De Mededeelbare Eigenschappen.

Welnu alleen het laatste werd den Vader der geloovigen geopenbaard; niet geheel het besluit Gods werd hem bekend voor de offerande; dan ware het geen beproeving meer geweest; en de uitkomst bewees, dat zelfs niet in het allerminst strijd was tusschen het bevel en het besluit, maar dat de wil des bevels juist de weg is geweest, waardoor de wil des besluits is volbracht geworden, n.l. Abrahams geloof beproefd en Izaäk behouden van den dood.
Hoe zou God kunnen bevelen, wat tegen Zijn heilig besluit ingaat? Al onderscheiden wij dan naar de Schrift een wil des besluits en een wil des bevels, de wille Gods is één, en wordt door ons gekend uit Zijn bevel.
Toch heeft de Heere van Zijn verborgen wil soms geopenbaard aan Zijn volk. De profetie lichtte den sluier der toekomst op, en deelde Israël als ook de Heidensche volkeren mede, wat God werken zou. En nog wil de Heere zich aan zijn volk door Zijn Woord en Geest soms uitlaten over toekomende dingen, wier komst en verloop zij door het geloof verstaan.
Eenmaal als de tijd niet meer zijn zal, zal alle sluier wegvallen en God in Zijn volmaakten wil eeuwig verheerlijkt.

Tot Gods wil nu behooren de rechtvaardigheid, goedheid, genade, barmhartigheid, lankmoedigheid.
De rechtvaardigheid is die volmaaktheid Gods, waardoor Hij alle zonde haat en straft, zegt Hellenbroek. Liever zou ik het haten van de zonde Gods heiligheid noemen. De heiligheid zegt ons niet alleen, dat in God zelf allervolmaaktste heiligheid is, doch dat Hij ook, ais een noodzakelijk gevolg daarvan, alle zonde haat en straft. Ps. 5 : 5-7 ,want Gij zijt geen God, die lust heeft aan goddeloosheid; de booze zal bij u niet verkeeren. De onzinnigen zullen voor uwe oogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid; Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en bedrogs heeft de Heere eenen gruwel. Op welk een onbeschrijflijk heerlijke wijze blonk deze volmaaktheid Gods uit voor Jesaja toen deze de hemelen geopend zag en den Heere zittende op Zijnen troon. Zulk een verblindende glans straalde van zijn volzaiig wezen uit dat de volmaakte engelen met twee vleugelen het aangezicht bedekten, uitroepend: „Heilig, Heilig, Heilig is de Heere der heirscharen". In die heiligheid ligt de bron van alle kastijding en straf; en zij vormde de betrekking tusschen Jehovah en Israël, terwijl in den Heiligen Geest, en in Diens arbeid in de uitverkoornen om Christus wil, de heiligheid Gods het bevingsel bevat der heiligmaking. „Dien de Heilige verkiezen zal, die is heilig" (Num. 16 : 7). „Hij is een heilig God" (Jozua 24 : 19). Spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid Ps. 17 : 12. De rechtvaardigheid is die volmaaktheid Gods, waardoor Hij een iegelijk vergeldt naar Zijn werk; de rechtvaardigheid Gods loont den rechtvaardige en straft den goddelooze „Sion wordt door recht verlost" (Jes. 1 : 27) maar de goddelooze is des doods waardig Rom. 1 : 32: „Dewelke, daar zij het recht Gods weten, n.l. dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen", Rom. 2 : 6 „Hij zal een iegelijk vergelden naar Zijne werken". Hij, de Heere, is wetgever, en Hij handelt zelf ook naar de door Hem gegeven wetten. „Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons Ps. 89 : 15. Daarom kan God de zonde niet ongestraft laten; Hij moet noodzakelijk het kwaad straffen, of Hij zou zich zelven verloochenen; ophouden God te zijn. „Hij is een Rotssteen, wiens werk volkomen is; want al zijne wegen zijn gericht. God is waarheid, en is geen onrecht, rechtvaardig en recht is Hij Deut. 32 : 4. „Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddelooze dien verslindt, die heiliger is dan hij?" (Hab. 1 : 13). Nimmer kan God van het recht afstaan. Zijne gerechtigheid vordert steeds wraak tegen alle en elke zonde, zoodra ze begaan wordt. Dat is Gods deugd; zijn allergenegenst willen, waartoe niemand Hem dwingt. „God is een rechtvaardig Rechter" Ps. 7 : 12. „Een wreker is de Heere; een wreker is de Heere, een zeer grimmig; een wreker is de Heere aan Zijne wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijner vijanden. Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig" Hbr. 1 : 2, 3. En toch niet steeds oefent Gods recht zich dadelijk na het bedrijf der zonde; Hij straft de zonde op zijn tijd en op zijn wijze. Tusschen de wraakvorderende en de wraakoefenende gerechtigheid ligt de lankmoedigheid Gods. „Heere, Heere, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid! Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, die de ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft; die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der Vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en het vierde lid". (Ex. 34 : 6, 7) Hij is een God die vergeeft en toch geenszins onschuldig houdt. Het Goddelijk vergeven toch wil niet zeggen, maar doen of er niets gebeurd is, de schuld maar doorhalen, doch is kwijtschelden van schuld en straf op grond van Christus gerechtigheid. Ook bij den rechtvaardige dus, wien de zonden vergeven zijn, is de schuld betaald en de zonde gewroken, doch niet in hem zelf, maar in Christus voor hem. God gaf zelf de voldoening, Zijn rechtvaardigheid vorderde, en zoo is de kwijtschelding der schuld den zondaar vergeving Efeze 1 : 7. „In welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden naar den rijkdom zijner genade".
I. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen