Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemeente in de wereld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente in de wereld

IV. De tussenmuur weggenomen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Bijbelstudie Efeze 2:11 - 3:13)

We kunnen niet over de taak van de gemeente van Christus in de wereid nadenken en aan de plaats en roeping van Israë voorbijgaan. De apostel Paulus legt de christengemeenten uit dat de eretitels en voorrechten van het oude volk Gods sinds ook hen gelden. Dit betekent echter niet dat de kerk de privileges van Israël heeft overgenomen en als het nieuwe Israël zij heeft overgenomen. Dit blijkt wel heel duidelijk uit de Efezebrief.

Het geheimenis van Christus

Met name Efeze 2 : 11-3 : 13 vraagt onze aandacht. Kernwoord in dit gedeelte en van heel de brief is het begrip geheimenis (mysterion). Het heeft vooral vanaf de laat-oud-testamentische tijd de betekenis van een eschatologisch geheimenis, dat wil zeggen van een verhulde aankondiging van door God bepaalde, toekomstige gebeurtenissen. Het gaat om het heilsplan van God met zijn wereld, zoals Hij dat in zijn verborgen raad heeft vastgesteld en dat gaat uitwerken in de geschiedenis.

De apostel gebruikt het om daarmee de inhoud van zijn prediking aan te duiden. Met diepe verwondering vermeldt Paulus dat hém de genade te beurt is gevallen om , , dit geheimenis van Christus" bekend te maken onder de volken (Efeze 3 ; 4). Wat eeuwen en geslachten lang verborgen was is nu geopenbaard en mag door hem alom worden verkondigd:

„Dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie" (Efeze 3 : 6). De betekenis van deze woorden kan moeilijk overschat worden. Met deze zin is het wezenlijke punt van het „geheimenis" omschreven. Er is tussen Israël en de volken een volstrekt nieuwe verhouding tot stand gekomen, gekenmerkt door het driemaal herhaalde woordje , , mede".

Voor een goed verstaan is het belangrijk te weten dat Paulus zich in zijn brief bijzonder richt tot de heiden-christenen in een gemeente tot welke ook joden-christenen behoren. Beheersend thema van de brief is de eenheid van de gemeente. Het is niet onmogelijk dat de eersten zich tegenover de laatsten die een onbeduidende minderheid vormen al te zelfverzekerd opgesteld hebben, omdat zij zichzelf zagen als het nieuwe Israël dat in de plaats van het oude volk Gods is getreden. Er is voor de heiden-christenen geen enkele reden om zich meer te achten dan de joden. Laten zij bedenken dat zij eertijds „heidenen" waren naar het vlees. Hier wordt gedoeld op het grote onderscheid dat er sinds Abraham is tussen Israël en de overige volken der aarde.

De mensheid viel in tweeën: ods eigendomsvolk en de heidenen, die buiten het heil en de voorrechten van Israël staan. Scherp staat het, , eertijds" van vers 11-12 tegenover het, , thans" van vers 13. Eertijds:1. gescheiden van Christus, 2. uitgesloten van het burgerrecht van Israël, 3. vreemd aan de verbonden der belofte, 4. zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans: n Christus Jezus.

De kerk: erbij gekomen

Een tweede tegenstelling vormt het woordpaar veraf - nabij (vs. 13). De heidenen moeten beseffen dat zij oorspronkelijk op grote afstand stonden, eerst nü zijn ze „nabij" (op grond van het vervolg zijn we geneigd te vertalen , , erbij") gekomen. En wel , , door het bloed van Christus" (vs. 13).

Hij droeg de schuld, zowel van de volken als van Israël, in zijn kruisoffer dat verzoenende kracht heeft voor de hele wereld. Joden en heidenen die door de verzoeningsdood van Christus samengebracht zijn, leven in de ene gemeente.

Hij, die „onze vrede" genoemd wordt, heeft die twee waren tot één gemaakt (vs. 14). Hij heeft , , de tussenmuur die uit de omheining bestond" weggenomen. Zoals een landgoed of een wijngaard omheind is, opdat onbevoegden die niet zullen betreden om iets wat hen niet toekomt weg te nemen en te genieten, zo waren de voorrechten van Israël eeuwenlang onbereikbaar voor de volken. Waarschijnlijk denkt Paulus hier aan de wet met haar talloze geboden en verordeningen, die de eeuwen door een barrière tussen joden en heidenen vormde, welke tot diepe vervreemding en vijandschap heeft geleid en de kloof heeft versterkt, maar die wel noodzakelijk was om Israël voortdurend aan zijn bijzondere plaats temidden van de volken te herinneren. Christus heeft deze ceremoniële wet ontkracht en haar buiten werking gesteld, in zijn vlees, dat wil zeggen in zijn lichamelijke dood aan het kruis, en daarmee de vijandschap aan dat kruis vernietigd (vs. 15).

Doel van het wegnemen van de omheining met alles wat daar aan vast zit is dat beide personen, jood en heiden, door Christus tot één nieuwe mens(heid) geschapen worden, tot één lichaam verbonden (vs. 15-16). Sterker dan in bovengenoemde termen kan de in Christus tot stand gekomen eenheid moeilijk worden omschreven. De een heeft dan ook niets voor op de ander. In Christus is volkomen gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging. Er zijn noch voor jood, noch voor heiden beperkingen in de vorm van scheidingmakende geboden en barrières. Door Hem hebben beiden in één Geest de toegang tot de Vader (vs. 18). Paulus trekt dan de gevolgtrekking dat de gojim die eertijds uitgesloten waren van het burgerrecht van Israël, nu niet langer, , vreemdelingen en bijwoners", rondtrekkende buitenlanders zijn, maar zij zijn verheven tot „medeburgers der heiligen Gods" (vs. 19). Zij delen voortaan in de volle rechten van Israël, en behoren nu gelijkelijk tot Gods huisgezin als de joden.

Wij merken op dat op het woordje „mede" alle nadruk valt: de heidenen zijn

1. medeburgers 2. mede-erfgenamen 3. medeleden 4. mededeelgenoten van Zijn belofte (3 : 6).

Zou dit viermaal herhaalde woordje in de exegese van de kerk der eeuwen werkelijk verstaan zijn, de leer van de kerk en in samenhang daarmee het geheel van de theologie en - belangrijker nog -

van de (kerk)geschiedenis zou vanuit het besef dat het heil uit de joden is, een volledig ander beeld hebben vertoond.

Wie nog steeds mocht menen dat de kerk het ware, het nieuwe, het geestelijke Israël zou zijn in die zin dat de joden hebben afgedaan vindt in de Efezebrief werkelijk geen steun. De christelijke kerk heeft én aan Israël én aan zichzelf tekort gedaan door zich van Israël los te scheuren en te ontkennen dat haar bestaan nauw met dit volk is verweven.

conclusies

a. De kerk is niet in de plaats van Israël gekomen, in de zin dat de hele in het Oude Testament beschreven erfenis door haar zou kunnen opgeëist en van Israël afgenomen worden. Wanneer de kerk Israël afschrijft door alle voorrechten en beloften te annexeren en die uitsluitend voor zichzelf te willen reserveren, komt ze gevaarlijk dichtbij de zonde van Israël, waardoor het volk zich op grond van de uitverkiezing meer achtte dan de andere volken (Jona).

b. Tot het wezen van het, , geheimenis" dat Paulus mag verkondigen dat de gojim voortaan in dezelfde privileges mogen delen als Israël. Wat eerst het voorrecht van de jood was, is nu ook het voorrecht voor de heiden. Daarmee is niet de noodzaak ontkend zowel voor de jood als de heiden om in het geloof te aanvaarden wat in Christus is geschied. Het gaat hier om het geweldige heilshistorische gegeven dat de heidenen met de nieuwe stand van zaken in Christus gelijke rechten hebben gekregen met Israël, zodat zij nu met evenveel vrijmoedigheid tot de Heere en zijn heil mogen naderen en op dezelfde wijze deel krijgen aan de zegeningen van het verbond en staat kunnen maken op de beloften Gods. Zij mogen op gelijke wijze delen in Christus. In deze zin wil de Efezebrief heidenchristenen duidelijk maken dat zij erbij-gekomen zijn en nu naast Israël zijn gesteld.

c. Tegelijk moet, willen wij aan het geheel van het nieuwe testamentische getuigenis recht doen, oo!c op een andere lijn in de bijbel gewezen worden. We moeten letten op het verband van Efeze 2 ; 11 - 3 : 13. De heidenchristenen moeten goed weten dat voor enige verbeelding geen plaats is. Zij zijn als het erop aan komt secundair, dat wil zeggen eerst in tweede instantie tot God en zijn heil gekomen, zoals dat Israël al eeuwenlang was toebetrouwd. Op andere plaatsen valt alle nadruk op de nieuwe schepping, die in en met Christus begonnen is.

Dan wordt beklemtoond dat de kerk als het nieuwe volk Gods de taak van het in ongehoorzaamheid verhardende Israël heeft overgenomen. De christenen, niet de joden zijn de gemeente Gods. Het gaat om het Israël naar de Geest; afstamming naar het vlees heeft geen heilswaarde. De gemeente van Christus, dat wil zeggen de rest van Israël en de heidenchristenen, vormen nu het ware Israël (vgl. Handelingen, Galaten, 2 Thess. 2:16). Wij zullen hier met twee woorden moeten blijven spreken.

Kosmische perspektieven

De verkiezing van Israël is niet alleen verkiezing tot heil en een voorrecht, maar behelst evenzeer en tegelijkertijd een opdracht tot dienst. Zou zo ook niet het nieuwe, , lichaam", waartoe nu behalve joden ook heidenen behoren, geroepen zijn om in heel haar bestaan dienstbaar te zijn aan Gods universele bedoelingen?

Wanneer we de plaats van het besproken bijbelgedeelte in ogenschouw nemen in het geheel van de Efezebrief blijkt dit inderdaad zo te zijn. De brief vertoont sterk eschatologisch-kosmische perspektieven, die nauw betrekking hebben op het, , geheimenis", dat God de gemeente te Efeze doet kennen (1:9). De inhoud van dit , , geheimenis" betreft niet alleen een doorbraak van de grenzen van Israël, maar gaat zelfs boven de grenzen van de mensenwereld uit; ook de overheden en de machten in de hemelse gewesten moet de veelkleurige wijsheid Gods bekend gemaakt worden (3 : 10).

God heeft joden en heidenen In één lichaam en onder één Hoofd gebracht in het kader van het grote en heerlijke einddoel van Zijn alomvattende heilsplan. De verkiezing van Israël was een eerste stap, , ter voorbereiding van de volheid (plerooma) der tijden", het samenbrengen van joden en heidenen , , tot één lichaam verbonden" (2 : 16), , , in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld (1:4) vormt een beslissende tweede stap in de uitvoering van het heilsplan om naar zijn voornemen al wat in de hemelen en op de aarde is, onder één Hoofd, dat is Christus, samen te vatten (1 : 10).

De apostel raakt in blijde vervoering als hij denkt aan , , de uitnemende rijkdom van zijn genade" die de gemeente in de komende eeuwen vanuit de hemel getoond zal worden (2:7).

Deze kan in zijn lengte, breedte, hoogte en diepte slechts bevat worden met alle heiligen ook die nog komen zullen (3:18). In deze machtige beweging van God naar de dag van de voleinding ontvangt de nieuw-testamentische gemeente als, bestaande uit joden en heidenen, haar plaats en roeping.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

Alle Volken | 16 Pagina's

De gemeente in de wereld

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

Alle Volken | 16 Pagina's