Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgroeien tussen de volwassenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgroeien tussen de volwassenen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verwend. Zo wordt er vaak gedacht over kinderen die zijn opgegroeid zonder broers of zussen. Jaap van der Weerd (43) uit Zalk en Dittie Snoek (42) uit Urk kennen het vooroordeel, maar herkennen het niet in hun eigen leven. Dittie: Op de rollerskates die ik zo graag wilde hebben, moest ik toch echt gewoon wachten tot mijn verjaardag.

Beiden zijn begin veertig, groeiden alleen op en hebben nu zelf twee kinderen: een jongen en een meisje. Verdere overeenkomsten dachten Jaap van der Weerd en Dittie Snoek niet te hebben. Tot ze er na het gesprek achterkomen waar ze elkaar toch van kennen. Dittie in een mail: „Ik heb een klassenfoto van scholengemeenschap Pieter Zandt erbij gepakt: we blijken in hetzelfde jaar havo-examen te hebben gedaan!”
Jaap heeft Dittie uitgenodigd op zijn boerderij in Zalk, om samen met haar te praten over hoe het is om enig kind te zijn. Zijn eigen ouders moesten elf jaar op zijn komst wachten, zijn vader was toen 45, zijn moeder bijna 40. Ditties ouders waren vijf jaar getrouwd toen zij geboren werd en nog begin twintig. „Maar erna is er nooit meer een kindje geboren. Ik hoorde later dat ze het als een wonder zagen dat ik er was.”
Heel graag had ze als kind een broer of zus gekregen. „Ik vroeg daar ook regelmatig om. Maar op een gegeven moment ben ik ermee gestopt. Ik besefte dat het toch niet meer ging gebeuren.” Hij: „Ik ben daar nooit zo mee bezig geweest. Mijn komst was zo speciaal dat ik nooit heb bedacht dat er nog wel een broer of zus bij zou komen.”

Gemis
Jaap tegen Dittie: „Heb je broers of zussen gemist?” Dittie: „Ik had graag een broer of zus gehad, maar doordat ik op Urk tussen nichtjes en neefjes ben opgegroeid, had ik toch voldoende gezelligheid.. Ik was bijvoorbeeld kind aan huis bij mijn tante, die vier kinderen heeft. Toen zij een baby kreeg, mocht ik regelmatig komen om hem in bad te doen. Ook daarna bleef ik vaak bij hen over de vloer komen. Haar kinderen voelen als mijn eigen broers en zussen.”
„Dat heb ik zo niet gekend”, zegt Jaap. „Ik werd groot op een boerderij, die ik later van mijn ouders overnam. Ik had wel drie oudere neven die regelmatig kwamen logeren, maar verder was ik in de familie de jongste. Toch heb ik het nooit als probleem gezien dat ik alleen opgroeide. Ik ken enig kinderen die er erg veel moeite mee hadden, maar ik heb dat nooit zo ervaren. Op de boerderij was het niet saai. In de zomer waren er vaak stagiaires, die dan de hele week bleven logeren. Daar heb ik leuke herinneringen aan. Later werkte ik zelf ook vaak mee op het bedrijf van mijn ouders.
Ik merk wel dat ik, nu mijn ouders allebei zijn overleden, mensen mis die uit hetzelfde nest komen, met wie ik over mijn ouders kan praten, gezamenlijke herinneringen kan delen.”
„Mijn ouders leven allebei nog”, zegt Dittie. „Dus daar heb ik nooit zo over nagedacht, maar ik kan me wel voorstellen dat je dat op een gegeven moment zo kan ervaren. Het verschil bij mij is dat mijn nichten en neven mijn ouders ook goed kennen, van kinds af aan. Hoewel een broer of zus dan misschien toch weer anders is.
Toen mijn vader vijf weken in het ziekenhuis lag, ben ik bijna dagelijks bij hem op bezoek geweest. Als iemand heel ziek is, mag alleen de naaste familie komen. Dan ben je toch zelf degene die gaat.”
Hij: „Dat herken ik. Mijn moeder was voordat ze overleed korte tijd ziek, maar ook toen kwam de zorg vooral op mij neer. Ik heb haar toen veel opgezocht.”

Tussen de volwassenen
Jaap: „Ik had een relatief oude vader en moeder, maar ik heb dat zelf nooit als een probleem ervaren. Ze deden niet oud. In mijn beleving waren ouders rond de vijftig, grootouders rond de tachtig. Later kreeg ik pas door dat de vaders en moeders van de meeste kinderen jonger waren. Doordat ik alleen was, groeide ik wel wat tussen de volwassenen op. Ik kon ook altijd vrij goed praten met oudere mensen.”
„Ik ging als kind altijd op zoek naar jonge mensen om me heen”, zegt Dittie. „Ik was vaak bij familie. Of ik ging naar de buren of naar vrienden. Ik denk dat 80 procent van mijn vriendinnen uit een groot gezin kwam van rond de tien kinderen. Daar kon ik altijd aanschuiven. Ook nam ik vaak vrienden mee naar huis, mijn ouders hebben daar nooit moeilijk over gedaan. Ik zorgde dus zelf heel bewust voor reuring, maar ik kon ook goed alleen zijn. Ik vermaakte me uren met een boek bijvoorbeeld.”
„Ja, ik ook. Ik heb heel wat series stukgelezen. Ik deed dat liever dan bijvoorbeeld een spelletje spelen. Nog steeds trouwens.”
Dittie: „Ja, dat heb ik ook. Spelletjes zijn niks voor mij.”
Jaap: „Hoewel ik geen naaste familie meer heb, heb ik wel een grote vriendenkring. Twee groepen van vier vrienden, waar ik vanaf de middelbare school veel mee optrek. Vriendschappen vind ik belangrijk, misschien juist omdat ik geen broers of zussen heb.” Zij: „Ik heb twee vriendinnen met wie het lijkt alsof ze zussen zijn. Hoewel ik natuurlijk niet echt weet hoe dat voelt, omdat ik geen zus heb.”
Zelf hebben Dittie en Jaap allebei twee kinderen. Die van Dittie zijn 22 en 19, die van Jaap 14 en 10 jaar. Jaap: „Als ze samen ruziemaken, roep ik weleens gekscherend: „Dat deed ik vroeger nooit.” Dan zeggen zij weer: „Ja, hè, hè...” Dittie: „Ik zeg weleens tegen mijn kinderen: Ik heb vroeger zo vaak gevraagd om een broer of zus, jullie hebben er een en dan maak je er ruzie mee.”

Loslaten
Dittie trouwde jong. „Ik was nog geen veertien toen ik verkering kreeg. Dat moet voor mijn ouders best even slikken zijn geweest. Maar ze hebben nooit laten merken dat ze het lastig vonden me los te laten, ook niet toen ik op mijn negentiende trouwde en het huis uit ging.”
Haar vriend kwam uit een gezin met vijf kinderen. „Ik herinner me nog goed dat ik voor het eerst bij mijn schoonouders ging eten: wat een discussies waren er daar aan tafel. Dat was ik helemaal niet gewend. Bij ons was de maaltijd altijd een rustmoment.”
Jaap: „Mijn vrouw Jolanda heeft twee zussen. Maar ik was wat ouder toen ik haar leerde kennen.”

Ruimte innemen
Wie als enig kind opgroeit, mist de interactie met broers en zussen en wat je daarvan leert, zeggen psychologen. Zoals voor jezelf opkomen, ruimte innemen. Dittie: „Dat leer je inderdaad niet in het contact met broers en zussen. Maar ik heb dat later wel gecompenseerd. Vijf jaar in de bus van mijn woonplaats Urk naar school in Kampen en later werken in een visbedrijf, dan leer je wel voor jezelf opkomen.”
Jaap: „Bij mij speelde dat misschien wel meer dan bij jou. Hoewel dat ook wel afhankelijk is van je karakter. Ik was als kind vrij bleu, op school heb ik nooit een vraag gesteld. Hoewel ik op dat punt wel bijgeleerd heb. Ik maak nu makkelijker contact met anderen dan bijvoorbeeld mijn vrouw.”
Een tip voor ouders van enig kinderen hebben Jaap en Dittie wel. Zij: „Ik ken ouders die heel beschermend zijn naar hun kinderen. Juist als je er maar één hebt, kan het gevaar bestaan dat je niet los durft te laten. Ik ben blij dat mijn ouders daar geen punt van maakten. Op schoolreisje? „Maak plezier!” Bollen pellen? „Ga maar.” Ze hebben nooit de neiging gehad me bij zich te houden. Dat is heel belangrijk voor mijn ontwikkeling geweest.”


Jaap van der Weerd
„Vrienden vind ik belangrijk, misschien juist omdat ik geen broers of zussen heb.”


Dittie Snoek
„De kinderen van mijn tante voelen als mijn eigen broers en zussen.”


Stelling:

Een enig kind is vaak verwend!

Zo reageerden lezers op Facebook:

Nineke Wassenaar-Rozendaal: Wij hebben één kind. Ze zal best iets meer krijgen dan kinderen in een groot gezin, maar verwennen? Nee, ik vind van niet. Hooguit verwen je ze met aandacht, want die hoef je als ouders niet te verdelen. Eenzaam is ze absoluut niet, een enig kind weet juist beter dat ze contacten buiten de deur moet zoeken en is daardoor vaak socialer, is mijn idee.

Anna Voor de Poorte: Zelf was ik enig kind en ik heb een geweldige jeugd gehad. Al waren mijn ouders wel wat overbezorgd. Toen ze ouder werden, lag de zorg voor hen wel bij ons gezin: mee naar de dokter, naar het ziekenhuis en dergelijke.

Marieke Van Vugt: Hoe ouder ik word, hoe meer ik broers en zussen mis. Sommige dingen begrijpen anderen gewoon echt niet, dat wil je dan met broers en zussen delen.

Marjan van Antwerpen-Jelier: Ik kom zelf uit een gezin van vijf, maar ik heb niet echt een band met de rest en daardoor ook geleerd dat geluk niet altijd in de hoeveelheid kinderen zit.

Ria Arensman: Heb ook één kind. Na 23 jaar huwelijk! Natuurlijk wordt mijn dochter verwend, je kunt éen kind nu eenmaal meer geven dan vier of vijf. Maar mijn dochter gedraagt zich absoluut niet verwend. Het gaat om het karakter.

Antonia van Gaalen: Als enig kind werd ik niet meer verwend dan anderen. Misschien dat ik wat meer aandacht kreeg, omdat die niet verdeeld hoefde te worden.

Jolanda Dost: Wegsnappen is er nooit bij omdat alle aandacht op jou als enige gericht is.

Dorine GS: Ik denk dat het vooral zwaar wordt als enig kind wanneer ouders moeilijkheden krijgen, zoals ziekte. Dan moet je veel dingen alleen doen. Dat is zwaarder dan wanneer je de zorg kunt delen.

Hanneke Schaab: Verwend ben je volgens mij pas als je niet de waarde leert van wat je hebt (gekregen) of als je nooit ”nee” te horen krijgt, zelfs als het beter is. Dat lijkt me niet perse een kenmerk van gezinnen met een kind...


Een onmiskenbaar spoor
Waar je opgroeit, kleurt je ontwikkeling. Dat staat vast voor Jannie Eijmael-Verkade, klinisch psycholoog bij Eleos in Dordrecht. „Het trekt een onmiskenbaar spoor of je opgroeit met veel broers en zussen of alleen. Maar hoe groot die invloed precies is, en op welke manier die zich uit, is minder duidelijk aan te geven. Er zijn veel variabelen die meespelen. Zoals de draagkracht en het karakter van ouders en kinderen.
In het algemeen kun je zeggen dat je in een groter gezin meer oefenmogelijkheden hebt in hoe je met anderen omgaat. En hoe je jezelf daarin handhaaft. Een minder positief punt is dat kinderen in grote gezinnen hinder kunnen ondervinden van onderlinge pesterijtjes. Dat geldt ook als ze te weinig gezien worden in hun eigenheid en hun behoeften. In een kleiner gezin ben je vaker het middelpunt als kind, word je meer gezien door je ouders. Hoe dit uitwerkt verschilt per situatie.”

Verwend
Zijn kinderen die alleen opgroeien verwend? „Dat wordt vaak gezegd, maar wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat niet. Wel staat vast dat enig kinderen en oudste kinderen veel overeenkomsten hebben. Dat is logisch, want ook oudste kinderen zijn eerst een poosje alleen met hun ouders. Bij beide groepen blijkt dat ze het lastiger vinden om zichzelf primair te verdedigen, ofwel op een directe, natuurlijke manier hun grenzen aan te geven en op te komen voor zichzelf. Natuurlijk kun je dat later nog wel leren. Maar als je met broers en zussen opgroeit, doe je dat automatisch vanaf al heel jonge leeftijd. Die leerervaring hebben enig kinderen en oudste kinderen nu eenmaal niet.
Uit onderzoeken in China, waar veel enig kinderen zijn, blijkt dat veel van hen een positief zelfbeeld hebben. „Het is voor hen vanzelfsprekend om aandacht te krijgen. Maar de keerzijde is dat zij veel moeten waarmaken, omdat de verwachtingen hoog zijn. Dat heeft in China denk ik met de prestatiegerichte cultuur te maken, maar dat kan hier in Nederland natuurlijk ook spelen, als ouders daar niet alert op zijn.”

Ouders
„Voor ouders met één kind is het extra belangrijk om hun kind te stimuleren vriendschappen aan te gaan. In een intieme vriendschap leer je veel dingen die je in het samenleven met een broer of zus ook leert. Aandacht delen bijvoorbeeld, of ruimte innemen, geven en nemen.
Daarnaast is het van belang om de aandacht voor je kind te doseren. Je kunt er niet omheen dat je kind het middelpunt is, maar wees er alert op hem niet te verstikken met aandacht of te beschermend te zijn. Voor kinderen is het goed als je dingen op zijn beloop laat om ze het zelf op te laten lossen.”
Dat enig kinderen zielig zijn, is een vooroordeel dat Jannie Eijmael niet wil bevestigen. „Het is rijk om met broertjes en zusjes op te groeien, maar dat het zielig is als je die niet hebt, vind ik te sterk uitgedrukt. Ik begrijp het wel dat volwassenen die geen broers of zussen hebben, zeg- gen dat ze verbondenheid missen met mens- en die in dezelfde setting als zij zijn opgegroeid. Zeker later kan zo’n gezamenlijk verleden een sterke verbondenheid geven. Bijvoorbeeld bij het zorgen voor ouders die afhankelijk worden. Die zorg kun je dan samen dragen. En je kunt met elkaar het proces van afscheid nemen van je ouders doormaken. Zeker op zulke momenten zijn vriendschappen met anderen die jou al lang kennen erg waardevol.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 mei 2017

Terdege | 100 Pagina's

Opgroeien tussen de volwassenen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 mei 2017

Terdege | 100 Pagina's