Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambtsgebed I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambtsgebed I

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een inleiding tot een gesprek over bovengenoemd thema in verschillende kerkeraden bracht mij er toe hierover ook in Ambtelijk Contact enkele artikelen te schrijven.

Nu is het een zeer tere zaak om over het gebed te schrijven. Wat bedoel je er mee en welk nut zal het hebben? De lezer begrijpt, dat ik met deze artikelen op geen enkele wijze een soort recept wil geven voor het ambtsgebed. Wie deze artikelen leest met de gedachte: nu weet ik hoe en wat ik ambtelijk bidden moet, is er geheel naast. Want het echte bidden leer je niet van een paar artikelen of uit een boekje. Het wordt door de Heilige Geest in de nauwe omgang met Gods Woord geleerd. Het onderwijs van de Heilige Geest wil eerbiedig nadenken over Zijn werk ook op het punt van het ambtsgebed gebruiken. Vanuit die gedachte wil ik dit onderwerp aansnijden. Er zullen dingen zijn, die bij sommigen in het geheel niet aanslaan. Er zullen ook opmerkingen zijn, waarvan de lezer/ambtsdrager wellicht zegt: daar heb ik iets aan voor mijn eigen ambtsgebed.

Uit gesprekken weet ik, dat er ambtsdragers zijn, die juist op het punt van het ambtsgebed moeilijkheden hebben. Zij denken over hun gebeden na; vragen er de Here over, maar blijven toch dikwijls onbevredigend. Mogen deze artikelen hun eerbiedig nadenken een weinig dienen en bijdragen aan de innigheid en de vreugde, welke het ambtsgebed kunnen kenmerken. Ik wil hier aspecten belichten: 1 De betekenis; 2. de voorbereiding tot; 3. de inhoud van en 4 de moeilijkheden bij het ambtsgebed. Graag wil ik zeggen, dat ik bij mijn nadenken over dit onderwerp veel gehad heb aan het boekje van ds. E. A. van Es over het Ambtsgebed.

1. De betekenis.

Het valt op, dat de Bijbel ons meermalen vertelt over het gebed van ambtsdragers. Ik wijs op Mozes in de strijd met Amalek, Exodus 17: 11. Ik denk ook aan zijn drievoudige voorbede voor Israël nadat het volk het gouden kalf had aangebeden, Exodus 32 : 11, 33 : 14 en 34 : 19. Niet minder opvallend is de voorbede (en schuldbelijdenis!) van David nadat hij het volk had laten tellen. Hoe ontroerend en echt koninklijk-wijl op deze wijze van de herder! klinkt het dan: maar deze arme schapen wat hebben zij gedaan! 1 Kron. 21. Uit de vergelijking van 1 Kon. 17:1 met Jacobus 5:17 blijkt, dat Elia de Here gevraagd heeft om de regen in te houden. Hij heeft het de Here gesmeekt. En later is op zijn gebed de regen weer gekomen. Tenslotte wijs ik op Amos, die bij het zien van het naderend onheil bidt om vergeving. Hij heeft gericht moeten verkondigen, maar smeekt tegelijk met de belijdenis van zonden: O Here vergeef!, Arnos 7 : 2.

Wat bij nadere overweging nog meer opvalt is het feit, dat God aan deze gebeden ook gehoor heeft gegeven. We komen dus veelvuldig de voorbeden van dienstknechten des Heren in de Schrift tegen, en lezen ook steeds, dat de Here verhoorde.

Hoe komt dat? Och natuurlijk kunnen we zeggen: dat is Gods vrije gunst en goedheid. Daarin hebt u zeker gelijk. Wie zou aan de goedheid des Heren niet de verhoring van het gebed toeschrijven? Maar ik geloof, dat er toch nog iets anders is te noemen. Daarmee wordt het eerste niet doorgestreept, maar juist onderstreept.

We zullen niet van de gedachte uit moeten gaan, dat ambtsdragers beter bidden kunnen, dan gewone gemeenteleden. Dat is zeker niet altijd het geval. Er zijn wel voorbeelden van gemeenteleden, die bijzondere gebedsgaven hebben. Trouwens wat is „beter bidden”?

Maar wat verleent aan het ambtelijk gebed zoveel gewicht? Dat het gezegd wordt met de zwaarte en de verantwoordelijkheid van het ambt. Als de Here iemand werk in Zijn kerk te doen geeft, staat zo iemand ook onder de zorg des Heren. Hij doet het — als het goed is — niet voor zichzelf. Hij zal er dan ook bij de Here op mogen pleiten, dat hij niet zijn eigen zaak dient, maar Gods zaak. Zo kunnen we het in ons ambtelijk leven toch meemaken, dat we de Here als het ware Zijn Eigen zaak teruggeven en zeggen: Here het is uw zaak. Wilt u er dan ook zelf voor zorgen, al of niet met gebruikmaking van mijn krachten. Dat is ook de beste plaats in ons ambtelijk leven, als we onze opdracht aan de Here overgeven (dat is wat anders dan teruggeven) en zeggen: Here, het is uw zaak. Het gaat om uw naam; wil er dan zelf voor zorgen en mij helpen.

Het ambtelijk gebed zal hiervan uit moeten gaan. Het betreft aangelegenheden, zaken of mensen, bij wie de Here ons ambtelijk in betrok. Wanneer we die nu ambtelijk voor de Here brengen, zal Hij ook bijzonder willen horen. Want de Here stuurt zijn dienaren (en daar mee bedoel ik alle ambtsdragers in de kerken) maar niet op pad, alsof ze het zelf moesten uitzoeken. Maar de Here staat achter hen, gaat met hen mee of soms zelfs vooruit, gelijk de verspieders van de tweede ronde dat zo duidelijk ondervonden, Jozua 2 : 24.

Als we naar de bijzondere betekenis van het ambtelijk gebed vragen, moeten we hier terecht komen. De Here ontmoet in het ambtelijk gebed Zijn Eigen zaak. De opdracht die Hij zelf gaf, komt bij Hem terug met de belijdenis: Here wij kunnen het niet zonder U.

Dat is de kracht van het ambtsgebed, dat het om Gods eigen werk gaat. Het is daarom goed dat we bij het ambtsgebed ons bewust zijn van onze relatie tot onze Zender. Paulus spreekt over slaaf, Rom. 1:1, over dienaar en dienstknecht Col. 1:7, 1 Cor 4:1. Petrus gebruikt het woord rentmeester 1 Petr. 4: 10.

Wie zo zijn ambtsgebed ziet, verstaat ook wat bidden eigenlijk is. Het is het gaan tot God; het neerleggen van onze noden en zorgen voor Hem; het is het kwijt raken van onze wil en het eenswillend worden met God: Here niet mijn wil, maar Uw wil geschiede! Daarop daalt ook de vrede in het hart. Zo is bidden het oefenen van gemeenschap met God ook in zeer konkrete zaken. Maar daarbij blijft het gebed niet. Het wordt ook de lofverheffing om de wijsheid en de goedheid, om het geduld en de liefde van God. Het is de Here prijzen in de werken Zijner handen.

Van hieruit is ook te begijpen, dat Paulus zo vaak schrijft dat hij voor de gemeenten bidt. Dat is geen kwestie van gebeds-ijdelheid. Alsof hij eens wilde etaleren hoe intensief en hoe extensief zijn gebedsleven wel was. Verre was het Paulus om zo te werk te gaan en zulke oogmerken te dienen. Als hij over zichzelf schrijft is het alleen om te getuigen van de Here en over wat Hij van Hem verwacht. Daarmee toont hij dan dicht bij de mensen te willen staan en ze als het ware de Here en Zijn liefdedienst zo dicht mogelijk nabij te brengen. In Paulus’ leven was het gebed de grote kracht tot al zijn arbeid. Hij schrijft dan ook in Fil. 1 : 9, dat hij in al zijn gebeden telkens voor hen bidt. In Col. 1 : 3 lezen we dat hij te allen tijde bij zijn bidden God de Vader dankt voor het geloof en de liefde van deze gemeente. En even verder in die brief 1 : 9 „Daarom houden wij sedert de dag dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te vragen en te bidden, dat gij met rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. „En tenslotte in 2 Thess. 1:11: wij bidden te allen tijden voor u, dat onze God u de roeping waardig achte. Als Paulus in 2 Cor. 11 over zijn ervaringen in de dienst van de Here Jezus schrijft, zegt hij aan het slot: „afgezien van de dingen, die er verder nog zijn, mijn dagelijkse beslommering, de zorg voor al de gemeenten”, vers 28. Ik vermoed dat hier ook een stuk gebedszorg bij geweest is.

Ik wil hier tegelijk er even op wijzen hoe zeer Paulus de voorbede van de gemeente nodig heeft. Hij vraagt er herhaaldelijk om: Efeze 6: 19: Dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken. In Col 4 : 3 dat er een deur geopend worde om te spreken van het geheimenis van Christus. Men zie ook 1 Thess. 5: 25 en Hebr. 13 : 18.

Ons ambtelijk gebed zal ook voor een deel voorbede moeten zijn. Omgekeerd hebben de ambtsdragers zelf ook de voorbede nodig, zoals blijkt uit het verlangen van de apostel Paulus.

Om niet midden in de behandeling van het tweede punt te moeten afbreken, eindig ik hier en hoop de volgende maal iets te schrijven over de voorbereiding tot het ambtsgebed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Het ambtsgebed I

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's