Zondag 6: De Middelaar tussen God en de mensen

In de vorige zondagen is geleerd dat de rechtvaardige God de zondige mens niet van de verdiende straf zal ontslaan zonder volkomen voldoening, en dat deze niet teweeggebracht kan worden door onszelf en ook niet door enig gewoon schepsel in de hemel of op aarde. Daarmee zou dan alle hoop op verlossing de mens ontnomen zijn, tenzij God naar Zijn grote genade en door Zijn oneindige wijsheid een middel en Middelaar had weten te vinden, door Wie deze voldoening teweeggebracht kon worden.
Dit wordt ons in het Evangelie geopenbaard en in deze Zondag verklaard, namelijk:
I. Hoedanig onze Middelaar en Verlosser moet zijn, in vraag 15, 16 en 17.
II. Wie deze Middelaar is, in vraag 18.

Wat voor Middelaar
Het antwoord blijkt uit de antwoorden van de catechismus op vraag 15, 16 en 17, waarin geleerd wordt dat voor ons zulk een Middelaar nodig is, Die:
1. Mens is.
2. Waarachtig mens is, Die uit ons geslacht Zijn natuur heeft en altijd behoudt.
3. Volkomen rechtvaardig mens is.
4. Waarachtig God is.
Samengevat: de Middelaar is een Persoon Die God en mens is, Die beide naturen heeft, de Goddelijke en de menselijke, in eenheid des Persoons, opdat Hij waarlijk een Tussenpersoon en Middelaar tussen God en de mensen zou zijn.

Wie is deze Middelaar
Nu wordt vervolgens onderzocht Wie dat dan is. Hiervan moeten wij zekerheid hebben, want hoe zouden wij Hem Die ons onbekend is, aanroepen? Hoe zouden wij er ook zeker van kunnen zijn dat de betaling voor ons heeft plaatsgevonden, als wij onze Borg, Die Zich in onze plaats gesteld heeft, niet kenden?
Daarom wordt hier ten eerste geleerd dat onze Heere Jezus Christus de Middelaar is, en ten tweede dat Hij ons van God met al Zijn schatten geschonken is.

Ursinus noemt ons acht bewijzen waarom ‘Jezus Christus, onze Heere, de Middelaar is en Hij alleen dit kan zijn’. We citeren er drie: [pag. 241 e.v.]
1. De Middelaar moest voor ons lijden en sterven. Het is alleen de Zoon Die, toen Hij de menselijke natuur aangenomen had, voor ons geleden heeft en gestorven is.
‘God is geopenbaard in het vlees’ (1 Tim. 3:16);
‘Is gedood in het vlees’ (1 Petr. 3:18).
2. Het wordt ook bewezen uit de werken en wonderen die Christus gedaan heeft.
‘Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: de blinden worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd’ (Matth. 11:4-5).
3. Het wordt bewezen uit duidelijke getuigenissen van de Schrift.
‘Er is één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus’ (1 Tim. 2:5).
‘Christus Jezus is ons geworden wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing’ (1 Kor. 1:30).

Geliefde meelezer en medereiziger naar de eeuwigheid, kennen we iets van deze Middelaar? De Heere geve geen rust eer ‘Hij ons van God met al Zijn schatten geschonken is’.

Uit: Zondag 6; HET SCHATBOEK, Z. Ursinus, deel 1; Gebr. Koster, Barneveld 2013

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen