Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vernieuwing van het gemoed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vernieuwing van het gemoed

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En wordt deze wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.” Romeinen 12 : 2.

De vernieuwing van het gemoed hebben wij bij de aanvang nodig als onze levendmaking en bij de voortgang tot onze heiligmaking.

Daar de Schrift zegt: „Jaagt de vrede na met allen en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zal zien,” hebben wij deze innerlijke vernieuwing met ernst te zoeken in de genade des Heeren.

Van onze kant is zij niet tot stand te brengen. Wij moeten veranderd worden door de vernieuwing van het gemoed daar wij van nature die verkeerde kant uit gaan. Zodat wij tegen de zuigkracht van de wereld niet zijn opgewassen. En uit kracht daarvan haar als vanzelf gelijkvormig worden in haar verregaande zorgeloosheid, als zijnde de kortste weg naar de eeuwige duisternis. „De wijze vreest,” neemt de roepstemmen des Heeren ter harte,” en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopend toornig en zorgeloos.” Wil niet vermaand worden om op te staan uit zijn diepe slaap der zorgeloosheid.

Maar ten opzichte van de wereld met al haar begeerlijkheid is men niet zorgeloos. Zij wordt al gaande-weg met steeds meer inspanning gezocht om was het mogelijk, het ledige hart te verzadigen. Wat uitloopt en altijd weer uitlopen moet op een bittere teleurstelling.

Bedenk het wel dat ons hart van een hoge afkomst is. Het is geschapen tot een woonstede voor de Heere en daarvan is de ingeschapen Godskennis een allerduidelijkst bewijs. Een onuitroeibaar besef dat er een God is. En daarvan getuigt het geweten bij dagen en bij nachten. Knaagt het als een worm die niet sterft. Het zijn roepstemmen van de Heere tot bekering.

Met kracht zegt de Schrift ons; „En wordt deze wereld niet gelijk vormig,” want zij vergaat met al haar begeerlijkheden.

Zeker, door de geboorte op de erve des verbonds zijn wij van de wereld onderscheiden, daar wij mogen horen de heerlijke lokstem van het Evangelie. Zodat wij leven onder de bearbeiding van het Woord des Geestes.

Maar met die uitwendige onderscheiding kunnen wij niet bestaan in de grote dag van het gericht. Wij moeten veranderd worden door de vernieuwing van het gemoed, om te komen tot de onberouwelijke keus de Heere te vrezen. En dat is mogelijk door de genade van de Heere Jezus, die ons gepredikt wordt.

Duidelijk wordt ’t ons vanuit de Schrift betuigd dat het hardste hart door Hem vernieuwd kan worden. En daardoor wordt u een viesen hart deelachtig, een hart met een diep gevoel van geestelijke en Goddelijke dingen. Een gemoed waarin de Heere de wet van Zijn liefde schrijft door Zijn Geest en steeds dieper indrukt, om haar hartelijk lief te hebben. U krijgt een teder gemoed omtrent het haten van het kwade en het doen van het goede.

Voor het verdorven bestaan van de mens is de dienst des Heeren, die geldt naar de regel van Zijn Woord, een zware dienst alsof het een slavendienst is. En dat is Zijn dienst in geen geval. Die harde gedachten van de dienst des Heeren komen op uit de redeneringen van het ongeloof. Maar het geloof dat door de liefde werkt heeft de wet des Heeren hartelijk lief. Zijn dienst is een liefdedienst. Vraagt geen loon, de vreugde van die dienst doet het hart delen in de blijken van Gods zoete gunst die meer sterkt dan de uitgezochtste spijzen.

De Heere schrijft de wet der liefde in ons gemoed „opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil Gods zij.”

Het ging bij Christus in het verdienen van de zaligheid om het doen van de wil des Vaders. Zodat de zaligheid die door Hem verdiend is tot verheerlijking van Gods Naam, alleen in het doen van de wil des Heeren, gesmaakt kan worden. Op de vraag: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?” is Paulus gezegd wat hij doen moest. Wat hij als apostel anderen moest leren, heeft hij eerst zelf bevindelijk van de Heere geleerd. En zo werd en bleef de Heilige Geest zijn leermeester in de dingen van Gods Koninkrijk.

Uit kracht daarvan ging Paulus in gehoorzaamheid aan de Heere naar de stad en kwam in de straat genaamd de Rechte. Waar hij wenende en biddende werkzaam was aan de troon der genade. Hij had al zijn eigengerechtigheid als werken van de wet verloren als grond voor de eeuwigheid, onder de majesteit van Gods heiligheid en rechtvaardigheid. Hij bad als een arme zondaar tot de Heere om ontferming.

Onderzoekt de Schrift en beproeft het maar of dat niet is de wil des Heeren. Paulus werd op de leerschool van de waarachtige bekering Gods vergevende liefde in Christus deelachtig. En dat heeft in zijn hart en leven steeds meer diepgang verkregen. Zodat hij door een hartelijke vreugde in God door Christus met steeds meer lust en liefde begeerde te leven naar de wil des Heeren in het doen van goede werken.

Vanuit die innige geloofsgemeenschap met Christus wordt ’t ook uw hart tot spijs en drank de wil des Heeren te doen. En dat is de kostelijkste spijs en drank vanwege de heerlijke smaak en de voedende kracht tot versterking. Daarin is uw kracht om uw kruis te dragen, uw strijd te strijden en uw loop te eindigen door te jagen naar de volmaaktheid.

Hierin is uw onderscheiding van de wereld door de vernieuwing des gemoeds. En dat vervult uw hart met een innige tederheid in uw denken en willen tot eer van de Heere. Om zo tot roem van Zijn genade te mogen zijn een zoutend zout en een lichtend licht tot zegen en bekering van anderen.

Vanwege het verderf dat ons aankleeft hebben wij deze vernieuwing van het gemoed altijd weer nodig. Opdat wij ’t niet moe zouden worden onze lichamen vanuit de ontfermende liefde Gods te stellen tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De vernieuwing van het gemoed

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's