Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Oorlog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

11

Om de zondaar te pijnigen in zijn val en El-Schaddai te krenken in Zijn eer, stelde Diabolus alles in het werk de roepstemmen van Gods genade krachteloos te maken.

Met kracht werd het de heer Wil op het hart gebonden zich stipt te houden aan de bevelen die hem gegeven werden. „Stel aan iedere poort”, zeide zijn meester, „een sterke wacht. Stuit en onderzoek allen die van verre komen om te handelen en verneem vanwaar zij zijn. Laat hen geenszins in de stad toe voor u klaar ziet, dat ze begunstigers zijn van ons treffelijk gouvernement. Ik beveel ook”, zei Diabolus, „dat gij gedurig let op degenen die door de stad heen en weder wandelen en dat gij uw macht gebruikt om te bedwingen en te verstoren al degenen, die tegen ons complotteren, of ook maar spreken van ’tgeen El-Schaddai en Immanuël hebben voorgenomen.” Dit werd zo verricht. De heer Wil hoorde naar zijn heer en meester en voegde zich met alle naarstigheid naar zijn bevel. Hij hield tegen wie uit de stad weg wilde en sloot buiten, wie er met goede tijding binnen wilde komen.

Alles werd in het werk gesteld om Mensnel door onwetendheid zorgeloos te houden, want zorgeloosheid is de kortste weg naar de buitenste duisternis.

Bevreesd voor de plannen van Vorst Immanuël tot bevrijding van de stad, werden nog meer voorzorgsmaatregelen getroffen om dat te verijdelen. Tot dusver gekomen legde Diabolus, om Mensziel zo zeker te maken als hij kon, een nieuwe eer en een vervaarlijk verbond op de inwoners. Hij deed hen zweren, dat zij hem of zijn regering nooit verlaten of verraden zouden. Noch trachten zijn wetten te veranderen, maar dat zij hem zouden erkennen, belijden en voor hun wettige koning houden. Hem trouw zouden blijven, hem helpen verdedigen tegen een iegelijk, die nu of daarna, door enig voorwendsel, wet, titel, of wat het mocht zijn, aanspraak op de stad Mensziel zou maken. Waarbij hij, naar ’t scheen van mening was, dat El-Schaddai geen macht had hen te ontslaan van dit verbond met de dood en dit verdrag met de hel.

Maar het zal niet baten al heeft men de leugen tot een toevlucht gesteld om zich onder het kleed van valsheid te verbergen. Want niets is voor de Heere verborgen. Hij ziet tot in de binnenste schuilhoeken van het hart.

Het dwaze en slechte Mensziel trachtte niet eens aan dit monsterachtige en ongehoorde verdrag te ontkomen. Maar als ware het een splintertje in de mond van de walvis, zo slikten de heden het zonder te kauwen.

Waren zij er dan niet door bedroefd en ontroerd? Wel neen, gekomen in de, staat van vijandschap tegen God, was er niet de minste betrekking meer op Hem om bedroefd en ontroerd te worden. In de verharding van hun hart durfden zij te pochen en te roemen in hun trouw aan de helse tiran, die zich tot koning over hen had opgeworpen. En door hem opnieuw trouw te zweren werd El-Schaddai met Zijn Zoon Immanuël tot in het uiterste gekrenkt.

Voor Diabolus was het slechtste nog niet slecht genoeg opdat Mensziel door haar slechtigheid met hem zou worden gelijkgesteld. Naar zijn gedachte was hij te slecht voor genade en daarom werd Mensziel met steeds meer kracht door hem voortgedreven naar het bedrijf van de grootste gruwelstukken der ongerechtigheid. Om het Vorst Immanuël zo totaal onmogelijk te maken haar te verlossen. Maar dat was door hem niet tot stand te brengen. Want hoe slecht de mens ook is als satanskind, daar is toch nog onderscheid.

In de eerste plaats heeft satan veel hoger gestaan in eer en heerlijkheid dan de mens. En dan moet u dit nog in aanmerking nemen, dat hij geheel opzettelijk en uit eigen beweging met alles wat in hem was, zich radicaal tegenover God kwam te stellen. Terwijl de mens van buitenaf is verleid geworden. En nu komt de Heere vanuit Zijn ontfermende liefde van buiten af tot de mens met Zijn genade.

Wel kan de mens zich daarna weer onwaardig maken, door het Evangelie dat werd aangenomen opzettelijk af te zweren in het zondigen tegen de Heilige Geest. Hebreen 6. Maar daarvan is hier nog geen sprake daar het Evangelie door Mensziel nog niet werd aangenomen.

Nu de stad Mensziel gewapend is met de wapenen der ongerechtigheid, om met des te meer beslistheid te strijden tegen de openbaring van El-Schaddai en Zijn Zoon Immanuël, moest zij nog gesterkt worden in het ongeloof.

Daar het woord waarmee de Heere tot het hart komt een getrouw woord is en aller aanneming waardig, mocht het bij Mensziel geen ingang bekomen. Want dat Woord is de bron van het geloof en het zaad der wedergeboorte. De berichten van haar verlossing die de stad mochten bereiken moesten krachteloos en waardeloos gemaakt worden, door haar op te wekken alleen hard van God te denken.

’t Is wel waar dat de mens vanuit zichzelf niet in staat is goed van God te denken, daar hij van nature leeft in de staat des ongeloofs. Maar als de Heere vanuit Zijn ontfermende liefde met de gedachten aan Zijn goedertierenheid komt tot de stad, dan kon zij er wel eens door tot andere gedachten komen. En inderdaad zou dat kunnen, het hart kan er zelfs door getrokken worden vanuit de heerschappij van zonde, satan en ongeloof. De Schrift zegt toch: „Niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt.” En daaruit blijkt dat het wel terdege kan. Maar daarvan is nog niet de minste kennis in Mensziel.

De stad denkt uit kracht van haar diepe val hard van de Heere. En zo gaat het vuur des ongeloofs steeds feller branden in vijandschap tegen God en Zijn dienst.

„U kunt er zeker van zijn”, zei satan, „als El-Schaddai en Zijn Zoon komen tot de stad, dat zij komen om de stad met wortel en tak uit te roeien.

Laat u dan niet bedriegen als zij spreken van verlossing uit kracht van goedertierenheid.”

Inderdaad, het is vrucht van de dierbare werkingen van de Heilige Geest als een mens met verwondering leert denken vanuit Gods goedertierenheid en zegt: „Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat wij niet vernield zijn.” Dat breekt de helse kracht van het ongeloof tot verbinding van het hart aan de Heere en aan Zijn dienst.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's