Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jakobs God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jakobs God

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Welgelukzalig is hij, die de Gods Jakobs tot zijn hulp heeft, wiens verwachting op de HEERE, zijn God, is." Psalm 146:5

We worden hier herinnerd aan de hulp die de Heere Jakob bewezen had. Jakob mocht smaken dat de Heere goed was. Waar had hij dat aan verdiend? Was hij zo eerlijk en oprecht geweest? Och, integendeel. Zijn oude blinde vader misleid, zijn enige broer tot vijand gemaakt. Neen, in Jakob kon de Heere niets vinden wat deugde. Hij had geen zegen verdiend, maar de vloek.
Hoe is dat mogelijk? Van eeuwigheid was het oog van Gods liefde op hem geslagen. Paulus schrijft over deze vrijmacht: „Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit de roepende; want zo werd tot haar gezegd: de meerdere zal de mindere dienen, gelijk geschreven is: Jakob heb Ik lief gehad en Ezau heb Ik gehaat. De één verkoren van eeuwigheid, de ander verworpen van eeuwigheid. Jakob handelt naar zijn naam, die bedrieger betekent, en God handelt met Jakob naar Zijn vrijmachtig welbehagen. Zo leert Gods volk zichzelf ook kennen door het ontdekkende licht van de Heilige Geest, en zo leren zij door genade ook God in Christus kennen.
Als hij schandelijk moet vluchten voor Ezau, is de Heere hem nabij met Zijn hulp. Met een bonzend geweten vlucht hij naar zijn oom Laban in Paddan-Aram. Zie, daar ligt de hulpeloze Jakob als een moede zwerver in de eenzaamheid, met zijn hoofd op een steen. Van mensen verlaten, maar niet van God. O zie, de nacht is gedaald en Jakob is in een diepe slaap verzonken. Daar openen zich de hemelen. God breidt over de zwerver Zijn lichtende vleugelen. Wanneer hij wakker wordt, zinkt hij op zijn knieën en looft de Heere. De vertroostende gemeenschap en belofte Gods gesmaakt. Bethel - huis Gods, een poort des hemels. Hij ontving uit vrije genade de hulp van Israëls God.
Wat is Jakob hier het beeld van Gods volk. Een eeuwig wonder als God ons opzoekt, melaats, misvormd door duizend zonden. Ach, kind Gods, zo de Heere met ons handelde naar wat we verdienen, dan lagen we allang in de eeuwige dood. O, die liefde Gods is niet te begrijpen. Toen niemand medelijden had, heeft Hij Zich ontfermd over Zijn volk. Toen de doodsrillingen door de ziel sneden en zij Gods recht toevielen, was het net als bij Jakob: Hij kwam hen tegen met Zijn Woord. Hij liet een geopende hemel zien in Christus. Hoe Hij Zijn Zoon niet gespaard heeft, maar Hem heeft overgeleverd aan het vloekhout des kruises, tot in de dood. In die ogenblikken is de ziel vol van verwondering, over zulke eeuwige, vrije, rijke liefde Gods in Christus. Maar ja, de hemel gaat weer dicht en dan is het verder zwerven, met de belofte van God. Wat blijft over: een missend volk dat uitziet naar de Vervuller.

Bij zijn oom Laban ondervindt hij Gods hulp. En eindelijk Pniël. In die nacht worstelt Jakob met zijn God. Het is een heilige worsteling tot aan de morgen. Heere, ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent. Daar ligt hij als een eerlijke schuldenaar onder God. Diep in de schuld; Gij moet mij zegenen met de volle Schat van Uw Goddelijke hulp. En Jakob wordt Israël. De gebedsworstelaar, het klinkt van zijn lippen: PNIËL. Ik heb God gevonden en mijn ziel is gered. Want Hij heeft mijn ziel lieflijk omhelsd en mijn zonden achter Zijn rug geworpen, in eeuwige vergetelheid. De beloften Gods worden hier in Christus vervuld. Gerechtvaardigd door het geloof. En dat niet uit u, Jakob, het is Gods gave. En de vrucht?
Wat is de Heere goed voor Jakob, maar ook voor Zijn volk, dat in Christus gerechtvaardigd is. Telkens kwam de Heere tot Jakob met de woorden: „Ik ben de God van Bethel. Daarin lag vastigheid, steun door de trouwe hulpe Gods. God is de Getrouwe, als Hij spreekt: „Alzo zegt de Heere, Uw Schepper, o Jakob, en Uw Formeerder, o Israël. Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uwen naam genoemd, gij zijt de Mijne.
Zijn deze zaken reeds bevindelijk ons deel, geliefden? Zo niet, dan bent u zo arm en doodongelukkig. Onbekeerd sterven betekent zonder de hulp van God door de donkere dood geleid worden naar de eeuwige rampzaligheid. Door eigen schuld. En weet u waarom? Omdat het voor Jakob nog kon, zon bedrieger. En nu is het nodig om onder Jakob terecht te komen. Daar is genade toe nodig en dat gunnen we u allen van ganser harte, opdat de Heere verheerlijkt worde en uwe zielen gered worden. Welgelukzalig is hij, die de God Jakobs tot zijn Hulp heeft.

Ds. J.D. Heijkamp, Staphorst

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 november 2006

Terdege | 92 Pagina's

Jakobs God

Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 november 2006

Terdege | 92 Pagina's