Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BESTE JONGELUI!

Gideon 13 (Richt 6 : 18, 19)

Gideon is aan het onderhandelen met zijn hoge Gast, dae hem nog niet bekend is Aantrekkelijk in Gideon is, dat hij met ootmoedigheid bekleed is. Dat komt duidelijk uit in de aanspraak, waarmede hij zich tot zijn Gast wendt. Want hij zegt — zie er vers 17 nog maar eens op na — „Indien ik nu genade gevonden heb in Uwe ogen.. ” Datgene wat Gideon tot nu toe had mogen ontvangen, dat was vrucht van genade. Dit wordt met deze woorden dan ook door Gideon erkend. Het is een te grote zaak, om aan het woord „genade” hier achteloos voorbij te gaan. Want genade toch, wil altijd zeggen, dat men hetgeen men krijgt, niet heeft verdiend. Staan wij daar ook wel eens bij stil? We zeggen het vaak zo gemakkelijk, dat alles genade is en dat we niets verdiend hebben. Maar om dit te beleven moeten we er iedere keer weer bij gebracht worden. Want ons bestaan is rechthebbend. Dat wil zeggen wij menen overal recht op te hebben. Het is tegenwoordig „in” om te spreken over „de rechten van de mens”. En daarom te meer kan het z’n nut hebben, om elkander er op te wijzen, dat we tegenover God geen enkel recht kunnen laten gelden. Als het gaat om onze rechten tegenover God, dan hebben we alleen maar recht op de dood. Wie dat beleven, gaan verstaan wat genade is.

Gideon die het als „genade” erkende, wat hij door middel van deze Knecht des Heeren had mogen vernemen, wordt vanuit de beleving van de genade vervrijmoedigd om nog om meer genade te vragen. Misschien begrijpen jullie daar ook wel iets van. Als je genade hebt ontvangen, dan beleef je daarin dat er bij de Heere een volheid is, waaruit Hij genade voor genade schenkt. Dit geeft dan aan zulk een met ootmoedigheid beklede tegelijkertijd vrijmoedigheid, om nog meer van de Heere te begeren. Zie tendeze, wie dit ook leest, maar veel van de Heere te verkrijgen. Hij is geen karig God. Integendeel! Hij schenkt mild en overvloedig. Hij zegt Zelf: Doe uw mond maar wijd open en Ik zal hem vervullen.

Het door Gideon gevraagde teken wordt niet aanstonds verstrekt. Gideon die hoog opzien tot zijn Gast had, wil Hem eerst nog met een geschenk vereren. Wat hem daartoe gedreven heeft is niet zo eenvoudig te zeggen. Mogelijk heeft hij de geschiedenis van Abraham voor de aandacht gekregen, die hem, als kenner van de historie, niet onbekend is geweest. Abraham kreeg ook eens bezoek van, naar het scheen, drie gewone mannen, die toch later bleken zeer bijzondere mannen geweest te zijn. Zou het niet door het hoofd van Gideon geflitst kunnen zijn, dat hij nu ook met een dergelijk bezoek wel eens te doen kon hebben? Ik acht het niet tot het onmogelijke te behoren. Dit is zeker, dat de Heere ook ten deze de gedachten van Gideon bestuurd heeft, om alles zo te doen verlopen, als het verlopen is. Om aan zijn voornemen uiting te geven — zijn Gast op een geschenk te onthalen — zeide hij tot de Engel: Wijk toch niet van hier, totdat ik tot U kome, en mijn geschenk uitbrenge en U voorzette. En Hij zeide: Ik zal blijven, totdat gij wederkomt, vers 18.

De Engel, of liever: de Heere, want Die was het tenslotte toch. Die met hem sprak, bewilligde dus in het verzoek van Gideon. Hieruit is op te maken, dat de Heere de tijd heeft. Hij heeft de tijd, omdat Hij de eeuwigheid heeft. Hij is eeuwig! Dit is een gedachte, die aan de gelovige in deze onrustige tijd, rust geven kan. Het ongeloof zit altijd vol onrust, omdat het de dingen uit de hand ziet lopen. Men wil ze achterhalen en heeft daarom altijd haast. Die geloven haasten niet. Want die weten: God heeft de tijd. Alles hgt in Zijn hand en Hij zal alles wèl maken. Jullie zijn gelukkig, als je in déze tijd zo het geloof in God moogt beoefenen. Want het wereldbestuur is in Zijn handen. Het is in goede handen. Het loopt Hem niet uit de handen. Daarom: Laat Hem maar besturen, waken. ’t Is wijsheid wat Hij doet. Zo zal Hij het alles maken, Dat g’u verwonderen moet. De vraag is ook gesteld, waarom Gideon zijn Gast niet uitnodigde, met hem mee naar zijn huis te gaan. Dit had toch veel hoffelijker geweest, dan Hem nu daar m z’n eentje onder die eik te laten wachten? Een gedachte, waar wel het een en ander voor te zeggen valt. Doch hier is tegen in te brengen, dat we de omstandigheden, waarin Gideon verkeerde, niet uit het oog moeten verliezen. Gideons vader was een man, die de Baäls diende. En zou deze er nu van gediend zijn, wanneer Gideon met zulk een Gast aankwam? Een heel menselijke gedachte, misschien. Toch niet onmogelijk bij een mens van gelijke beweging, gelijk alle anderen, gelijk ook wij. Staat het niet in de bijbel, dat des man huisgenoten zijn vijanden zullen zijn? En als je dan eens iemand ontmoeten mag, die een vriend en metgezel is van allen die Gods Naam ootmoedig vrezen, dan kan ik mij voorstellen, dat je met zo iemand niet dadelijk naar je huis gaat, hoe gaarne je het ook zoudt willen doen. Maar je voorziet ellende, en die zoek je te voorkomen. Ik schrijf deze gedachte maar neer, omdat ik weet dat deze dingen in de praktijk van het leven geen vreemde zaken zijn. Als er nu onder de lezers zich bevinden, die hier ook weet van hebben, leer dan uit deze geschiedenis, dat er niets nieuws is onder de zon.

„En Gideon ging in en bereidde een geitenbokje, en ongezuurde koeken van een efa maal. Het vlees legde hij in een korf, en het sop deed hij in een pot, en hij bracht het tot Hem uit, tot onder de eik, en zette het neder”. vers 19.

De hele handeling van Gideon zie je in dit vers als voor ogen geschilderd. Het geschenk heeft de vorm van een maaltijd. Maar dan een heel grote maaltijd. Want een efa meel heeft de inhoud van 36 liter. Hoeveel ongezuurde koeken konden daar wel niet van gemaakt worden? Hoe kan één man, want daar was het toch voor bestemd, alleen een geitenbokje verorberen? zo zou men verder kunnen vragen. Wanneer schriftcritici met dergelijke punten in aanraking komen, dan zijn ze er gauw mee klaar. Dan hebben ze maar één antwoord: Onzin! Ik schrijf ook hierover, omdat vooral onze jonge mensen met dat soort ongeloofstheoretici in aanraking komen. Doch wees er dan van overtuigd, als men op deze wijze de dingen zoekt te benaderen, om er zich tevens goedkoop van af te maken, dat men van de hartsgesteldheid van Gideon nog maar weinig heeft begrepen, of eigenlijk: niets! Het geschenk was inderdaad groot. Te meer als we in aanmerking nemen, dat het een tijd van schaarste was. Nu dan ben je zuinig met eten. De ouderen onder ons weten daar nog wel iets van, uit de oorlogsjaren.

Doch bij Gideon geeft hier de liefde de toon aan. De liefde tot God en Zijn dienst Want dat deze Gast, iemand was in de dienst van God, dat stond voor Gideon nu wel vast. En daar had hij nu alles voor over. Liefde rekent niet, maar geeft, offert!

Die zo zijn liefde tot openbaring brengt, vertoont daarin het beeld van God, waarnaar hij her-schapen is. Want God is enkel liefde en leeft van geven. Heeft Hij niet het allerliefste wat Hij had, gegeven, n.l. Zijn Eniggeboren Zoon? Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderven zou, maar het eeuwige leven hebbe. Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekeelijke Gave!

Jongens en meisjes, kijk je eigen hart eens na. Lijkt het op dat van Gideon? Jullie moeten mij goed begrijpen, het is er mij niet om te doen, om jullie op een of andere manier tot geven te „dwingen” Alstublieft niet! Want als het gedwongen moet gaan, zit er geen liefde achter. Liefde laat zich altijd leiden door drang van binnen uit. Dwang komt van buiten af. Dat is opgelegd. Maar drang is de taal die het hart opgeeft. En als er nu liefde in jullie hart is, tot de Heere en Zijn dienst, dan zul je ten opzichte daarvan niet karig zijn. Dat weet ik zeker. Daar ken ik vanuit de praktijk ook voorbeelden van Rijke voorbeelden zelfs. Men geeft dan niet om er wat mede te ver-dienen, maar om te dienen, omdat de Heere, Die Zelf alles gaf, het zo eeuwig waard is. Als deze gezindheid des harten je niet vreemd is, dan vertoon je iets van het beeld Gods. Niet dat dit de grond is voor de zaligheid, maar het is wel een vrucht van het geloof. En aan de vrucht wordt tenslotte toch de boom gekend.

Het geschenk, dat Gideon zijn Gast voorgezet heeft, wordt door deze Gast tot het gevraagde teken omgebouwd. Doch daar hopen we een volgende keer iets van te vernemen.

P.S. We willen langs deze weg onze hartelijke groeten overbrengen aan onze lezers oversee. Vanuit Canada mochten we een paar brieven ontvangen, die getuigden van instemming en zegen. Dat heeft ons goed gedaan. Het was voor ons een bewijs, dat onze arbeid met ijdel is. Men is ook dáár van de noodzaak van ons blad „Bewaar het Pand” overtuigd, zelfs tot in de domineeswereld toe. Men zou, zo schreef men ons, z’n best doen, om nog wat abonnees te winnen. We zien belangstellend uit en hopen dat onze vrienden hier in Nederland er door geaktiveerd zullen worden, om ook nog eens een abonnee aan te brengen. Onze volijverige administrateur zit al gereed om, zo nodig, dadelijk ons blad te sturen. Ontvang weer de hartelijke groeten van jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's