Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Kershaw

J A. Saarberg, Waar Gij Uw voetstap zet. Leven en arbeid van John Kershaw, 345 blz., ƒ 47,50, tweede druk, Uitgeverij den Hertog B.V. Houten.

John Kershaw leefde van 1792-1870. Hij behoorde tot de vriendenkring van J.C. Philpot, J. Warburton en W. Gadsby. De auteur schetst ons in dit boek het leven John Kershaw. Hierbij is gebruik gemaakt van de autobiografie alsook van andere boeken, brieven en tijdschriften uit de tijd van John Kershaw. Enkele zaken uit dit boek willen wij in onderstaand artikel aan u doorgeven om kennis te kunnen nemen van de inhoud van dit lezenswaardige, inhoudsvolle boek. Achterin treffen we een literatuuropgave aan en een persoonsregister.

Dood in de zonden en misdaden

Eerlijk wordt het zondige eertijds van John Kershaw getekend. Met tegenzin ging hij met zijn vader mee naar de kerk. “De kerk leek mij een gevangenis toe. Wat heb ik er dikwijls neergezeten met grote tegenzin, letterlijk mijn oren toestoppend om de stem van de leraar maar niet te horen. Uit louter verveling zat ik op mijn plaats maar heen en weer te schuiven. Het woordje ‘amen’ was voor mij het meest welkome woord van de gehele dienst. Zodra de predikant dit maar gezegd had, trachtte ik zo spoedig mogelijk buiten te komen en ging met een vaart naar huis. Thuisgekomen trok ik mijn ‘kerkkleren’ uit en mijn daagse kleren aan, en weg was ik weer naar buiten in het veld en de omringende bossen, om daar mijn kameraden te vinden.” Kershaw had wel achting voor zijn vader maar was met wrevel vervuld tegen zijn godsdienstige opvattingen. “Mijn arme ziel was zo begerig zich te kunnen uitleven in de zonde, dat ik niet kon verdragen wat mij daarin slechts de minste weerstand bood.” Eerlijk wordt zijn zondige leven getekend. Zijn opvoeding maakte hem het zondigen niet gemakkelijk. Al in zijn vroege jeugd zijn er steken in zijn geweten en diepe overtuigingen van zonde. Hij ziet zichzelf als wandelende op de brede weg die naar het verderf voert. Het hart is verdorven, de zonde is sterk, de greep van de satan is fel.

Gearresteerd

Dit geschiedde bij John Kershaw op 14-jarige leeftijd. Het was alsof de Heere Zijn almachtige Hand op zijn schouder legde. Het Goddelijk licht scheen met grote kracht in zijn ziel. Nu zag hij wie hij was en is voor God. Tranen van droefheid en schaamte vloeiden langs zijn wangen. De dood, het oordeel en de grote eeuwigheid werden werkelijkheden voor hem. Hij stond als aan de grond genageld. Bevend zat hij in de bank. Hij hoorde nauwelijks wat de predikant zei. Voor zo’n ellendige zondaar zou er toch geen woord bij zijn. De onverschilligheid waarmee hij die zondagmorgen was opgestaan was voor goed voorbij. Plotseling werd in diezelfde tijd een leraar van John Kershaw uit het leven weggenomen en ook werd een van zijn kameraden weggerukt uit het leven.

Deze voorvallen maakten diepe indruk op hem. De satan probeerde hem wijs te maken dat er na dit leven geen leven meer was, maar het geweten van John getuigde anders. John kreeg al meer oog voor de heiligheid en de rechtvaardigheid van God. Hij ervoer iets van de banden des doods en de angsten der hel. Hij riep tot God en stortte zijn ziel voor de Heere uit en zuchtte in het gebed. Hij werd gedrongen in de eenzaamheid schuld te belijden voor de Heere. Hoewel hij godsdienstig was opgevoed schreef hij later eerlijk: “Ik wist niet meer van Christus en de weg der zaligheid dan een heiden, die nog nooit de naam van Jezus heeft gehoord.” Hij ging het zoeken in verbetering van zijn leven. Hij wilde de zonde met wortel en tak uitroeien. Er kwam evenwel van al de besluiten die hij nam niets terecht. Hij ging minstens driemaal per zondag naar de kerk. In de week ging hij ook. Hij verhief zich op zijn godsdienst. Eens hoorde hij een preek over de godsdienst van de schriftgeleerden en farizeeërs. Daarvan thuiskomend moest hij het zeggen: “Ik heb mijn best gedaan, wat ik maar kon. Als dan al mijn kerkgaan, al mijn goeddoen, al mijn godsdienst niets helpt, ja ik met dat alles niet beter ben dan de goddeloze, weet ik het niet meer. Dan begin ik er niet meer aan ook! Want na alles wat ik volbracht heb, ben ik nog geen stap dichter bij de hemel, maar er verder vandaan dan ooit.” Toen besloot hij als hij dan toch verloren zou moeten gaan, dat het dan maar zou moeten gebeuren als bij al de anderen. Hij ging naar de paardenwedrennen, maar kon het daar toch niet uithouden. De satan verzocht hem nog eens naar de wedrennen te gaan, maar toen mocht John net als Christen de rug toekeren aan stad Verderf. John mocht nu werkelijk zijn schuld en veroordeling inleven. Een vloekende en veroordelende wet stond tegenover hem en eiste: Betaal mij wat gij schuldig zijt. Hij had niets om te betalen. De zonde werd levend en John stierf aan alle hoop zich ooit te kunnen verlossen.

Het Evangelie van genade en ontferming

Op Gods tijd mochten de oren van John Kershaw de klanken van het lieflijk Evangelie van genade en ontferming voor doodschuldige zondaren horen. Het was onder een preek over Jesaja 45:22 “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden alle gij einden der aarde; want ik ben God en niemand meer.” Hij mocht de bekwaamheid van de Zaligmaker zien om de voornaamste der zondaren volkomen zalig te maken. Christus heeft de wet vervuld en is een vloek geworden voor Zijn volk. Wat John nodig had in zijn nood en ellende was bij de Zaligmaker te vinden. Wat kreeg Christus oneindige waarde voor hem. Hij hongerde naar Christus en Zijn gerechtigheid. Hij las de Bijbel met nieuwe ogen en hoorde de prediking met nieuwe oren. Hij werd overtuigd van de gepastheid, dierbaarheid, bekwaamheid en algenoegzaamheid van Jezus Christus. Er rees ook verwondering in zijn hart dat de Heere hem niet had laten wandelen als zijn kameraden. Hij was werkelijk niet beter dan hen geweest. Wanneer hij ooit zalig zou worden zou het alleen vrije, souvereine ontferming zijn. De keuze van Ruth mocht in zijn hart leven. Er leefden ondertussen nog vele vragen en vrezen in zijn binnenste. Indien mijn berouw oprecht zou zijn, zouden mijn gebeden wel hartelijker zijn. Onder het gebed kunnen zijn gedachten zo afdwalen. Schuldig, onrein, gans melaats, onbekwaam tot enig goed, geneigd tot alle kwaad, dat was John Kershaw voor God. De boze viel hem aan met de woorden dat er voor hem geen genade was. Wanneer de Heere hem voorbij zou gaan, zou hij Hem geen onrecht kunnen toeschrijven. Hij werd zelfs door de satan verzocht om een einde aan zijn leven te maken. Maar de Heere bewaarde hem daarvoor, op het gebed. Romeinen 7 en 8 gingen spreken in zijn ziel. “Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.” De woorden werden zaken in zijn ziel. John Kershaw mocht de reinigende en heiligende kracht van het lijden en sterven van Christus ondervinden.” Christus heeft zijn zonden weggedaan door Zijn offer.

Prediker

De genade die Kershaw had mogen ontvangen wekte de begeerte in hem op instrument te mogen zijn voor anderen, waardoor de Heere gevangenen opening der gevangenis zou doen verkondigen. De begeerte werd gevoeld het Evangelie te mogen verkondigen aan medezondaren. Hij begeerde de treurigen Sions te troosten en hen te wijzen op een gebedhorend en gebed verhorend God. Hij gevoelde zijn eigen onwaardigheid. Hij gevoelde zich de grootste der zondaren en de minste der heiligen, onbekwaam tot dit grote werk. Er kwamen werkzaamheden aan de troon der genade. Hij gevoelde net als Mozes dat hij niet wel ter tale was. Met Jeremia moest hij getuigen dat hij niet kon spreken omdat hij jong was. Maar de Heere kwam hem te bemoedigen met de woorden die tot Gideon gesproken waren: “Ga heen in deze uw kracht.” Ook mocht hij zien op Christus Die alle macht is gegeven in hemel en op aarde. De Heere kan ook hem bekwamen. Christus stoot arbeiders uit in Zijn wijngaard naar Zijn wil. Het blijkt dat de predikant, Warburton, en de gemeente af weten van de werkzaamheden van Kershaw met het ambt en dat ook overnemen. Warburton vraagt op 30 december 1813 aan Kershaw om voor te gaan. Woensdag 9 januari 1814 spreekt hij over de tekst: “Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.” In 1817 is Kershaw predikant in Rochdale geworden. Tot aan zijn sterven is hij daar predikant geweest.

Sterven

In maart 1868 schrijft Kershaw in een brief: “Wat is het een voorrecht, dat de Heere eeuwig blijft. Al worden Zijn dienaren oud en zwak, al verlaten zij de strijdende kerk om in te gaan in de eeuwige rust, de belofte blijft, dat Hij herders zal geven naar Zijn eigen hart om Zijn volk te hoeden met wetenschap en met verstand.” Hij voelt zich ouder en zwakker worden. In 1869 is hij zes weken lang uiterst zwak geweest. Men vreesde dat hij zou sterven. Aan een van zijn vrienden schrijft Philpot op 24 juni 1869

“De heer Kershaw ligt op zijn sterfbed, maar om zijn eigen woorden te gebruiken, ‘zo vol van de hemel als hij dragen kan.’ Een passend besluit voor zijn lang, werkzaam en godzalig leven.” Toch overleed Philpot nog eerder dan Kershaw. De laatste heeft zelfs nog enige keren gepreekt. Op zondag 12 december 1869 preekt hij over de woorden: “Want het leven is mij Christus.” De volgende zondag over deze woorden: “Het sterven is mij gewin.”

De laatste preek deed hij 2 januari 1870 over 1 Petrus 1:12 “Die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die van de hemel gezonden is.” Dinsdag 11 januari 1870 overlijdt hij om in te gaan in de vreugde zijns Heeren.

J.C. Ryle, Wie Hem vroeg zoekt, 77 blz., ƒ 17.50, Uitgeverij de Groot Goudriaan - Kampen Vertaald door J.J. Snijders.

Het boekje is een gedeelte uit The Upper Room van Ryle. In het voorwoord van de vertaler wordt uitgelegd waarom het boekje deze titel draagt in het Nederlands. Het boek bevat de volgende zaken: Redenen waarom jonge mensen vermaand moeten worden, bijzondere gevaren waartegen zij gewaarschuwd moeten worden, algemene adviezen en gedragsregels voor jonge mensen. Als gevaren voor jonge mensen noemt de schrijver: hoogmoed, genot en vermaak, onnadenkendheid en onverschilligheid, het verachten van de godsdienst, vrees voor de mening van de mens. Een goede zaak voor onze jongeren dit boek te lezen en te overdenken.

Ebenezer Erskine, De regenboog van het verbond, 72 blz., ƒ 17,50, Uitgeverij de Groot Goudriaan - Kampen. Het boekje is vertaald door dhr. L.J. van Vaalen.

Het is een appellerende verhandeling met als uitgangspunt Openbaring 4:3b. De auteur ziet de regenboog als beeld van het genadeverbond. Het zal zijn weg wel vinden. Op blz. 32 en 33 wordt geschreven over de kracht van de inwonende zonde en hoe zich daaronder te gedragen: “Misschien laten de satan en uw verdorvenheid tezamen genomen u struikelen en u op uw rug werpen om u zo in de modder te vertreden, zodat uw klederen u zullen doen verafschuwen. Wat moet u in dit geval doen? Ook nu moet u zien op de troon en op de verhoogde Koning, Die bekering en vergeving van zonden schenkt, opdat Hij u opnieuw door het bloed van het verbond uit de kuil, waarin geen water is, optrekke. Zie op de regenboog van het verbond en u zult bevinden wat op het gewelf van deze boog geschreven staat, dat ‘al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen van een duif, overdekt met zilver en welker verderen zijn met uitgegraven geluwen goud’ (Ps. 68:14). Luister naar de stem van Hem Die op de troon zit en u zult Hem horen zeggen: ‘Ofschoon gij met vele boeleerders hebt geboeleerd, keert nochtans weder, zegt de Heere’.”

Dr. J. van Beelen, Doet dit tot Mijn gedachtenis, Een onderzoek naar de relatie tussen avondmaal en ambt: over avondmaalsmijding van ambtsdragers en het probleem van de bediening, 247 blz., ƒ 39,95, Uitgeverij J.J. Groen - Leiden.

Ten diepste wordt in dit boek van het Avondmaal een gedachtenismaaltijd gemaakt, zoals Zwingli dat ook heeft gedaan, die niet dient tot versterking van het geloof. Het boek vindt zijn aanleiding in een hervormd herderlijk schrijven uit 1986 over avondmaalsmijding door ambtsdragers. De auteur wil niet spreken van Avondmaals - bediening, maar van Avondmaalsviering. Zo slaat de mens centraal en niet de Heere. De auteur stelt dat het Avondmaal geen sacrament is, maar een maaltijd. Het Avondmaal staat op gelijk niveau met prediking, zingen en gebed.

De gemeenschapsgedachte dringt het persoonlijke geloven naar de achtergrond.

Ambtsdragers zijn eigenlijk niet nodig bij het Avondmaal, de gemeente handelt immers zelf. We treffen in dit boek een visie op het Avondmaal aan die sterk afwijkt van de klassiek reformatorische opvatting . Hoewel er uiteraard ook waardevolle zaken in vermeld zijn, kunnen we dit boek niet aanbevelen aan onze lezers.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's