Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 86

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 86

DE DORDTSE KERKORDE, ARTIKEL 23c.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

AMBTSGEHEIM EN ZWIJGPLICHT( 1).

De bedoeling van deze artikelenreeks is een toelichting te geven over de kerkorde, zowel historisch en praktisch, voor ambtsdragers en leden, om wat me.er kennis bij te brengen en ook om tot meer belangstelling te wekken voor een kerkelijk leven, dat zijn regels vindt in het gereformeerde kerkrecht. Dit dan niet al te breedvoerig en wijdlopig.

Dit keer willen we een zijsprongetje maken van het huisbezoek met zijn ambtelijk en vertrouwelijk karakter naar bovengenoemd opschrift: ambtsgeheim en zwijgplicht. Ook dit niet al te uitvoerig; de belangstellende lezer, die er meer over wil lezen, kan ik verwijzen naar het boek: Het ambtsgeheim van de zielszorger, door ds. Ph.J. Huiser, Uitgave J.H. Kok N.V. Kampen, 1961. Het ambtsgeheim is een ernstige zaak. Naast artsen, notarissen, juristen en burgelijke ambtsdragers hebben ook kerkelijke amtsdragers hun ambtsgeheim. Hierbij denken we dan in het bijzonder aan de opzieners of-ouderlingen in de gemeente des Heeren. Hun ambtsgeheim gaat verder dan hun zwijgplicht. Men kan met de mond wel zwijgen over een geheim, en toch op andere wijze, in geschrift of door houding, door gebaren of daden, amtsgeheimen aan het licht brengen: We kunnen daarom nader bepaald de geheimhoudingsplicht van kerkelijke ambtsheimen aan het licht brengen: We kunnen daarom nader bepaald de geheimhoudingsplicht van kerkelijke ambtsdragers in een drie-tal regels omschrijven:

a. Wat bekend gemaakt wordt aan de ambtsdrager onder beding van geheimhouding en in vertrouwen, moet stellig geheim worden gehouden.

b. Ook datgene valt onder het ambtsgeheim, waarvan de zielszorger moet aannemen dat dit door het gemeentelid hem is medegedeeld in het vertrouwen dat de ambtsdrager zal zwijgen, zonder dat de uitdrukkelijke konditie van geheimhouding daarbij is gesteld.

c. Tenslotte valt ook onder het ambtsgeheim wat terwille van een persoonlijke vertrouwensrelatie uit oogpunt van wijsheid en voorzichtigheid verzwegen moet worden. De zielszorger zal hierbij zelf moeten beoordelen wat hij in het algemeen belang van de goede pastorale verzorging zwijgen moet. Zelf al zou het gemeentelid zelf tegen de bekendmaking geen overwegende bezwaren hebben.

Wat betreft de inhoud van de geheime wetenschap, deze kunnen we omschrijven als alles wat de ambtsdrager bij de vervulling van zijn ambt hoort of ziet of op een andere wijze te weten is gekomen als gevolg van zijn bijzondere vertrouwenspositie als pastorale verzorger, en dan wel als een geheime wetenschap.

Deze inhoud van de geheime wetenschap behoeft niet uitdrukkelijk te gaan over alleen geestelijke dingen. Ook niet-geestelijke dingen en zaken moeten soms met de sluier van het ambtsgeheim bedekt worden. Men denke b.v. aan erfeniszaken, geldzaken, sociale kwesties, slaapkameraangelegenheden. Bij dit ambtsgeheim krijgt dan wel deze zaak een bijzonder zwaar accent, nl. de bijzondere tere aangelegenheid als een gemeentelid bij de predikant en ouderling komt om geheime zonden te vertellen tot ontlasting van het geweten. Hierbij moet men toch bedenken dat deze mens, die door zijn eigen geweten aangeklaagd wordt, in zijn nood en verlegenheid de hulp van de predikant of ouderling inroept om met hem openhartig te spreken, om bij hem, als„de man Gods", raad, troost, bijstand en leiding te zoeken.^ Verder moet men toch ook bedenken dat voor een dergelijke bekentenis moed tot zelfvernedering nodig is, en dat men soms eer en goede naam in de waagschaal stelt om aan een ander mens het geheim van een verborgen zonde of misdaad bekend te maken. Het misbruik maken van een dergelijk vertrouwen, in de ambtsdrager gesteld, moet als een zeer te laken en schandelijke daad aangemerkt worden.

Hierbij is dan wel in het bijzonder te waken voor loslippigheid en onvoorzichtigheid, en de bede kan dan niet gemist worden: Heere, zet een wacht voor mijn lippen. Ook is te waken voor onkunde ten opzichte van de plichten van het kerkelijk ambt. Deze gebreken bij de ambtsdrager kunnen veel verdriet en ellende veroorzaken bij het gemeentelid. Bovendien kan de ambtsdrager door niet te kunnen zwijgen voorgoed het vertrouwen van het gemeentelid verliezen en zichzelf jarenlang een slechte reputatie bezorgen. Ook heeft de ambtsdrager te zwijgen tegenover zijn eigen vrouw. Wie dit niet kan, is niet geschrikt om ambtsdrager te kunnen zijn. Wat de zwijgplicht betreft van de ambtsdrager over ker-keraadszaken, die niet verteld mogen worden, in de historie van de kerkelijke besluiten bepaalde reeds Antwerpen 1564, dat ambtsdragers, die het vertrouwelijk karakter van de kerkeraad schonden eerst berispt en bij voortgang geschorst moeten worden.

In onze Geref. Gemeenten sprak de Gen. Synode 1959 uit, dat de zwijgplicht door ambtsdragers in acht dient te worden genomen en dat als zulks niet geschiedt, daartegen kerkrechtelijk dient te worden opgetreden.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 86

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1966

De Saambinder | 4 Pagina's