Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WET DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WET DES HEEREN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén van de vragen uit het reglement voor de kerkvisitatie heeft betrekking op de zondagse lezing van de Wet des Heeren en de 12 artikelen. Zowel de Wet als de Apostolische Geloofsbelijdenis komen in onze diensten standaard voor, al zijn er ook gemeenten waar men van deze regel reeds lang is afgeweken.

Het is echter wel zo, dat juist naar deze beide vaste onderdelen misschien wel het minst wordt geluisterd. Mijn catechisanten gaven laatst ten antwoord op de vraag naar het waarom hiervan dat je toch al weet wat er komt en wat er in de wet staat.

Feit is echter dat de Wet niet voor niets gelezen wordt en dat de Heere Zelf daarin tot ons spreekt. Dus vraag ik nu enige aandacht voor de wetslezing tijdens de kerkdienst.

De Wet heeft een plaats in de kerkdienst omdat de Heere Zijn volk onderwijst door Wet èn Evangelie.

In hoogliturgische kringen spreekt men van verootmoediging (door de lezing van de Wet) en genadeverkondiging (een daarna uitgesproken tekst waarin vooral de genade wordt voorgesteld). De Wet heeft met name in ons Heidelberger leerboek een tweeërlei functie: de Wet ontdekt aan de zonde en de Wet is een regel voor het leven der dankbaarheid.

Ontdekking

In de Heidelberger Catechismus wordt de ontdekkende betekenis van de Wet weergegeven met de woorden van de Hoofdsom, waarin vooral de liefde uitkomt. In zondag 34 komt de wet expliciet aan de orde als een leefregel voor Gods Kerk. Het zou daarom goed zijn om na de lezing van de Tien Geboden er tegelijk de hoofdsom achteraan te laten horen, om des te meer de ontdekking door de Wet te accentueren. Dit in de lijn van de Heidelberger.

Begrijpen we duidelijk het verschil? Waarom vinden we in zondag 2 slechts de hoofdsom van de Wet beschreven? Tien geboden zijn toch meer dan twee? Christus leert de Wet in een hoofdsom. Deze hoofdsom peilt de ellende en de schuld van de mens dieper. Twee is meer dan tien! We kunnen in de lijn van de uiterlijke

Tien Geboden menen te leven naar de letter van de Wet, maar de hoofdsom spreekt over de gezindheid daarbij. Men kan, zoals de Farizeeën uiterlijk de letter van de Wet trachten te houden terwijl we dat doen zonder liefde. Juist het liefdegebod ontdekt aan het gemis aan liefde, aan een fundamenteel gemis aan een rechte gestalte van het hart. Tegenover deze vereiste liefde moet de kerk belijden dat ze geneigd is God en de naaste te haten. Wie kan verder deze liefde beter onderwijzen dan de Heere Jezus Zélf? Zeker, ook Mozes wist al van de liefde die door de Heere wordt gevraagd van de mens. Ook in de dagen van het Oude Testament wist men van de kennis der zonde door de Wet.

Treffend lezen we daarvan in Exodus 20:18-20: “En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, en het geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre; En zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven! En Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij u verzocht, en opdat Zijn vreze voor uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigde”.

Hier blijkt heel duidelijk het beschuldigende karakter van de Wet. Dus feitelijk zou de gemeente elke zondag zo moeten reageren, zoals het volk Israel hier bij de Horeb. Daarom wordt de Wet gelezen, iedere zondag, na een week vol van overtreden. Hierna kan de mens niet anders dan antwoorden: “‘k Ben door Uwe wet te schenden, krom van lenden, vol van kommer en verdriet”.

Wat is er dan elke zondag een schuld omdat we de schuld niet gevoelen of te weinig inleven. Ook al zien we geen rokende berg, toch is daar de heiligheid Gods te ervaren. Er zou veel smart moeten zijn omdat de Heere door ons in Zijn eer wordt miskend en beroofd. Een handvol godsdienstigheid brengt ons niet verder en helpt ons niet. Liefde is niet aan te kweken en te oefenen, er is geen andere therapie voor dan de genade. Dus stelt de Wet de zondaar hopeloos schuldig en verloren, ja verdoemelijk voor God. Het is een afsnijdend woord in Romeinen 3:”opdat alle mond voor God gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij” (Rom.3:19b).

Dat heeft Christus in Zijn Wetsonderwijs het volk geleerd. Denk maar aan Zijn uitleg van de Wet in de Bergrede. Dat Hij hier de Wet uitlegt, is een verzwaring van het ontdekkende spreken van de Heere in de Wet. Tegelijk klinkt er reeds genade in zondag 2 door. Mozes sprak reeds tot het angstige volk: “Vreest niet”; hoeveel te meer zal dan uit de mond van Christus, als Hij onderwijst in de Wet, dit woord klinken. In Hem, Die een vloek is geworden vanwege de Wet, kan Gods Kerk nu verlost worden van de vreze des doods. In de Wet klinkt reeds het evangelie door; ook in de aanhef, waarin gesproken wordt van de verlossing uit Egypte en verder in het derde, het vierde en het vijfde gebod, waaraan een belofte is verbonden.

Laat daarom de Wet niet een formeel punt zijn in onze liturgie, maar laat de wet haar functie en doel meer en meer onder ons mogen ontvangen. Het is goed dat er tijdens de visitatie naar gevraagd wordt. Als deze Wetslezing wordt ingeruild voor sommige evangelische woorden uit het Nieuwe Testament, dan is dat een gemis. Er zou aan ten grondslag kunnen liggen dat men de gemeente beschouwt als een verlost volk, dat alleen nog maar leeft vanuit de dankbaarheid. Ook als men, zoals wel gebeurt, alleen de hoofdsom leest, dan kan daar weer een andere gedachte in meeklinken, namelijk dat men feitelijk denkt dat de OT-ische Wet voor ons niet meer geldt Deze mening vinden we vooral in evangelisch getinte gemeenten.

Leiding

Nu is de Wet in de tweede plaats ook een leefregel der dankbaarheid. Zo opgevat, kan men bijvoorbeeld de gehele 119e psalm wel zingen, vers voor vers, na de Wet. Wie de radicale eis der liefde heeft verstaan, krijgt er ook behoefte aan om onderwezen te worden in de weg van de vreze des Heeren. Nee, zeggen velen, daarvoor hebben we de wet niet meer nodig. Het werd reeds hierboven opgemerkt. Dus wordt ook om die reden de Wet niet meer gelezen. Men beroept zich hiervoor wel op teksten als Gal.3:19,24; Rom.2:12; 5:13; 6:14; Gal.3:19; Matth. 5:43,44. Er staat toch dat Gods Kerk niet meer is onder de Wet, maar onder de genade?

We zijn zeker niet meer onder het regime of de bedeling der Wet, maar wel onder het onderwijs van de Wet. Zie hiervoor o.a.: Rom.7:12,22,26; 8:2,4; 13:8,10; 1 Cor.9:21 ;14:34; Gal.5:14;6:2; 1 Tim.1:8,9; Jak.4:11. In deze context komt men dan vaak aan met het liefdegebod van de Hoofdsom. Niet meer de eisen en regeltjes van een wettisch leven, maar de volkomen vrijheid van de gelovige. Hooguit zal men hier van de Wet van Christus willen spreken (Gal.6:2). Kunt u zich echter voorstellen dat de Wet van Christus een andere is dan de Wet des Heeren? Hij droeg Gods heilige Wet in het binnenst ingewand. De algemene raad om uit liefde te leven zonder de invulling van Boven, maakt het leven vrij en ongebonden, zelfs wel wetteloos. Zo is abortus wel verdedigd geworden met het gebod der liefde, omdat je een vastgelopen jonge aanstaande moeder vanuit die liefde moet helpen door haar te aborteren. Het gebod der liefde geeft een enorme verruiming, zoals velen menen. Maar is dat wel zo?

In de Wet der tien geboden gaat de Heere tot in details aangeven hoe Gods kinderen gestalte zullen geven aan de eis der liefde. Daarom staat de Wet integraal in zondag 34, waar het gaat om de dankbaarheid. Ook dus om deze reden moet de gemeente ’s zondags de gehele Wet des Heeren horen. De gemeente heeft een werkweek achter de rug. We hebben daarin geleefd als kinderen met onze ouders, als mannen met onze vrouwen, we hebben geld en goed moeten beheren en over al die zaken spreekt de Wet. Ook over de besteding van de zondag als de NT-ische rustdag. “Ik zal, o God, bepeinzen Uwe Wet, in ‘t onderzoek van Uw bevelen waken”. Dat moet dan uw begeerte gaan worden bij de vele vragen van deze tijd. Deze Tien woorden zijn de grondslag voor al ons doen en laten. Die Wet bepaalt tenslotte ook hoe je met je auto en je computer moet omgaan, al lezen we over de os en de ezel.

Opheffing?

Zo vraagt de visitator naar de lezing van de Wet tijdens de diensten. Het antwoord zou kunnen luiden: Natuurlijk doen we dat! Maar is het waar? Schieten we hier niet in een dubbel opzicht in tekort? Luister zondag maar eens goed naar de Wet. Denk aan Israel bij de Horeb.

Tenslotte: u kunt tegenwoordig nogal eens de opmerking horen dat velen Wet en Evangelie niet goed onderscheiden. In die opvatting gaat men ervan van uit dat Wet en Evangelie absolute tegenstellingen zijn. Het is zeker in het bevindelijke leven nodig goed te onderscheiden tussen deze beide zaken. Inderdaad vermengt men heel vaak het Evangelie met de Wet. Dat kan door met de Galaten terug te vallen in de werken der Wet, of door met de christen uit de Pelgrimsreis weer onder de dreigende invloed van de Sinaï te geraken. Telkens als de zondaar zijn eigengerechtigheid wil opbouwen en aan de gerechtigheid van Christus zich niet onderwerpt. Het is dus een groot gevaar dat het Evangelie altijd weer wordt tot een nieuwe Wet. Dat was de dwaling van de Neonomisten, die leerden dat de wet van geloof en werken in de plaats is gekomen van de Wet van het OT. Gods volk dreigt ook steeds weer terug te zakken naar het niveau van de Wet. Dan gaat het om ons doen in plaats van om het volbrachte werk van Christus.

Het regime van de Wet en de ruimte van het Evangelie vormen een tegenstelling. Maar Wet en Evangelie op zich liggen ineengevlochten. In de Wet horen we Evangelie en in het Evangelie horen we de stem van de Wet. Ook dat is waar. Dat bewijst de Catechismus en dat leerde de Heere Jezus. Bovendien is de Wet de verbondswet en dat leerde Mozes reeds. Dan kunnen we zingen na de Wetslezing: Och, of wij Uw geboön volbrachten (na het volbrachte werk van Christus), gena, o hoogste Majesteit, gun door ’t geloof in Christus krachten, om die te doen uit dankbaarheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

DE WET DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's