ook verenigd heeft".

Ondanks al het menselijke, wat ook de Afscheiding kenmerkte, heeft God haar in de breuk van Sion, gesteld tot bewaring van de leer der Schrift en tot onderhouding van Zijn Kerk.

En nu zijn wij 125 jaar verder.

Nog altijd is cle Hervormde Kerk als Kerk niet teruggekeerd tot de waarachtige dienst des Heeren. Nog altijd is de dwaalleer niet uitgedreven en het onfeilbaar gezag van Gods Woord en de belijdenis der vaderen in rechten hersteld.

De eisen, die Christus als de Koning der Kerk aan de kerk stelt verbieden ons ook nu in 1959, hoezeer men ook buiten de kerk der vaderen over het algemeen van de benadrukking van de leer der souvereine genade, waarin de Heere Zich verheerlijkt in het hart van Zijn kinderen, is afgeweken, een streep te halen door de afscheiding.

En ook zijn nog altijd cle afgescheidenen niet verenigd met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering.

Integendeel de breuk is groot.

Wij achten ons als Gereformeerde Gemeenten zonen en dochteren der af-, scheiding. Want al komt de ene tak van onze gemeenten voort uit de afzetting van ds. Ledeboer in 1840, de andere tak komt rechtstreeks uit 1834. Die tak heeft geen vrijheid aangevraagd, zoals de latere Christelijke Gereformeerden deden, omdat zij daarin zag een verloochening van het beginsel der afscheiding. Leeft echter cle geest van de vaderen der afscheiding nog in ons? Het ging die Vaderen niet om het eenzijdig op de spits drijven van één of ander leerstuk, ze vielen niet van het ene systeem in het andere, maar zij wensten onvoorwaardelijk te buigen voor het gezag van het Woord Gods en voor de rijke Gereformeerde belijdenis van Gods vrije genade voor een arme zondaar en van de weg, hoe die zondaar deel krijgt aan die vrije genade.

Moge die geest van de eenvoudige vromen uit 1834 ook onder ons leven en moge er een bewenen zijn van de breuk van Sion, opdat de Heere Juda's steen wilde herbouwen uit het stof.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1959

Daniel | 8 Pagina's

1834 13 oktober 1959

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1959

Daniel | 8 Pagina's