Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het leven van…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het leven van…

Johannes van Zweden (1863-1953) - 3

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gods recht en Gods liefde
Toen ik zo voor de rechtbank Gods stond (want de rechtvaardigmaking gaat buiten de mens om, daar het een gerichtshandeling is tussen de Goddelijke Personen, waarbij eerst met God de Vader als Rechter afgehandeld moet worden) kreeg ik mijn hoofd op het blok te leggen en dacht niet anders dan voor eeuwig om te komen. Toen trad Christus bij de Vader in als Borg en Middelaar, om de totale schuld die ik gemaakt had te voldoen. Maar toen ik daar als een dood- en doemwaardige stond, klonk het bevel uit de mond van de Rechter: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale. Ik heb verzoening gevonden. O, eeuwig wonder van vrije genade, daar werd het vertoornd oog van God als Rechter veranderd en zag ik een verzoend God en Vader in Christus. Daar viel het zondepak dat mij zolang gedrukt had van mijn schouders. Hier mocht ik Bunyan verstaan, die uitriep:

Wat plaats is dit, wat plaats is dit?
Hier heeft mijn druk een end;
Hier is ’t begin van ’t heilsbezit,
Waarnaar mijn zie! zich wendt.

Ik zag achter mij om, door de heerlijke verlichting die ik voelde, maar ik zag geen zonde en ellende meer. O. wat kon ik hartelijk met de dichter uitroepen:

Mijn zonden al en zonder tal,
Zijn goediglijk vergeven,
Ik heb de eeuw’ge dood verdiend,
Hij schonk mij ’t eeuwig leven.

Wie is in staat te verklaren: God in God verzoend, God mijn Vader om Christus’ wil en ik Zijn kind. Vrede met de dieren des velds en vrede met de vogelen des hemels en met het kruid der aarde. Ik huppelde met David voor de ark. Het was: Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. Wat zag ik nu met geheel andere ogen het gras in de wei. Elk sprietje beladen en gebogen met een druppel dauw, elk op zijn wijze zijn Schepper groot maken. Het was een vrede Gods, die harten en zinnen bewaart in Christus Jezus. Dit is boven het bereik van vlees en bloed. Het was mij of ik nooit zonde gedaan had en meende van deugd tot deugd en van kracht tot kracht voort te gaan. Ik mocht drie dagen met Israël zingen van de wegen des Heeren en wist toen niet dat er nog 42 legerplaatsen waren voor men in Kanaän kwam. Ik moest de woestijn nog in. De derde dag na deze gebeurtenis was ik achter de schuur werkzaam en daar viel mij een zondige gedachte in. Wat schrok ik van mijzelf, gedacht nooit meer te zullen zondigen. Wat smartte dit mij opnieuw, tegen zo een goeddoend God te gaan zondigen. Want dat ik de dood verdiend had, kon ik volkomen goedkeuren, maar opnieuw tegen zo een goedertieren God te gaan zondigen, dat kon ik niet dragen.

Mijn leven was dan enige tijd in de zoete gewaarwording, die ik had mogen proeven en smaken. Het tichelstenen maken was mij nu ontnomen, maar nu moest ik van giften gaan leven en ondervond dat het mij niet beter ging dan het volk van Israël in de woestijn. De Heere bleef echter Dezelfde. Eens, toen ik in droeve omstandigheden verkeerde in de winter, had ik de volgende ervaring. Ik was toen al gehuwd met uw lieve moeder. Voor ik haar huwde, vroeg ik de Heere, indien het niet in Zijn gunst was, het dan alles maar te verbreken, want ik wilde liever een vrouw missen, dan de Heere verliezen. Ik heb echter mogen ervaren, dat het in Gods gunst is geweest. Ze is mij steeds een zorgdragende vrouw geweest. Daar ik altijd grote vrees had om arm te worden en niet een ieder het zijne te kunnen geven (hoewel de Heere mij hierin scherp geoefend heeft, zodat ik wel nauwelijks geld of leeftocht bezat), kwam de Heere mij te bepalen bij hetgeen Hij mij geschonken had en of ik nu wel niet liever terug naar de wereld wilde keren.
O! wat zonk mijn ziel laag weg en riep uit, dat ik liever aarde met de wormen wilde eten, als ik mijn lieve Koning maar hebben mocht. De wereld was mij geen speldenknop waard. De Heere kwam toen die storm te verbieden, maar ik leerde hieruit dat bespreken en beleven twee onderscheidene zaken zijn.

De dagelijkse doorleving
Op een andere tijd ging ik naar mijn werk en liep in overdenking, toen de Heere krachtig met deze woorden overkwam: Ik, Ik ben het, die Uw overtreding uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet. O, wat zonk ik laag voor de Heere weg en was haast niet in staat om mijn werk te doen. Ik mocht met Maria aan Jezus’ voeten zitten en met mijn tranen dezelve nat maken.
Op een andere tijd naar mijn werk gaande, wilde de Heere mij een Elim geven. O, wie is een God gelijk Hij? De mond des Heeren sprak deze woorden: Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdelen wandel, die u van de vaderen overgeleverd is. Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam.
Wat ik toen mocht proeven en smaken, kan ik niet verklaren; daar zal de eeuwigheid toe nodig zijn. Ik heb er iets van mogen verstaan met Noach, dat hij met God wandelde. De hele morgen was ik bijna niet in staat mijn werk te doen en smolt maar weg in een vloed van tranen. Toen heb ik ook gevoeld, dat ons lichaam niet bestand is voor de hemel. Ik mocht in Christus Jezus zijn: Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbij gegaan, zie, het is alles nieuw geworden.
Op een andere tijd zat ik eens in het boekje te lezen, met die samenspraken in, ik meen van Hoevenaar. Toen werd ik met de Bruid uit het Hooglied in de binnenkamer geleid, met deze woorden: Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid; gij hebt Mij het hart genomen, met één van uw ogen, met één keten van uw hals. Ik lag plat op de vloer in verwondering en mocht toen leren, als de Heere iets in het bijzonder geeft, men dan de ganse kerk meekrijgt.
Jezus laat Zich nemen door het geloof wat door de liefde werkt; twee weldaden die Hij eerst moet schenken. Ik zou de gehele bekommerde kerk wel hebben willen toeroepen: …Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zat gewisselijk komen en niet achterblijven.
Maar, daar hier geleerd moet worden door geloof te leven en niet bij gevoel van genot, zo moest ik ook deze legerplaats verlaten. Zo moet het kind Gods weer naar een andere legerplaats heenreizen. Ook moet het nieuwe leven gedurig nieuw voedsel hebben. In die tijd was ds. Roelofsen in Goes gekomen aan wie ik mij zeer gebonden voelde.
Toen het tijd was om het Heilig Avondmaal te houden, mocht ik ook met onze geliefde vrouw Melse en anderen van ’s Heeren kinderen aanzitten. Toen was het dat de leraar mij bij het toereiken van het brood toesprak, en zeide: En Jezus antwoordende zeide: Zijn niet tien gereinigd geworden? En waar zijn de negen? Zijn er geen gevonden die wederkeren om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling? O, wat zonk ik in verwondering weg! Ik mocht aan de voeten van Jezus zitten en van mijn melaatsheid gereinigd aanzitten en Jezus mij dienende.
Op zekere avond in de week sprak de leraar over deze woorden: Geef voor ulieden de vrijsteden, waarvan Ik tot ulieden gesproken heb door den dienst van Mozes. Hij ontvouwde de betekenis van de namen der vrijsteden, gepast naar de toestand van ellendige doodslagers. Hij doelde erop, dat wanneer de schuldige binnen de poorten der vrijstad was, hij nog voor het gericht moest verschijnen. Hoe de boeken werden geopend en hij na gedaan onderzoek werd schuldig- of vrijverklaard.
Het geestelijk overbrengende, sprak hij dat het wel kan zijn dat de schuld van de ziel bedekt is, maar dat de Rechter had gezwegen. Dat is de legering of ervaring van vele zielen: Wel met de Rechter in aanraking geweest maar niet de vrijbrief of de kwitantie ontvangen. Zo lopen ze met een breuk in het hart. De Heere beliefde deze woorden ook te gebruiken tot bekering van een tachtigjarige man. Zou voor Hem iets te wonderlijk zijn?

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 2011

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit het leven van…

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 2011

De Wachter Sions | 8 Pagina's