Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en Leven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(12.)

I. Het Woord Gods. (k)

Het was dus het eeuwig voornemen Gods het Oosten de bakermat te doen zijn van Zijn heilsopenbaring. En dan verstaan we onder „het Oosten": Palestina, of wilt ge het land Kanaan en de aangrenzende landen.

Wanneer de Heere Zich aan Zijn dienstknechten, de profeten en apostelen openbaarde, dan kwam Hij rechtstreeks tot hen, hetzij mondeling, door tot hen tc spreken, hetzij visionnair, door gezichten in de nacht en in de droom.

Natuurlijk moesten die Goddelijke openbaringen bewaard blijven voor het nageslacht. Alle eeuwen door zouden die „Woorden Gods" van betekenis zijn en blijven en daarom was het noodzakelijk, dat ze te bock werden gesteld. Wie dat zullen doen? Oosterse mensen. Zij zullen de schrijvers worden van dat Goddelijke Boek, waarvan God de eigenlijke Auteur is. Geen wonder dan ook, dat de Bijbel een Oosters karakter draagt.

Is het U nimmer opgevallen, dat God Zich in Zijn openbaringen en bekendmakingen aan Abram, Mozes, David en anderen, steeds bediende van voorstellingen en begrippen waarmede deze Oosterse mensen vertrouwd waren? De Heere sprak hen in hun eigen taal aan en wilde van hun denk-en spreekwijze gebruik maken bij de opstelling van Zijn Woord. Apostelen en profeten zijn instrumenten in Gods hand en in hun eigen trant brengt elk dé woorden Gods naar voren. Ook dit was reeds van eeuwigheid in het raadsplan Gods opgenomen. Elke Bijbelschrijver is dan ook voor zijn taak berekend.

Zo was de Heere voornemens, dat Zijn kinderen troost en bemoediging zouden putten uit de Psalmen Davids, dat ze met hem klagen zouden in droefheid, of met hem jubelen in blijdschap. Op de van God gezette tijd wordt er een David geboren, die in zijn jeugd de schapen zijns vaders moet hoeden. Bij de trillende snaren van zijn harp zingt hij de eerste psalmen tot eer van zijn Schepper. Door Gods goedheid blijven ze bewaard voor de Kerk des Heeren en ook nu nog spreekt hij tot ons, nadat hij gestorven is. Wie was ook beter bekwaam om wijze spreuken na te laten dan de wijze koning Salomo ? Maar ook de ongeletterde koeherder Amos kan God gebruiken, als hij Zijn Woord aan Israël wil doen horen. Door God tot profeet geroepen en gezonden, verheft hij zijn stem in profetische taal tegen de zonden van Israël, daarbij niemand ontziend, koning noch onderdaan.

't Is dan ook niet toevallig, dat God zulke mensen, als David, Salomo of Amos aantreft. Neen! Al de Bijbelschrijvers moeten er komen op Gods tijd; de één wordt geboren in weelde en overvloed, terwijl de ander in armoede en ellende zijn dagen slijt; de één wordt grootgebracht in de drukte van het stadsgewoel, de ander kent alleen de stilte van het landleven. Zo weet God een ieder te gebruiken naar zijn aard en karakter; naardat Hij het nodig keurt voor de beschrijving van Zijn Woord.

Zo heeft de Heere alle levensomstandigheden van ieder mens bepaald. Maar wel in het bijzonder heeft hij de geboorteplaats en de geboortestond vastgesteld van elke Bijbelschrijver. Opvoeding en ontwikkeling, aanleg en karakter, het was alles reeds door Hem bepaald, zodat ieder straks op zijn eigen wijze zijn bijdrage zou leveren in de beschrijving van het Woord des Heeren.

Was die beschrijving; aan ons, Westerse mensen, toevertrouwd, gewis de Bijbel zou er anders hebben uitgezien. Nu echter Oosterse mensen dit werk ter hand 1 moesten nemen, nu is het ook begrijpelijk, dat de taal, de woordenkeus, de vorm en de stijl van heel de Bijbel een Oosters stempel draagt. Wie aandachtig Gods Woord leest, komt immers telkens uitdrukkingen en spreekwijzen in de Schrift tegen, die duidelijk aantonen, dat het leven in de Oosterse landen heel anders is dan bij ons.

Allereerst de taal! De boeken van het Oude Testament waren geschreven in het Hebreeuws, een taal, die aan het volk Israël geheel eigen was. Voor hen was er dus niets vreemds in! Het was hun moedertaal, waarbij ze opgegroeid waren en de zegswijzen daarin gebezigd waren hun volkomen bekend.

Nu is echter die Oosterse Bijbel niet in het land Kanaan gebleven, maar verspreid over de ganse wereld. In allerlei taal werd hij overgezet, ook in onze taal. En omdat wij met onze Westerse begrippen en voorstellingen zo ver van de Bijbeltaal afstonden, was het nodig, dat dit Oosterse Boek nader verklaard werd. Daartoe heeft de Heere mannen verwekt als Calvijn, Luther, Brakel, Comrie en anderen, die ons de betekenis der Heilige Schrift beter leerden verstaan. Ook heden ten dage zijn hun geschriften nog van grote betekenis. Denk maar aan Calvijns „Institutie" en aan Brakels „Redelijke Godsdienst"; boeken, die ons bij de bestudering van Gods Woord onschatbare diensten kunnen bewijzen. Mocht er ook in onze dagen lust en genegenheid gevonden worden om naast Gods Woord deze hulpbronnen naarstig te onderzoeken. Het is inderdaad do moeite waard!

\ J. KRAMP.

RECTIFICATIE

In ons voorgaande artikel Leer en Leven is één woordje weggevallen, dat er tóch staan moet. Zie pag. 196, regel 10 van onder. Er staat: „daar stond Christus." Dit moet zijn: „daar stond Christus' kruis."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1950

Daniel | 8 Pagina's

Leer en Leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1950

Daniel | 8 Pagina's